Landschappen gevormd door ijs Flashcards

1
Q

Stuwwal

A

Gletsjerresten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gletsjermelk

A

smeltwater beladen met puin dat via de kloven naar de gletsjer poort loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Regressie

A

Door de opstapeling van water onder vaste vorm daalt de zeespiegel met meer dan honderd meter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sneeuwgrens

A

De hoogte boven zeeniveau waarop gedurende het hele jaar sneeuw blijft liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Palynologie

A

Een andere methode om de klimaatsverandering te bepalen aan de hand van pollen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pakijs

A

Ontstaat uit bevroren oceaan water en heeft in de winter een groter gebied dan in de zomer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nunataks

A

Is een bergtop dat boven een gletsjer uitsteekt. Ze zijn door wind en lage temperatuur scherp geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fossiel

A

Een fossiel zijn resten en sporen van planten en dieren die bewaard zijn gebleven in gesteenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ijskap

A

Een koepelvormige, aaneengesloten ijsmassa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transgressie

A

De kustlijn verschuift landinwaarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ijsberg

A

een drijvende ijsmassa afkomstig van een gletsjer en steekt slechts 1/8 boven water uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Glaciaal

A

Een periode waarin het klimaat op aarde kouder was dan nu. Grote delen van het land waren bedekt met landijs en gletsjers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Firn

A

fijne poeder sneeuw die door het smelten en weer bevriezen verandert in korrelsneeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verval

A

Hoogteverschil tussen twee willekeurige punten van een watergang. Vb: suis, dam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fjord

A

Vroegere gletsjerdalen in kustgebergten die nu zijn ingenomen door de zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

U-dal

A

Een gletsjer die door een dal schuift oefent op de bodem en de zijwanden een sterk uitscheurende werking uit, daardoor ontstaat een u dal.

17
Q

Cirque

A

Amfitheatervormige bekken

18
Q

Morene

A

Gesteente en puin dat door de schurende werking van een gletsjer word mee gevoerd

19
Q

Firnbekken

A

= cirque: Amfitheatervormigebekken

20
Q

Landijs

A

Een koepelvormige aaneengesloten ijsmassa.

21
Q

Continentaal plat

A

Het gedeelte van een continent dat onder water staat

22
Q

Crévasses

A

Brede kloven en spleten

23
Q

Ijstijd

A

Geologisch tijdvlak waarin ijskappen voorkomen

24
Q

Interglaciaal

A

Een warmere periode dan een gewoon glaciaal

25
Q

Ijsplaat

A

Grote drijvende ijsvlakken die vast zitten aan het land