landbouw woorden en uitdrukkingen Flashcards

1
Q

biocide

A

middel dat wordt ingezet om organismen in de land- en tuinbouw te bestrijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

irrigatie

A

technische, kunstmatige bevloeiing met water in droge delen van de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

monocultuur

A

één gewas produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

natuurinclusief

A

grond die dood biologisch materiaal bevat, voornamelijk afkomstig van planten en voor een kleiner deel uit dierlijke resten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

veredeling

A

de beste zaden selecteren om zo efficiënt mogelijk te produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ecosysteem

A

ordening van een geheel van dieren en planten die in een bepaald gebied voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

emissie

A

uitstoot van verontreinigende stoffen uit een bepaalde bron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

keurmerk

A

certificaat voor een product of bij een beschrijving van een dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

klimaatneutraal

A

(geproduceerd) zonder uitstoot van broeikasgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

natuurbeheer

A

actieve regulatie, zoals kappen en maaien; beleidvorming met betrekking tot wetten en maatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vruchtwissel

A

het op een perceel na elkaar telen van karakteristiek verschillende gewassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de ossen achter de ploeg spannen

A

averechts te werk gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

te veel hooi op je vork nemen

A

te veel werk aannemen en daardoor in de problemen komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het hek is van de dam

A

iedereen doet wat die wil, zonder grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geld over de balk smijten

A

nodeloos verspillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door de mand vallen

A

betrapt worden

17
Q

het zwarte schaap zijn

A

(ten onrechte) de schuld krijgen