la route Flashcards
de weg uitleggen ofz
1
Q
le bâtiment
A
het gebouw
2
Q
le carrefour
A
het kruispunt
3
Q
le centre commercial
A
het commercieel centrum
4
Q
(en plein) centre-ville
A
in het stadscentrum
5
Q
le coin
A
de hoek
6
Q
l’endroit
A
de plaats
7
Q
les environs
A
de omgeving
8
Q
les horaires d’ouverture
A
de openingstijden
9
Q
l’itinéraire
A
de reisweg
10
Q
le piéton
A
de voetganger
11
Q
le pont
A
de brug
12
Q
le rond-point
A
het rondpunt
13
Q
le sens unique
A
het eenrichtingsverkeer
14
Q
le trafic
A
het verkeer
15
Q
le virage
A
de bocht
16
Q
la circulation
A
het verkeer
17
Q
la destination
A
de bestemming
18
Q
la déviation
A
de omleiding
19
Q
la distance
A
de afstand
20
Q
la gare
A
het (trein)station
21
Q
la piscine
A
het zwembad