kwalitatief onderzoek Flashcards

1
Q

doelen van kwantitatief onderzoek?

A

sociale genomen begrijpen vanuit natuurlijke context en empirische patronen vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is inductie?

A

specifieke observaties om de sociale werkelijkheid te omschrijven en de theorieën aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een informant?

A

ervaringsdeskundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de 2 soorten interviews?

A

ongestructureerd en semi-gestructureerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk karakter heeft een kwalitatief onderzoek ?

A

een iteratieve karakter (geen vaste fases)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe heet het wanneer de hele populatie onderzocht wordt?

A

census

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de 5 verschillende selecte steekproeven?

A

1.gemak steekproef
2.doelgerichte steekproef
3.quota steekproef
4.sneeuwbal steekproef
5. sequentiële steekproef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat betekend Sample for range (doelgerichte steekproef)?

A

op zoek naar een zo breed mogelijke scala aan ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat betekend case study logic? (doelgerichte steekproef)

A

elke participant is waardevol voor het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de groepssamenstelling van een focus groep?

A

moderator, homogene groep qua achtergrond, heterogene ervaringen/meningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe heet het wanneer je geen nieuwe inzichten meer krijgt van onderzoek?

A

saturatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een transcript?

A

letterlijk uitgetypt interview

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er opgeschreven in de field notes?

A

wie? locatie? indruk/gedrag van participant? eerste ideeën van de onderzoek gedurende het interview.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is belang van verstandhouding?

A

de correspondent kan jou vertrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe hebben betrouwbaarheid en validiteit betrekking op focus groep?

A

betrouwbaarheid: moderator is bewust van het verloop van het gesprek.
validiteit: non-verbale signalen, doorvragen, verstandhouding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is triangulatie?wat is het doel?

A

het onderzoeken van een sociaal fenomeen vanuit verschillende invalshoeken. geloofwaardigheid te vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de 4 verschillende vormen van triangulatie?

A
  1. data triangulatie
  2. onderzoeker triangulatie
  3. theoretische triangulatie
  4. methodologische triangulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de drie verschillende observatie onderzoek?

A
  1. participerend vs. niet-participerend
  2. verhuld vs. onverhuld
  3. systematisch vs. niet-systematisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe heet de plek van het observatie onderzoek?

A

site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe krijg je toegang tot een site?

A

gate keeper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe krijg je toegang tot een site?

A

gate keeper

22
Q

wat is een key informant?

A

centraal persoon die belangrijke kennis heeft en kan delen.

23
Q

waaruit bestaat de verzamelde data van observatie onderzoek?

A

fieldnotes, inferenties (interpretatie onderzoek), eigen gevoel, analyses.

24
Q

hoe hebben validiteit en betrouwbaarheid invloed op observatieonderzoek?

A

betrouwbaarheid: zullen verschillende onderzoekers dezelfde dingen observeren en op dezelfde manier interpreteren?
validiteit: gedrag wordt beïnvloed door aanwezigheid onderzoeker.

25
Q

wat gebeurt er als je te betrokken raakt bij het participeren in observatie onderzoek?

A

going native

26
Q

wat zijn covert Observers?

A

objectieve observaties, maar mogelijkheid tot misinterpretaties.

27
Q

wat is reactiviteit

A

mensen gaan zich anders gedragen doordat er een onderzoeker is.(Hawthorne effect)

28
Q

Wat is een voordeel en een nadeel van het gebruiken van al bestaande gegevens?

A

voordeel: geen reactiviteit
nadeel: context is niet duidelijk

29
Q

hoe hebben validiteit en betrouwbaarheid invloed op de verzameling van bestaande gegevens?

A

betrouwbaarheid: vinden 2 verschillende onderzoekers wel dezelfde bestaande gegevens/
validiteit: is het materiaal geschikt voor het onderzoek?

30
Q

wat zijn de vier data verzamelingsmethodes van kwalitatief onderzoek?

A

interview, focusgroep, observatie, bestaande data.

31
Q

Wat is anoniem onderzoek?

A

bij een onderzoek wordt er geen persoonsgegevens verzameld

32
Q

wat is vertrouwelijk onderzoek?

A

onderzoekers voorkomen dat de persoonlijke gegevens van deelnemers gekoppeld kan worden aan de deelnemer.

33
Q

Wat staat er allemaal in de informed consent?

A
  1. deelname is vrijwillig
  2. voordelen van deelname
  3. nadelen en risico’s
  4. hoe lang het duurt
  5. hoe wordt privacy gewaarborgd?
34
Q

wat zijn de 3 ethische aspecten waar onderzoeker rekening mee moet houden?

A
  1. informed consent
  2. vertrouwelijkheid
  3. beveiliging en delen van data
35
Q

wat is debriefing?

A

participanten worden later verteld over het onderzoek zijn hypothesen.

36
Q

Wat is het doel van kwalitatieve data- analyse?

A

opdelen van gegevens in hanteerbare segmenten om specifieke processen of patronen te kunnen onderscheiden

37
Q

wat zijn de stappen van data- analyse?

A
  1. data management en voorbereiding
  2. doornemen en reduceren van de data
  3. coderen van de data
  4. memo’s schrijven
  5. construeren en toetsen modellen
38
Q

wat zijn 3 verschillende soorten codes?

A
  1. attribute codes : (achtergrond of demografische informatie van de deelnemer)
  2. index codes: geven brede/algemene onderwerpen aan grote stukken tekst
  3. analytic codes: beschrijven van de betekenis van specifieke stukken tekst + bijdragen aan theorievorming.
39
Q

hoe kan je de kwaliteit van onderzoek analyse vergroten?

A
  1. sample for range
  2. inconvenience sample
40
Q

hoe kan je de validiteit van je bevindingen vergroten?

A
  1. verklaringsmodellen moeten sterke basis hebben in empirische gegevens
  2. alternatieve verklaringen kunnen evalueren
  3. inconvenience sample
41
Q

wat zijn 3 aspecten van een niet ethisch onderzoek?

A
  1. geen respect
  2. beschadiging deelnemers
  3. gericht op achtergestelde groep (kwetsbare groep)
42
Q

wat zijn APA’s 5 algemene principes?

A
  1. beneficence (weldadigheid): beschermen tegen schade van welzijn, voor en nadelen voor de gemeenschap.
  2. gerechtigheid:een balans tussen deelnemers en de profiteurs.
  3. respect : autonoom, geen dwang, informed consent
  4. getrouwheid: vertrouwen en accepteren verantwoordelijkheid
  5. integriteit: streven naar de waarheid en eerlijkheid.
43
Q

Wat moet er volgens APA in onderzoeksplan staan?

A
  1. omschrijving onderzoek
  2. risico’s en baten
  3. informed consent
  4. hoe privacy wordt gewaarborgd.
44
Q

Wat zijn de twee verschillende decepties? (deceptions)

A
  1. omission (weglating)
  2. commision (actief liegen)
45
Q

hoe heet het wanneer de onderzoeker data verzint?

A

data fabrication

46
Q

hoe heet het als de onderzoeker data resultaten aanpast?

A

data falsification.

47
Q

wat zijn de twee verschillende onderzoeksvragen?

A

fundamenteel : uitbreiden kennis
toegepast: specifiek doel, oorzaak gevolg

48
Q

kenmerken goede wetenschappelijke theorie?

A
  1. ondersteund door wo
  2. falsifieerbaar: moet weerlegd kunnen worden.
  3. spaarzaam: niet complexer maken
49
Q

weight of the evidence?

A

collectie van alle studies samen over 1 onderwerp

50
Q

stappen van theorie- data cyclus

A
  1. theorie
  2. onderzoeksvragen
  3. onderzoeksontwerp
  4. hypothesen
  5. data verzameling
  6. data analyse
51
Q

kenmerken van kwalitatief wetenschappelijk onderzoek

A

empirisch
controleerbaar
probabilistisch