Kunst Voor De Nieuwe Samenleving 19e Eeuw Flashcards

1
Q

7 historische ontwikkelingen in de 19e eeuw

A
  1. opkomst bourgeoisie
  2. Industrialisatie
  3. Imperialisme
  4. Nationalisme
  5. Groeiend historisch bewustzijn
  6. Marxisme
  7. Darwinisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op wat voor manier veranderde het historische bewustzijn in de 19e eeuw (3)

A
  • fascinatie nationaal verleden
  • geschiedenis kunst is lineaire historische ontwikkeling
  • canonvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat werd er tentoongesteld in Musee des monuments francais en wat was hier vernieuwend

A
  • kunstwerken Franse revolutie
  • voor het eerst chronologische tentoongesteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was vernieuwend aan de Salontentoonstelling

A

Kunst werd onderdeel van publiek debat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was vernieuwend aan Musee de Luxembourg

A

Allereerste museum geweid aan kunst van levende kunstenaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie was de belangrijkste kunstenaar van schilderkunst voor Napoleon

A

Jacques-Louis David

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie was de leerling van Jacques-Louis David en waarin verschilde hij (5)

A
  • Jean-Antoine Gros
  • warmere kleuren, grotere toetsen, meer nadruk op individu, meer dramatiek, eigentijdse scènes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het meningsverschil tussen Delacroix en Ingres en wat waren hun uitspraken

A
  • neo-classicisme vs romantiek
  • Delacroix: “lijn is niets anders dan kleur”
  • Ingres: “lang leve de lijn”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor heeft de romantiek zoveel verschillende uitgangsvormen

A

Door de opkomst van het nationalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Betekenis subliem

A

Gevoelens van ontzag gemixt met angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarmee werd het neo-classicisme vooral geassocieerd

A

Frankrijk en Napoleon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kenmerken Nazareners (3)

A
  • interesse in middeleeuwse kunst
  • geen grote dramatiek
  • geen klassieke inspiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 2 verschillende stromingen waren er voor Engelse landschapsschilderijen uit de Romantiek en wat hielden deze in

A
  • subliem: alternatieve interpretatie van de wereld, ervaringen, minder tastbare thema’s zoals licht
  • picturesque: snijvlak schoonheid en schattige grilligheid natuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken oriëntalisme (3)

A
  • “samenleving Afrika leek meer op klassieke oudheid/was puurder”
  • niet westerse volkeren werden gezien als gewelddadig/barbaars
  • kolonialisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 thema’s speelden mee in het realisme

A
  1. Industriële revolutie
  2. Sociale kwesties
  3. Blik op platteland
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 redenen waarom plein air schilderen mogelijke werd

A
  1. Uitvinding verftube
  2. Opkomst spoorlijnen
17
Q

3 vernieuwende elementen in De steenhouwers, Gustave Gourbet

A
  1. Laat zien hoe zwaar/onrechtvaardig het werk steenhouwers was
  2. Het verbeelden van niet verheven personen op monumentaal formaat
  3. De beperking tot alleen dat wat de schilder kan zien
18
Q

Wat zijn de twee soorten definities van moderne kunst

A
  1. Chronologische definitie
  2. Kwalitatieve definitie (eigentijds, vergankelijkheid)
19
Q

Wat wordt typerend voor moderne kunstenaars

A

Kunstenaars richten zich steeds zelfbewuster tegen de gevestigde orde

20
Q

Wat proberen de impressionisten weer te geven in hun werk

A

Een subjectieve impressie van de vluchtigheid/vergankelijkheid van de moderne stad

21
Q

2 visuele kenmerken van impressionisme

A
  1. Schetsmatige toets
  2. Heldere kleuren
22
Q

4 stromingen/schilders binnen het post-impressionisme

A
  1. Pointillisme
  2. Vincent Van Gogh
  3. Paul Gauguin
  4. Paul Cézanne (rigoreuze analyse)
23
Q

Wie was een inspiratiebron voor de symbolisten

A

Sigmund Freud

24
Q

4 symbolistische kunstenaars

A
  1. Henry Rousseau (sleeping gypsy)
  2. Edvard Munch (de schreeuw)
  3. Gustav Klimt (de kus)
  4. Auguste Rodin (de denker)
25
Q

Bekendste gebouw laat 19e eeuw

A

Eiffeltoren