KTF4 Flashcards
Indeling zenuwstelsel
(6 onderdelen)
- Centrale zenuwstelsel: Bestaat uit hersenen en ruggenmerg. Verwerkt en integreert informatie. Controleert vitale functies, emoties, gedrag, leren en geheugen.
- Perifere zenuwstelsel: Bestaat uit alle zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg
- Somatische zenuwstelsel: Regelt vrijwillige spierbewegingen en ontvangt sensorische informatie (zoals tast, pijn, temperatuur).
- Autonome zenuwstelsel: Regelt onvrijwillige lichaamsfuncties zoals hartslag, ademhaling, spijsvertering en hormonale balans.
- Parasympatische zenuwstelsel: Bevordert rust en herstel (“rust en vertering” respons). Verlaagt hartslag, bevordert spijsvertering, ontspant spieren.
- Sympatische zenuwstelsel: Bereidt het lichaam voor op actie (“vecht of vlucht” respons).
Verhoogt hartslag, vernauwt bloedvaten, stimuleert de afgifte van adrenaline
Centrale zenuwstelsel
Bestaat uit hersenen en ruggenmerg. Verwerkt en integreert informatie. Controleert vitale functies, emoties, gedrag, leren en geheugen.
Perifere zenuwstelsel
Bestaat uit alle zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg.
Somatische zenuwstelsel
Regelt vrijwillige spierbewegingen en ontvangt sensorische informatie (zoals tast, pijn, temperatuur).
Autonome zenuwstelsel
Regelt onvrijwillige lichaamsfuncties zoals hartslag, ademhaling, spijsvertering en hormonale balans. (parasympathische en sympathische)
Parasympatische zenuwstelsel
Bevordert rust en herstel (“rust en vertering” respons). Verlaagt hartslag, bevordert spijsvertering, ontspant spieren.
Sympatische zenuwstelsel
Bereidt het lichaam voor op actie (“vecht of vlucht” respons).
Verhoogt hartslag, vernauwt bloedvaten, stimuleert de afgifte van adrenaline
Neuronen (3 functies)
- Prikkelopvang uit periferie naar het centraal systeem
- Prikkels genereren in het centraal systeem naar doelorganen
- Prikkels doorschakelen
Cytoplasma
Het gelachtige, semi-vloeibare materiaal dat zich bevindt binnen de celmembraan van een cel. Hierin bevinden zich organellen, zoals mitochondriën (voorzien in energie).
Dendrieten
Korte takachtige uitlopers van een zenuwcel die signalen ontvangen van andere zenuwcellen en deze naar het cellichaam leiden.
Axonen
Lange, dunne uitlopers van een zenuwcel die signalen weg van het cellichaam naar andere cellen of spieren geleiden.
Myeline
Een specifieke structuur op een cel die reageert op een bepaalde stimulus (zoals een hormoon of neurotransmitter) en een respons in de cel initieert.
Synaps
De functionele verbinding tussen twee zenuwcellen waar het ene neuron signalen overdraagt aan het andere neuron (of aan een spiercel of kliercel) door middel van neurotransmitters.
Potentiaal verschil
Het verschil in elektrische lading tussen twee punten. Het elektrische verschil over het celmembraan van een zenuwcel.
Rustpotentiaal
De elektrische ladingstoestand van een celmembraan wanneer de cel niet actief is. In een rustende neuron is de binnenkant (-70mv) van de cel negatief geladen ten opzichte van de buitenkant.
Membraan potentiaal
Het elektrische potentiaalverschil over het celmembraan van een cel. Het kan variëren afhankelijk van de functionele toestand van de cel (bijv. rustend, geactiveerd).
Repolarisatie
Het proces waarbij een cel na een depolarisatie (toename van elektrische lading) terugkeert naar zijn rustpotentiaal. Dit herstelt het elektrische potentiaal over het celmembraan.
Verloop actiepotentiaal
- Rustmembraan: In rust heeft een neuron een negatieve lading aan de binnenkant van het celmembraam en een positieve lading aan de buitenkant, een verschil van -70mv.
- Depolarisatie: Wanneer een stimulerend signaal het neuron bereikt, worden de ionenkanalen in het celmembraam geopend. Dit zorgt ervoor dat natriumionen de cel binnenstromen, waardoor de binnenkant van het neuron minder negatief wordt en depolariseert.
- Threshold (drempelwaarde): Als de depolarisatie voldoende is om de drempelwaarde te bereiken, wordt een actiepotentiaal geactiveerd. De drempelwaarde is het punt waarop het neuron “besluit” om een actiepotentiaal te genereren (-50mv)
- Actiepotentiaal: Bij het bereiken van de drempelwaarde opent het neuron snel natriumkanalen, waardoor natriumionen de cel in stromen en de binnenkant van het neuron positief wordt (20mv). Dit veroorzaakt een snelle elektrische verandering die het actiepotentiaal wordt genoemd.
- Repolarisatie: Na de actiepotentiaal sluiten natriumkanalen en openen kaliumkanalen, waardoor kaliumionen de cel verlaten. Hierdoor keert het neuron terug naar zijn negatieve rustpotentiaal.
- Hyperpolarisatie (optioneel): Soms kan de cel een kortstondige hyperpolarisatie ondergaan, waarbij het membraanpotentiaal tijdelijk negatiever is dan in rust voordat het terugkeert naar de rusttoestand.
- Herhaling: Het proces kan zich herhalen als het signaal de volgende delen van het neuron bereikt, waardoor het actiepotentiaal langs het axon wordt voortgeleid.
10 stappen chemische prikkelooverdracht
- Actiepotentiaal in presynaptische neuron: Een elektrische impuls (actiepotentiaal) reist langs het axon van het presynaptische neuron.
- Aankomst bij de synaptische knop: Het actiepotentiaal bereikt het uiteinde van het axon, de synaptische knop of terminale knop genoemd.
- Vesikels met neurotransmitters: In de synaptische knop bevinden zich kleine blaasjes (vesikels) die gevuld zijn met neurotransmitters.
- Exocytose van neurotransmitters: Het actiepotentiaal veroorzaakt de opening van calciumkanalen in de synaptische knop. Dit leidt tot de instroom van calciumionen, waardoor de vesikels samensmelten met het celmembraan en de neurotransmitters in de synaptische spleet worden vrijgegeven via exocytose.
- Diffusie van neurotransmitters: De neurotransmitters verspreiden zich door de synaptische spleet, op zoek naar receptoren op het postsynaptische neuron.
- Binding aan receptoren: De neurotransmitters binden zich aan specifieke receptoren op het postsynaptische neuron. Dit kan leiden tot een verandering in de elektrische lading van het postsynaptische membraan.
- Opwekking van een postsynaptisch potentiaal: Als voldoende neurotransmitters zich aan de receptoren binden, kan dit een postsynaptisch potentiaal genereren. Dit kan ofwel een depolarisatie (excitatoire respons) of hyperpolarisatie (inhibitieve respons) veroorzaken.
- Verspreiding van signaal: Als de postsynaptische respons voldoende sterk is om een actiepotentiaal te genereren, zal het signaal zich langs het axon van het postsynaptische neuron voortplanten.
- Heropname of afbraak van neurotransmitters: Na de signaaloverdracht worden de neurotransmitters in de synaptische spleet ofwel opgenomen door het presynaptische neuron voor hergebruik, of afgebroken door enzymen.
Knopen van Ranvier
Onderbrekingen in de myelineschede die axonen omringt. Deze knopen bevinden zich op regelmatige afstanden langs het axon en zijn belangrijk voor de snelle voorgeleiding van actiepotentialen.
Neurotransmitters
Chemische stoffen die worden vrijgegeven door zenuwcellen om signalen over te dragen naar andere zenuwcellen, spieren of klieren.
Acetylcholine
Een neurotransmitter die betrokken is bij de overdracht van signalen tussen zenuwcellen en spieren. Het speelt een belangrijke rol in de neuromusculaire overgang, evenals in andere delen van het zenuwstelsel.
Norepifrine/noradrenaline
Een neurotransmitter die betrokken is bij de reactie van het sympathische zenuwstelsel, dat wordt geactiveerd bij stress of gevaar. Het reguleert onder andere de hartslag en de bloeddruk.
Dopamine
Een neurotransmitter die een rol speelt bij verschillende functies, waaronder beloning, motivatie, beweging en regulering van de stemming. Het is ook betrokken bij verschillende neurologische en psychiatrische aandoeningen.