KOW Flashcards
Wat zijn inzetcriteria voor de MMT (mobiel medisch team / traumaheli)?
Bij bewusteloosheid en een probleem in de vitale functies (ABCDE probleem).
Verder kan het nodig zijn bij situaties die niet vaak voorkomen (zoals ongeval met elektriciteit/bliksem, explosie met aanzienlijke schade, brand met ingeslotenen, etc.).
De laatste redenen is als er op logistieke wijze geen ambulance kan komen, maar een helikopter wel (met A1 afwijking).
Wat zijn de verschillen tussen in-hospitaal benadering van patiënt en de MMT?
- locatie van patiënt
- diagnostiek
- middelen
- afwegingen
- spotters
- drempels in de weg
Welke extra mogelijkheden zijn er voor de MMT in geval van reanimatie in vergelijking tot de ambulance?
- echo’s voor diagnostiek van vier H’s, vier T’s
- actilyse
- inotropie
- peri-mortem sectio (< 5 min)
- (Clamshell) thorectomie (< 10 min)
- kinderervaring
- ECMO
Wat zijn de vier H’s en vier T’s?
Hypoxie
Hypothermie
hyper/ hypokaliëmie
Hypovolemie
Tension pneumothorax
toxines
tamponade
trombo-embolisch
Op welke oorzaken moet je letten bij een traumatische reanimatie?
HOTT: Hypovolaemie, Oxygenatie, Tension-pneumothorax en Tamponade
Via welke manieren kan je de A vrijmaken (van minst invasief naar meest invasief)?
- head till chin lift
- jaw-trust
- oro-pharyngeal airway
- naso-pharyngeale airway
- intubatie
- coniotomie / thracheostomie
Wat is een thoractostomie?
Een gaatje maken in de thorax om een spanningspneumothorax op te heffen.
Wat is het verschil tussen haemorrhagische shock en niet-haemorrhagisch shock?
Een haemorrhagische shock is dat je volume bent kwijt geraakt en een niet-haemorrhagische shock heb je een probleem met de pomp (in het hart), of het hart kan niet vullen (voor het hart) of er is zo veel oppervlakte gekomen dat we niet voldoende bloed hebben (na het hart). Cardiogeen, obstructief, neurogeen en distributief.
Wat doet inotropie?
Het hart aanjagen/sneller laten kloppen.
Wat is de definitie van shock?
Een klinische toestand van circulatoir falen leidend tot een stoornis in de weefselperfusie met afname van de aanbod van zuurstof en andere nutriënten aan weefsels.
Er bestaat dus een disbalans tussen zuurstof en nutriënten aanbod en verbruik die resulteert in een abnormaal weefselmetabolisme (hypoxie/acidose).
Welke vier typen shock bestaan er?
- hypovolemische shock
- cardiogene shock
- distributieve shock (met neurogene shock)
- obstructieve shock
Wat zijn kenmerken van een hypovolemische shock?
- ademfrequentie omhoog
- hartritme omhoog
- bloeddruk omlaag
- verminderd bewustzijn (daarvoor onrustig en angstig)
- oligurie (minder plassen)
Hoe is de pathofysiologie passend bij een hypovolemische shock?
- Bloedverlies (stop de bloeding).
- Verminderd bloedvolume (bloed geven)
- Verminderde cardiac output
- Verminderde weefselperfusie
- Hypoxie (zuurstof geven)
- Anaerobe verbranding
- Verzuring/acidose
Uit welke drie factoren bestaat de Lethal Triad?
Coagulopathie, hypothermie en metabole acidose.
Metabole acidose -> verminderde knijpkracht hart -> hypothermie -> verminderde trombocytenfunctie / hyperfibrinolyse / remming stollingscascade -> coagulopathie -> verergering bloeding -> minder O2 naar weefsel -> anaeroob -> metabole acidose.
Wanneer geef je bloedtransfusie?
Volgens de 4-5-6-regel:
Hb < 4 : acuut bloedverlies, gezonde patiënt, op 1 locatie.
Hb < 5 :
- acuut bloedverlies, gezonde patiënt, > 60 jaar.
- acuut bloedverlies, gezond < 60 jaar, polytrauma
- < 60 jaar, preoperatief, bloedverlies > 500 ml.
- koorts
- postoperatief na hartchirurgie
Hb < 6 :
- zieke patiënt met systeem falen
- patiënt die CO niet kan behalen
- sepsis
- ernstige long-, hart- of vaatziekte