Klinisch redeneren Model van Bakker Flashcards

1
Q

Stap 1 Bakker

A
Oriënteren : 
Gegevens verzamelen
-Mogelijke oorzaker
-Urgentie beredeneren
-Aanbevelingen redeneren 
 SBAR, EWS, SIRS- criteria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stap 2 Bakker

A

Klinisch probleem

  • zorgtheama’s: fysieke, mentale of levensfuncties
  • Bestaande en verwachte problematiek
  • Wat de prioriteiten zijn
abcdef methodiek (urgentie van de situatie) treat first that kills first
Afwijkende observatie/alarm op de IC
Oorzaak- gevolg principe: volgorde bepalen door vaststellen primaire problematiek en hoe deze gevolgen bepaalt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stap 3 Bakker

A

Aanvullend klinisch onderzoek
Welk onderzoek is van belang en wat is de te verwachten uitkomst?

Anamnese
Lichamelijk onderzoek
laboratoriumonderzoek
Beeldvormend onderzoek
Fysiologisch functieonderzoek
ALTIS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stap 4 Bakker

A

Klinisch Beleid

Beredeneren welke behandeling nodig is, hoe de patiënt bewaakt en begeleid moet worden en wat in hoofdlijnen de volgorde van handelen is.
Welke interventies en protocollen nodig zijn.
Wie er geconsulteerd moet worden
Hoe de zelfzorgfuncties benaderd worden
Interventies op te delen in drie gebieden: somatisch, psychosociaal, zelfzorgfuncties

  • Vaststelling nodige bewaking op de IC
  • ABCDEF methodiek
  • Zorgthema’s
  • SCEGS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stap 5 Bakker

A

Het verloop van de behandeling

Het gewenste en ongewenste verloop
Het beredeneren hoe je het klinische verloop van de patiënt ziet op de korte en lange termijn. Prognoses, complicaties en de risico’s van de behandeling.

  • ICF
  • zorgthema’s
  • Zorgpaden
  • Verpleegplannen
  • Pathologie, anatomie, farmacologie boeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stap 6 bakker

A

Evaluatie en reflectie

De zorg, jouw aandeel en wat je geleerd heb in de situatie.
Waar en wanneer de patiëntveiligheid niet optimaal was
Waar en wanneer de kwaliteit van de beroepsoefening niet optimaal was
Wat je geleerd hebt met betrekking tot de beroepsrollen en competenties.
Wat kan je de volgende keer verbeteren?

  • VMS thema’s patiëntveiligheid
  • Ethisch model
  • Model van kwaliteit beroepsoefening
  • Beroepsrollen en competenties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ALTIS

A

Aard, lokalisatie, tijdsduur, intensiteit, samenhang

  • wordt de anamnese en diagnose gestandaardiseerd
  • wordt veel gebruikt bij (wondzorg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

AMPLE

A

Allergie
Medicatie
Last meal
Event: wat is er nu met de patiënt aan de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

SIRS

A

assesmentdeel van de SBAR. In het geval van een infectiebeeld kijk je met de SIRS-criteria naar de specifieke verschijnselen van een sepsis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CGA Somprehensive geriatric assessment

Stap 1

A

Het in kaart brengen van de risicopopulaties voor een bepaalde aandoening of uitkomst. Doelen: vroegtijdig opsporen, voorkomen van erger en voorkomen van cascade breakdown.

Opsporen verhoogd risico op functieverlies of overlijden: identification of senior at rist (ISAR), Hospital admission Risk profile (HARP)
Meet instrumenten: Groningen frailty Indicator (GFI), Tilburg frailty indicator (TFI), Easycare- TOS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stap 2 CGA

A

Multidomeinbeoordeling over 4 domeinen

  • Somatisch: ziekten, medicijnen, incontinentie, pijn, decubitus en vallen
  • psychisch: Dementie, delier, depressie, afhankelijkheid van alcohol
  • sociaal: sociaal netwerk, eenzaamheid, mantelzorg, coping
  • functioneel: ADL, slapen, horen, zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stap 3 CGA

A

Prioriteiten en persoonlijke doelen formuleren

  • Helft van de problemen wordt herkend
  • Oudere zelf de doelen laten stellen
  • autonomie accepteren
  • Verpleegkundige treedt faciliterend op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stap 4 CGA

A

Verdere verdieping in de problemen, verstoring in de orgaansystemen, objectieve metingen (loopsnelheid en handknijpkracht) heteroanamnese en mantelzorgbelasting.

Doel: etiologie van het probleem duidelijker te krijgen en de samenhang tussen de verschillende functiekenmerken in kaart te brengen

Achteruitgang in loopsnelheid wordt geassocieerd met sneller overlijden.

Verminderde handknijpkracht is een indicatie van sarcopenie, een verlies van spiermasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stap 5 CGA

A

Opstellen van een zorgbehandelplan. Selecteren interventies en uitvoeren zorgbehandelplan.

De uitkomsten van het CGA worden eerst besproken met de oudere zelf. Er wordt gekeken of de oudere de problemen herkent en er iets aan wil doen.

De prioriteiten van de oudere staan centraal in het multidisciplinaire zorgbehandelplan.

Er wordt gekeken naar wie wat doet (oudere en/of mantelzorger zelf, verpleegkundige arts of andere disciplines).

Per probleem in het zorgbehandelplan worden afspraken gemaakt over de situatie van de ingezette interventies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Meetinstrumenten ziekenhuis:

A

DEFENCE- zorgmodel
Easycare
InterRAI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meeninstrumenten huisartsenpraktijk en wijk

A
GOUD
TraZAG
Easycare
FIT
Om U
17
Q

Meetinstrument Verpleegkundigehuissetting

A

InterRAI

18
Q

ICF Internationale Classificatie van het menselijk functioneren

A

Redeneerhulp om in te zetten bij stap 4 CGA

Deel 1: Functioneren en functioneringsproblemen
Lichamelijke functies en anatomische eigenschappen

Deel 2; Beïnvloedende factoren
Externe factoren
persoonlijke factoren

19
Q

Dynamische systeemanalyse (DSA)

A

Redeneerhulp richt zich op de functionele mogelijkheden en beperkingen van een (kwetsbare) oudere en zijn mantelzorgsysteem, en wel op de hierna volgende 6 dimensies.

Somatische functiekenmerken (mobiliteit, balans, continentie, pijn, decubitus)

Coginitieve functiekenmerken: bewustzijn, overzicht, concentratie, geheugen, oriëntatie, praxis, taal, cognitieve (‘triggers) van PTSS en zelfverwaarlozing

Persoonlijkheidsfunctiekenmerken (zelfbeeld en beeld van de omgeving)

Belevingskenmerken: stemming, over hoe de cliënt zich voelt en hoe de cliënt in zijn vel zit.

Sociale omgevingskenmerken: sociale omgeving hobby’s en bezigheden.
Levensloopkenmerken (positieve en negatieve gebeurtenissen)

20
Q

Toolkit kwetsbare ouderen

A

Geeft een overzicht van de belangrijkste geriatrische syndromen die er zijn.

Bevat meetinstrumenten die de verpleegkundige kan gebruiken bij CGA.

Voorbeeld toolkit AMC

  • Screening op het risico functieverlies
  • Assessment geriatrische problemen
  • Verdere diagnostiek
  • interventies
21
Q

Zorgmodel bestaat uit

A
  • Screening op het risico op functieverlies
  • Assessment geriatrische problemen
  • Verdere diagnostiek
  • Interventies
22
Q

Patronen van Gorden wordt gebruikt bij

A

Opnamegesprek

23
Q

ALTIS Model Stap 1

A

Aard: Hoe is de wond ontstaan

24
Q

ALTIS Model stap 2

A

Lokalisatie van de wond en de pijn

25
Q

ALTIS Model stap 3

A

Tijdsduur, sinds wanneer?

26
Q

ALTIS Model stap 4

A

intensiteit, ernst van het letsel: bij decubitus – welke categorie is het?

27
Q

ALTIS Model stap 5 Samenhang

A
  • Beloop van de klachten; zijn de klachten erger geworden?
  • Wat is er aan gedaan?
  • Begeleidende verschijnselen; bijvoorbeeld koorts
  • Uitlokkende en verergerende factoren: verminderde mobiliteit
  • Verzachtende factoren; wat kan de cliënt zelf tegen de pijn doen-
28
Q

PES (probleem, etiologie, signalen, symptomen) bij een verpleegkundige diagnose

A

P: wat is het gezondheidsprobleem
E: Wat zijn de oorzakelijke of samenhangende factoren
S: Wat zijn de bepalende kenmerken of het complex van bijbehorende klachten

29
Q

SCEGS

A

Relatie tussen lichamelijke klachten, psychische en de sociale omgeving te verduidelijken, middels een psychosociaal interview.

Somatiek: Welke klacht heeft de patiënt
Cognitie: Welke ideeën heeft de patiënt over de mogelijke oorzaken van de klacht
Emoties: welke emoties roept de klacht op?
Gedrag: tot welke gedrag leidt de klacht?
Sociaal: wat is het effect en de wisselwerking van de klacht op de omgeving van de patiënt?

30
Q

EWS in te zetten bij:

A

De S (situatie) van de SBAR

31
Q

ABCDE methodiek

A
Airway
Breathing
circulation
Disability
Exposure 
Full set vital signs (medische voorgeschiedenis, heteroanamnse)
32
Q

VMS Veiligheidsmanagement

Te gebruiken bij:

A

VMS thema’s patiëntveiligheid

  • Voorkomen van wondinfectie na operatie
  • Voorkomen lijnsepsis en behandeling van ernstige sepsis
  • Vroege herkenning en behandeling vitaal bedreigde patiënt
  • Medicatieverificatie bij opname en ontslag
  • Kwetsbare ouderen
  • Voorkomen nierinsufficiëntie bij gebruik jodiumhoudende middelen
  • voorkomen van verwisseling bij en van patiënten
  • Voorkomen van incidenten bij high-risk medicatie
  • Voorkomen van onnodig lijden van patiënten door pijn.
33
Q

0

A