klas 3 hfst 1 begrippen Flashcards

1
Q

Aanlandige wind/ zeewind

A

Wind vanaf zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Achterstandswijk

A

Woonwijk waar de leefbaarheid tekort schiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aflandige wind/ landwind

A

Wind vanaf land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Agglomeratie

A

Een stad met de daaraan vast gegroeide voorsteden en dorpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aquifer

A

Water dragende laag In de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arbeidsmigrant/ economische migrant

A

Iemand die ergens gaat werken vanwege gebrek aan geld en werk in zijn eigen gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Assemblage

A

Het in elkaar zetten van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Binnenlandse migratie

A

Verhuizen binnen een land naar een andere gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Breedteligging

A

De afstand van een plaats tot de evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Buitenlandse migratie

A

Verhuizen naar een ander land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Central business district/ centrale zakenwijk/ stadscentrum

A

Het kantoren, winkel en uitgaansgebied van een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Centrale stad

A

De belangrijkste stad van een agglomeratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Demografisch zwaartepunt

A

Het.in een land waarvan ten Oosten en ten westen en ten noorden en ten zuiden evenveel Mensen wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dienstensector

A

Alle bedrijven die diensten verlenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Extensieve veeteelt

A

Veeteelt met weinig vee per hectare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Footloose

A

Een bedrijf dat weinig grondstoffen gebruikt en zich bijna overal kan vestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Front

A

Grensgebied tussen twee luchtsoorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gentrificatie

A

Veranderingen in een arme woonwijk als rijkere Mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen. Waardoor er minder welvarende inwoners verdrongen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hightech industrie

A

Industrie die is gebaseerd op hoogstaande technische kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hogedrukgebied

A

Gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en wordt aangevuld met dalende lucht van boven: blauwe luchten en zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hooggebergte

A

Gebied met bergen die hoger zijn dan 1500 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoogvlakte

A

Vlak of zacht golvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Immigrant

A

Iemand die een land binnenkomt om er te gaan wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Jong gebergte

A

Gebergte met hoge toppen scherpe bergkammen en diepe dalen; minder dan 65 miljoen jaar oud

26
Q

Kennismigrant

A

Economische migrant die vanwege zijn kennis naar een ander land gaat

26
Q

Kennis intensief

A

Er is veel vakkennis nodig om producten te maken

27
Q

Laagvlakte

A

Gebied Zonder hoogteverschillen dat lager ligt dan 500 m

28
Q

Lagedrukgebied/ depressie

A

Gebied met een tekort aan lucht waar lucht toestroomt op het aardoppervlak en gaat stijgen; wolken en neerslag

29
Q

Landklimaat

A

Klimaat met In de koudste maand een gemiddelde dag temperatuur die lager is dan min 3 graden en In de warmste maand hoger dan 10 graden

30
Q

Leefbaarheid

A

Mate waarin een gebied geschikt is om er te leven

31
Q

Lichte industrie

A

Bedrijven die veel halffabricaten gebruiken

32
Q

Lijzijde

A

De kant van de berg die uit de wind ligt; er valt weinig neerslag

33
Q

Loefzijde

A

De wind kant van een gebergte met veel neerslag

34
Q

Luchtsoort

A

Grote hoeveelheid lucht met een bepaalde temperatuur en vochtigheid

35
Q

Maatschappelijke segregatie

A

Als Mensen uit verschillende bevolkingsgroepen weinig contact met elkaar hebben

36
Q

Middelgebergte

A

Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1500 m hoog zijn

37
Q

Middellandse zeeklimaat

A

C klimaat met hete droge zomers en vochtige zachte winters

38
Q

Migrantenwijk

A

Woonwijk waar een groot deel van de bevolking een migratieachtergrond heeft

39
Q

Modderstroom

A

Kolkende modderig gebruik die met hoge snelheid van een helling afstroomt

40
Q

Multiculturele samenleving

A

Samenleving van Mensen uit verschillende culturen

41
Q

Natuurlijke bevolkingsgroei

A

Bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterftes

42
Q

Neerslag factor

A

Factor waardoor neerslag ontstaat

43
Q

Niet westerse migratieachtergrond

A

Iemand afkomstig uit een niet westers cultuurgebied

44
Q

Orkaan/ Hurricane/ cycloon/ tyfhoon

A

Tropische storm met een minimaal windkracht 12 op de schaal van beaufort

45
Q

Oud gebergte

A

Gebergte met afgeronde toppen en ondiepe dalen; ouder dan 65 miljoen jaar

46
Q
A
47
Q

pull factor/ aantrekkings factor

A

Reden die een gebied aantrekkelijk maakt voor migranten

48
Q

pushfactor/ afstotingen factor

A

Reden om te verhuizen uit hun gebied

49
Q

Regen schaduw

A

De lijzijde van een berg waar de dalen en de warme lucht weinig of geen neerslag brengt

50
Q

Ruimtelijke segregatie

A

Het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in bepaalde wijken

51
Q

Re-urbanisatie

A

Bevolkingsgroei In de stad na een periode van suburbanisatie

52
Q

Schaal van beaufort

A

Schaal om de kracht van de wind aan te duiden

53
Q

Schaal van saffir-Simpson

A

Schaal om de windkracht van orkanen aan te geven

54
Q

Stedelijke vernieuwing

A

Het vernieuwen van woonwijken In de stad zodat de leefbaarheid sterk verbetert

54
Q

Selectieve migratie

A

Migratie op basis van het bijvoorbeeld leeftijd inkomen en of geslacht

55
Q

Sociale bevolkingsgroei

A

Verandering van het bevolkingsaantal doordat Mensen uit een gebied vertrekken of dat ze zich er vestigen

56
Q

Steppeklimaat

A

Droog klimaat met 250 tot 500 mm neerslag per jaar

57
Q

Sturings regen

A

Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte

58
Q

Suburb

A

Ruim opgezette buitenwijk met veel vrijstaande huizen en tuinen afgewisseld met parken