Kemper H2 Flashcards

1
Q

wat zijn de 5 invloedrijkste stromingen

A
  • psychoanalyse
  • behaviorisme
  • humanisme
  • cognitivisme
  • biologische benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wie is de grondlegger van de psychoanalyse

A

Sigmund Freud – Oostenrijk, wenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat heeft een patiënt met het fenomeen Hysterie

A

lichamelijke klachten waarbij geen biologische verklaring te vinden is. Niet zien maar volgens onderzoek geen oogklachten (traumatische ervaring)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

met welke driften wordt volgens Freud een baby mee geboren

A

seksuele driften om voort te planten
agressieve driften om territorium te verdedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat vindt plaats in het ID (Freud)?

A

De innerlijke krachten die een individu aanzet tot gedrag. het deel van het psyche waar de driften gehuisvest zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het het superego?

A

Het geweten. hier zijn alle aangeleerde normen en regels opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de taak van het Ego?

A

Een middenweg vinden tussen de tegengestelde eisen van het ID en het Superego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn afweermechanismes?

A

hiermee kunnen wij met onze behoefte omgaan zodat we een positief zelfbeeld hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is verdringing?

A

het niet tot het bewuste toelaten van verontrustende gedachten en behoeftes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is rationalisatie?

A

het verzinnen van plausibele onzinverklaringen voor het eigen gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is verplaatsing?

A

Het verschuiven van ontoelaatbare behoefte naar een object waarop deze wel kunnen worden gebotvierd. vechtsport of COD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is sublimatie?

A

het uiten van behoeftes op een manier die de maatschappij toejuicht. tandartsen, chirurgen militairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is projectie?

A

Het waarnemen van de eigen negatieve eigenschappen in iets of iemand anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is reactieformatie?

A

Precies het tegenovergestelde doen van wat iemand (onbewust) werkelijk wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het centrale behandel doel van de Freudiaanse behandel methode?

A

Bewustwording creëren en het bieden van inzichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke vorm van hulverlenen gaat het om het persoonlijke verhaal van de client?

A

Narratief werken.

17
Q

Wat is overdracht?

A

De onbewuste manier hoe een client reageert op de hulpverlener, vaak verbonden met interactiepatronen uit het verleden van de client.

18
Q

Wat is tegenoverdracht?

A

Heeft betrekking op de onbewuste reactiepatronen van de hulpverlener.

19
Q

Waar richt het behaviorisme zich op?

A

op gedragingen, de gedachten gang maakt voor hen minder uit. gedachten zijn niet meetbaar en gedragingen wel. ook richt deze stroming zich meer tot omgevingsinvloeden.

20
Q

Hoe wordt het behaviorisme ook wel genoemd en leg dit uit.

A

Black box stroming

welke prikkels spelen er in de omgeving (input) en hoe leiden die tot bepaald gedrag (output).

en wat er in het hoofd omgaat (de black box) dat doet er voor een behaviorist niet heel erg toe.

21
Q

Hoe noem je het als een hulpverlener door het vervullen van een voorbeeld functie (1) in kleine stapjes de client gewenst gedrag wil aanleren(2)?

A
  1. Modeling
  2. Shaping
22
Q

Wat is het centrale uitgangspunt volgens het behaviorisme hoe een baby geboren wordt?

A

Als een blanco blad.

23
Q

Hoe wordt volgens het humanisme iedereen geboren?

A

Ieder mens wortd geboren met behoeftes en deze bepalen onze wensen en gedrag, maar in tegenstelling tot de psychoanalyse gaat het humanisme van een positiever beeld uit.

ieder mens weet van nature wat het beste is voor hem. het zijn juist maatschappelijke invloeden die een negatief effect op de ontwikkeling kunnen hebben.

24
Q

Wat is volgens Rogers de belangrijkste relatie in de hulverlening?

A

de therapeutische realtie

25
Q

Wat is kenmerkend voor de positieve psychologie?

A

Dat het accent niet zo zeer betrekking hebben op stoornissen en klachten, maar dat het accent juist ligt op de positievere zaken.

26
Q

Oplossingsgericht werken

lijkt op positieve psychologie, maar een ander uitgangspunt is wel dat de werkelijkheid wordt bepaalt door hoe de desbetreffende client naar de situatie kijkt. de objectieve waarheid doet er minder toe dan de interpretatie.

  • schaalvraag 0-10
  • vragen naar uitzonderingen
  • het stellen van een wondervraag

casus depressie

A

OK

27
Q

Wat staat centraal binnen het cognitivisme en benoem waar het zich op richt.

A

Centraal staan gedachten en denkpatronen

het richt zich vooral op het verklaren van van mentale processen die gedrag aansturen

ook staat interpretatie centraal bij deze stroming.

28
Q

Welk onderzoek deed Frans de Waal en wat is de uitkomst?

A

2 apen in een kooi, zij werden beloont maar oneerlijk. de een kreeg lekkers en de ander komkommer.

na het zien van oneerlijke behandeling werd de komkommer aap boos en gooide liever zijn eten weg, ook ging hij boos aan de tralies trekken en lawaai maken.

29
Q

Wie is de grondlegger van de biologische benadering?

en wordt ook gezien als grondlegger van de psychiatrie

A

Hippocrates

30
Q

hoe noem je de eed die je aflegt als arts om patiënten ten alle tijden zo goed mogelijk te helpen?

A

De eed van Hippocrates.

31
Q

Waarom moet een hulpverlener empathie hebben?

A

om zich te kunnen inleven in de client/patiënt

32
Q

Benoem de volgende 3 theorieën

  1. communicatie theorie
  2. structurele theorie
  3. contextuele theorie
A
  1. benadrukt hoe gezinsleden met elkaar communiceren.
  2. kijkt naar de rollen die gezinsleden invullen binnen het gezin
    1. kijkt naar gedrag patronen die generatie op generatie worden overgegeven
33
Q

Wat is netwerk?

A

alle personen die een hulpvrager kunnen helpen, zowel binnen als buiten het gezin/familie.

34
Q

Veel hulpverleners werken eclectisch. Wat is dat?

A

Dit houdt in dat een hulpverlener gebruik maakt van technieken en inzichten uit verschillende stromingen

35
Q

Welke stromingen vallen onder Nature en welke onder Nurture?

A