KC 2 gasinstallatie beveiligingen Flashcards

1
Q

gasdrukregelaar functie

A

functie: reduceert en houdt de druk constant ten opzichte van de referentiewaarde. In woningen is de overdruk 30 mbar (probleem). Door vaste overdruk is er een gewenste uitstroomsnelheid van gas
Echter kan omgevingsdruk variëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Omgevingsdruk

A

varieert door hog en lage drukgebieden. van 960 - 1040 mbar. Probleem voor regelaar
Hoog is droog en laag is regen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gasdrukregelaar + werking

A

Ptoe > Patm + 30mbar. De druk regelaar registreert de actuele Patm. Puit = Patm + 30mbar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verstoring gasdrukregelaar

A

opening Pbuiten raakt verstopt - registreert verkeerd buiten druk (te laag of te hoog)
membraan veroudert
veerdruk onjuist
Hierdoor krijg je bijzondere verbrandings verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gasgebrekbeveilliging (b-klep)

A

Gebrek aan gas beveiligt die. Dit zorgt ervoor dat bij onderbreking van het gastoevoer het gas niet zomaar kan vrij uitstromen. Voorkomt ook te lage druk in gasinstallatie. Wordt gekoppeld met gasdrukregelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Te lage druk bij B-klep

A

Alle kranen staan open maar gasonderbreking aanwezig. De vlam gaat uit. Bij herstel zal het gas de woning in kunnen stroming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verschil b-klep en gasdrukregelaar

A

B-klep sluit van boven en klep is lek
GDR - sluit van onder, driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly