kapitel 7 DF Flashcards
1
Q
de filmmaker
A
der Filmemacher
2
Q
het telefoonverkeer
A
der Funkverkehr
3
Q
het lichaamw
A
der Körper
4
Q
de vrachtwagen
A
der LKW
5
Q
de auto
A
der PKW
6
Q
het omslagpunt
A
der Wendepunkt
7
Q
de klacht
A
die Beschwerde
8
Q
de heuvel
A
die Erhebung
9
Q
de rondleiding
A
die Führung
10
Q
de basis
A
die Grundlage
11
Q
de muur
A
die Mauer
12
Q
de tak van sport
A
die Sportart
13
Q
het draaiboek, het script
A
das Drehbuch
14
Q
de behendigheid
A
das Geschick
15
Q
de bezettingsmachten
A
die Besatzungsmächte
16
Q
de gewrichten
A
die Gelenke
17
Q
het puin
A
die Trümmer
18
Q
op de proef stellen
A
auf die Probe stellen
19
Q
enthousiast
A
begeistert
20
Q
ontroeren
A
berühren
21
Q
overwinnen
A
bewältigen
22
Q
dienovereenkomstig
A
dementsprechend
23
Q
vereisen
A
erfordern
24
Q
bereiken
A
gelangen zu
25
Q
gaan over
A
handeln von
26
Q
kortgeleden
A
kürzlich
27
Q
moed putten uit
A
Mut schöpfen aus
28
Q
irriteren
A
nerven
29
Q
ontzien
A
schonen
30
Q
durven
A
sich trauen
31
Q
overwinnen
A
überwinden
32
Q
wakker
A
wach
