kapitel 6 Flashcards
1
Q
de stad
A
die Stadt, die Stadte
2
Q
de hobby
A
das Hobbys
3
Q
de vakantie
A
die Ferien
4
Q
aan sport doen
A
Sport machen
5
Q
bevallen
A
gefallen
6
Q
dansen
A
tanzen
7
Q
fietsen
A
Rad fahren, gefahren
8
Q
leuk zijn
A
spaB machen
9
Q
lezen
A
lesen, gelesen
10
Q
naar de bioscoop gaan
A
ins Kino gehen, gegangen
11
Q
naar het zwembad gaan
A
ins Schwimmbad gehen
12
Q
naar muziek luisteren
A
Musik horen
13
Q
paardrijden
A
reiten, geritten
14
Q
skien
A
Ski fahren, gefahren
15
Q
spelen
A
spielen