Kapitel 5 D-N A&B Flashcards
1
Q
leben
A
Leven
Wonen
2
Q
De Ort
A
De plaats
3
Q
Das Meer
A
De Zee
4
Q
Der Schulhof
A
Het schoolplein
5
Q
zurück
A
Terug
6
Q
froh
A
Blij
7
Q
traurig
A
Verdrietig
8
Q
genau
A
Precies
9
Q
weich
A
Zacht
10
Q
putzen
A
Schonmaken
11
Q
der Teppig
A
Het vloerkleed
12
Q
die Mühe
A
De moeite
13
Q
frech
A
Brutaal
14
Q
Schüchtern
A
Verlegen