Kapitel 2 45 Tm 47 Flashcards
1
Q
Aber
A
Maar
2
Q
Bisher
A
Tot nu toe
3
Q
Deswegen
A
Daarom
4
Q
Dürfen
A
Mogen
5
Q
Etwa
A
Ongeveer
6
Q
Das Gebäude
A
Het gebouw
7
Q
Gemeinsam
A
Samen
8
Q
Hereinkommen
A
Naar binnen komen
9
Q
Statt
A
In plaats van
10
Q
Unbedingt
A
Beslist
11
Q
AuBerdem
A
Bovendien
12
Q
Erklären
A
Uitleggen
13
Q
Die Hausaufgabenbetreuung
A
De huiswerkklas
14
Q
Die Nachhilfe
A
De bijles
15
Q
Oft
A
Vaak
16
Q
Die Prüfung
A
Het proefwerk
17
Q
Überhaupt
A
Helemaal
18
Q
Verrückt
A
Gek
19
Q
Verstehen
A
Begrijpen
20
Q
Würdest
A
Zou
21
Q
De maandag
A
Der Montag
22
Q
De dinsdag
A
De Dienstag
23
Q
De woensdag
A
Der Mittwoch
24
Q
De donderdag
A
Der Donnerstag
25
De vrijdag
Der Freitag
26
De zaterdag
Der Samstag
27
De zondag
Der Sonntag
28
‘S morgens
Morgens
29
‘S middags
Am Nachmittag
30
‘S avonds
Am Abend
31
‘S nachts
In der Nacht