kapiteil 4 duits - nederlands Flashcards
der Wein(e)
de wijn
der Saft
het vruchtensap
die Cola
de cola
das Bier (e)
het bier
ser Sekt
de schuimwijn
das Sprudelwasser
het spuitwater
der Tee
de thee
der Kaffee
de koffie
die Apfelschorle
het sprankelende appelsap
die Limonade
de limonade
die Pfeffermühle
de pepermolen
die Serviette (n)
het servet
die Wasserflasche
de waterfles
die Vase (n)
de vaas
das Glas (¨er)
het glas
die Kerze (n)
de kaars
das Besteck
het bestek
die Gabel (n)
de vork
der Löffel (-)
de lepel
das Messer (-)
het mes
der Aschenbecher (-)
de asbak
der Teller (-)
het bord
der Kellner
de kelner
die Rechnung
de rekening
zahlen
betalen
zusammen
samen
getrennt
apart, gescheiden
bar zahlen
contant betalen
das stimmt
dat klopt, dat is juist
selbstverständlich
vanzelfsprekend, natuurlijk
schmecken
smaken
der Konsum
het verbruik
das Recht (e)
het recht
das Klima
het klimaat
gründlich
grondig
zahlreich
talrijk
asschlieβlich
uitsluitend
achten auf
letten op
spinnen
gek zijn
fördern
bevorderen
verzichten auf
afzien van
regelmäβig
geregeld, regelmatig
frisch
vers
schwierig
moeilijk
