Kap. 2 Wortenliste A | Duits Flashcards
1
Q
der Arm, die Arme (V)
A
de arm, de armen (V
2
Q
der Rücken (M)
A
de rug (M)
3
Q
die Muskeln (V)
A
de spieren (V)
3
Q
das Auge, die Augen (O)
A
het oog, de ogen (O)
3
Q
die Hand, die Hände (V)
A
de hand, de handen (V)
4
Q
das Gelenk (O)
A
het gewricht (O)
4
Q
der Zahn, die Zähne (M)
A
de tand, de tanden
5
Q
der Knochen (M)
A
het bot (M)
5
Q
der Hals (M)
A
de keel, de hals (M)
6
Q
die Brust (V)
A
de borst (V)
7
Q
der Körper (M)
A
het lichaam (M)
7
Q
zwar
A
weliswaar
8
Q
das Blut (O)
A
het bloed (O)
8
Q
mittlerweise
A
ondertussen
9
Q
pünktlich
A
op tijd, stipt
