kaartjes aan de hand van oude tentamens Flashcards

1
Q

wat zijn de effecten van Beta-1 receptoren?

A
  • stijging hartfrequentie
  • stijging hartcontractiliteit
  • stijging geleiding in het hart
  • stijging Renine afgifte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de effecten van alfa-1 receptoren?

A
  • vasoconstrictie
  • verhoging perifere weerstand
  • verhoging bloeddruk
  • mydriasis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurt er wanneer angiotensie II vindt aan de receptor type 1 (AT1)?

A
  • vasoconstrictie
  • zout/water reabsorptie
  • aldosteron activatie
  • celgroei
  • aanpassingen extracellulaire matrix
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt de von willebrand factor?

A
  • als een bloedvat beschadigd raakt, komt collageen in de vaatwand in contact met bloed.
  • VWF bindt aan dit collageen en bloedstolling wordt geactiveerd.
  • dit zorgt voor adhesie van trombocyten; verkleving van trombocyten onderling
    –> er wordt een stolsel gevormd en de bloeding stopt
    dit stolsel wordt na genezing van de verwonding weer opgeruimd.
  • VWF fungeert als transport eiwit voor de stollingsfactor VIII
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk proces in de vaatwand zorgt voor de vasodilatatie?

A

verhoging van intracellulair Ca2+ in de endotheelcellen

NO is de belangrijkste vasodilatoir. Een hele hoop geneesmiddelen zijn op de werking van NO gebaseerd. NO-productie in de endotheelcel (eNOS) wordt gestimuleerd door een stijging van intracellulair Ca2+. NO is short-lived en diffundeert over korte afstanden naar de spiercel. NO verhoogd het cGMP en veroorzaakt zo relaxatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke trigger uit het weefsel leidt tot vasodilatatie van de aanvoerende
arteriolen?

A

verhoogde adenosine afgifte door het weefsel.

relaxatie: Metabool effect: pO2 daalt, pH daalt, Pi stijgt, pCO2 stijgt, lactaat stijgt, adenine stijgt.

binding van adenine aan de endotheliale bekleding van de bloedvaten leidt tot vaatverwijding, wat leidt tot een verhoogde bloedtoevoer en opheffing van het zuurstoftekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is voor jou als huisarts nu de snelste methode om de diagnose angina
pectoris waarschijnlijker te maken?

A

het afnemen van de anamnese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de meest kenmerkende verandering van het ST-T segment bij
transmurale ischemie van het myocard?

A

ST elevatie

als mensen pijn op de borst hebben veroorzaakt door het hart, door afsluiting van de kransvaten, ziet men rare afleidingen van het ST-segment op het ECG.
ST-elevatie: acute, transmurale ischemie (van endocard tot epicard), waarbij myocardcellen definitief afsterven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de meest kenmerkende verandering van het ST-T segment bij
transmurale ischemie van het myocard?

A

ST elevatie

als mensen pijn op de borst hebben veroorzaakt door het hart, door afsluiting van de kransvaten, ziet men rare afleidingen van het ST-segment op het ECG.
ST-elevatie: acute, transmurale ischemie (van endocard tot epicard), waarbij myocardcellen definitief afsterven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is F-actine?

A

eiwitpolymeer dat de ruggengraat vormt van het dunne filament, actine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is tropomyosine?

A

eiwitketen (ca. 7 actine monomeren) wat aan F-actine is gekoppeld. Blokkeert in rust de binding van myosine door de bindingsplaats al te schermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is troponine complex?

A

gebonden aan tropomyosine en bestaat uit drie subunits: Troponine C, I en T. Calcium bindt aan troponine C. Troponine I heeft een inhalerende functie en troponine T bindt aan tropomyosine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is dikke filament

A

wordt gevormd door bundeling van staartdelen van een groot aantal myosine eiwitten. Bevat myosine koppen, welke in rust gebonden zijn aan ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het dunne filament?

A

wordt gevormd door actine. Bindt na ATP-hydrolyse met de myosinekoppen (mogelijk door vrijgekomen energie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is zwaar-keten myosine (MHC)

A

heavy chain. is het belangrijkste onderdeel van het dikke filament. heeft een staartdeel, een scharnierdeel en een kopdeel. de staartdelen van een groot aantal MHC-eiwitten vormen samen myosine. het kopdeel bindt MHC aan F-actine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is licht-keten myosine?

A

light chain. regulatoreiwitten die vastzitten naast het kopdeel van het MHC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is alfa-actine?

A

is gebonden aan het actine en is gelegen bij de z-lijnen. het speelt een belangrijke rol bij de sacromeer-cytoskelet interactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is titine?

A

loopt van de m-lijn tot de z-lijn en is het langste eiwit van het sarcomeer. dient als een soort veer om het sarcomeer bij elkaar te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de t-tubulus?

A

diepe instulping van het plasmamembraan van de spiercel tussen de myofibrillen ter hoogte van de z-lijn. door o.a. deze instulpingen is dekpolarisatie van het membraan mogelijk, waarbij de dekpolarisatie snel tot de binnenkant van de cel doordringt.

19
Q

wat is een myofibril?

A

een lange reeks van sarcomeer-eenheden die via z-lijnen aan elkaar zijn verbonden

20
Q

wat is het sarco-lemma?

A

plasmamembraan van een spiercel.

21
Q

Hoe leidt verhoging van cAMP in de cellen van het hart tot een hogere
slagfrequentie?

A

Door fosforylering van hyperpolarisatie-geactiveerde Na-kanalen worden deze
geopend waardoor de threshold van L-type Ca-kanalen eerder wordt bereikt.

22
Q

welke combinatie van reacties gebeurt als gevolg van aneurysma? hf, co, sv, vasoconstrictie?

A

hartfrequentie stijgt, cardiac output daalt, slagvolume daalt, vasoconstrictie stijgt.

een aneurysma is een verdikking of verwijding in een bloedvat (vooral de tunica media laag) en ontstaat als gevolg van een verslapping van de vaatwand. het bloed hoopt op in de holten en stolt daar als gevolg van de kapotte endotheellaag, als de verwijding te dik wordt dan zal het bloedvat kapot knappen en ontstaat er een bloeding. bij een aneurysma is er een risico op dissectie of ruptuur. de abdominale aorta is het deel van de aorta wat door de buik naar beneden loopt. door de verwijding van de aorta daalt de bloeddruk. ter compensatie verhoogt de hartfrequentie en ontstaat er vasoconstrictie. ook nemen de cardiac output en slagvolume juist af.

23
Q

Door welke twee farmaca zal dit bloeddrukverhogend effect van de
preganglionaire sympatische stimulatie worden geremd?

A

hexamethonium & prazosine

het sympatische systeem gebruikt acetylcholine, maar alleen de preganglionaire neuronen doen dit. acetylcholine bindt in het ganglion aan de nicotine receptoren (net als bij het parasympatische systeem). vervolgens gebruikt het postganglionaire neuron voornamelijk (nor)adrenaline. deze neurotransmitter bindt aan alfa- en betareceptoren.

24
Q

wat zijn de effecten van een b-2 agonisten?

A
  • vaatverwijdend effect op de weerstandsvaten waardoor er een vermindering van de perifere vaatweerstand ontstaat;
  • verslapping bronchi (dilatatie)
  • verslapping uterus
  • verhoging glycogenolyse in de spieren en lever
  • verhoging glucagon afgifte
25
Q

wat maakt het verschil tussen een arteriële CT-scan en een portaal veneuze CT-scan?

A

de timing van scannen na het toedienen van het contrastmiddel.

CT is gebaseerd op absorptie van röntgenstraling.
dit contrastvloeistof bevat jood en absorbeert röntgenstraling, zo kleurt het wit in een CT scan.
het duurt even voordat de contrastvloeistof in het veneuze systeem terecht is gekomen en zichtbaar gemaakt kan worden met de CT-scan.

26
Q

wat is het effect van NO en prostacycline in de gladde spiercellen?

A

NO verhoogt cGMP in de cel, prostacycline verhoogt cAMP in de cel en EDHF veroorzaakt een hyperpolarisatie waardoor de calciumkanalen sluiten. cAMP en cGMP doen meer dan alleen calcium verlagen: namelijk het veranderen van de gevoeligheid van MLCK voor calcium. cGMP en cAMP zorgen naast een calcium daling voor de activatie van fosfatase em dat de fosfaatgroep van myosin light chain afgaat.

NO activeert het cytosolair guanylyl cyclase in de gladde vaatspier, die dan cGMP vormt. cGMP activeert het cGMP afhankelijke eiwitkinase. dit enzym fosforyleert onder andere het eiwit cGMP afhankelijk eiwitkinase die de Ca2+-concentratie laat dalen, waardoor de contractie van de vaatspier afneemt. dit zorgt voor vasodilatatie.

27
Q

wat zijn de gevolgen van activatie van het sympathische stelsel?

A
  • toename in contractiliteit via de beta-1 adrenerge receptoren
  • vasoconstrictie van arterieel vaatbed: Rarteriol neemt toe
  • vasoconstrictie van veneus vaatbed: compilatie venen neemt af.
28
Q

wat kun je zeggen over cardiovasculaire aandoeningen bij mannen en vrouwen?

A
  • als je jonger bent dan 50 jaar is er bijna nooit sprake van hart- en vaatziekten, daarom wordt er ook niet preventief voorbehandeld.
  • bij vrouwen neemt het risico toe vanaf een leeftijd van 55 jaar.
  • als vrouwen eenmaal hart- en vaatziekte hebben zijn ze vaak fataler.
  • Mannen hebben tot het 65e levensjaar een grotere kans op hart- en vaatziekten, maar ze hebben er ook minder last van.
  • de incidentie van een hartinfarct voor een leeftijd van 60 jaar is bij mannen hoger dan bij vrouwen.
  • vanaf een leeftijd van 70 jaar is de incidentie gelijk geschat.
29
Q

welke twee voorwaarden definiëren een pathologische Q-golf?

A
  • minstens 1 mm breed is
  • > 1/3 van de hoogte van de QRS-complex diep is
30
Q

wat gebeurt er bij M-mode echografie?

A

bij de M-mode leg je de patient op zijn linkerzij en begin je door linksparasternaal te kijken. Met de M-mode kun je door de linkerkamer snijden, op niveau van de mitralisklep en op niveau van de aortaklep. op niveau van de aortaklep kom je de thoraxwand tegen, de rechterventrikel vrije wand, de uitstroombaan, de aortaklep en de aorta. op niveau van de mitralisklep zie je het voorste en achterste mitralisklep blad. de klep is open bij diastole. richting de apex van het hart zie je het septum en het linkerventrikel achterwand. De M-mode geeft de plaats van reflecterende structuren als functie van de tijd.

31
Q

wat is een aneurysma?

A

een verdikking of verwijding in een bloedvat (vooral de tunica media) en ontstaat als gevolg van een verslapping van de vaatwand. het bloed hoopt op in de holten en stolt daar als gevolg van de kapotte endotheellaag, als de verwijding te dik wordt dan zal het bloedvat kapot knappen en ontstaat er een bloeding. bij een aneurysma is er een risico op dissectie of ruptuur.

risicofactoren:
- atherosclerose
- hypertensie
- bindweefselziekten met name thoracaal.

32
Q

wat is een dissectie?

A

een lekkage in de wand van een bloedvat, de tunica media en tunica intima laten los van elkaar waardoor het bloed tussen de lagen van de wand lekt

risicofactoren:
- Hypertensie
- bindweefselziekten
- geslacht.

33
Q

wat is het proces bij het afsluiten van een coronair arterie?

A
  • daling van de mitochondriale NADH en FADH2 oxidatie
  • daling van de H+ erflux vanuit de mitochondriale matrix
  • daling van de ATP synthese in mitochondriën
  • daling van de intracellulair creatine-fosfaat concentratie
  • stijging van de intracellulaire AMP concentratie
  • stijging van de fosfofructokinase activiteit
  • sterke stijging van melkzuurvorming.
34
Q

wat valt onder de westerse biomedische traditie?

A
  • specifiteitsdenken (ziekte staat centraal)
  • dominantie van mechanistisch denken
  • meten is weten
  • dominantie voor behandelen (invasie behandelen)
  • scheiding milieu interieur en exterieur.
35
Q

Wat zijn baroreceptoren?

A

ze zitten op vertakking van de a. carotis communis (sinus caroticus) en de aorta: deze vrije zenuw eindigingen hebben een snelle invloed op de hartslag en de vaatweerstand;
- de vezels van de glomus caroticum lopen mee met de negende hersenzenuw, deze vezels meten de rekking van de vaatwand.
- de vezels van de glomus aorticum lopen mee met de tiende hersenzenuw (iets ongevoeliger dan de glomus caroticum)
- werken middels een fysische en tonische respons
- bij activatie van de baroreceptoren ontstaat er een negatieve respons in de medulla (nucleus tractus solitair en nucleus ambiguus) –> vasodilatatie en verlaging hartprestatie, waardoor de bloeddruk daalt.

36
Q

Wat is het primaire werkingsmechanisme van versterking van de hartspier
door digitalis?

A

de digitalis remt de natrium/kalium pomp.
–> je verhoogt na intracellulair en je hebt een verminderd concentratie gradiënt over de celmembraan.

de natrium/calium Exchange gaat nu het tegenovergestelde doen. ipv natrium de cel in te halen, pompt het natrium de cel uit. Daarmee komt calcium de cel binnen. hierdoor heb je een verhoogde calcium concentratie intracellulair en dit verbetert de hartconctractiliteit.

37
Q

welke receptor heb je bij de overgang van preganglionaire naar postganglionaire vezels van het
parasympatisch systeem?

A

nicotinerge receptoren

38
Q

welke receptor heb je bij de overgang van preganglionaire naar postganglionaire vezels van het
sympatisch systeem?

A

nicotinerge receptoren

39
Q

welke receptor heb je bij de overgang van postganglionaire vezels op het doelorgaan van het
parasympatisch systeem?

A

de muscarine receptor

40
Q

wat gebeurt er bij een beschadiging?

A

protrombine wordt omgezet tot trombone. trombone activeert factor V en VII en zo komt de stollingscascade opgang. dit proces kan geremd worden door antitrombone III, maar ook door trombomodulines die proteïne C activeren. Activated proteïne C (APC) en proteïne S remmen dus factor Va en VIIa. dit gaat goed, tot er een mutatie is in factor V, dan is het resistent geworden tegen de inactiverende werking van APC.

41
Q

wat kun je zeggen over de ziekte von willebrand?

A
  • als je de ziekte hebt heb je verminderde coagulatie van het bloed
  • de prevalentie komt bij 1 op 100 voor
  • het wordt vaker gevonden bij vrouwen, maar dat betekent niet dat het vaker voor komt bij vrouwen.
  • Hemofilie A komt bij 1 op de 5000 voor.
  • het gaat niet gepaard met trombocytopathie, maar leidt wel tot slijmvlies gerelateerde bloedingen, hier is de kans op bloedingen het groots door de hoge bloedflow en grote weerstandskrachten.
42
Q

wat is een diabetes voet?

A

dit zijn alle afwijkingen die je tegen kunt

43
Q

wat is axiale resolutie?

A

de minimale afstand waarbij de overgang tussen twee structuren gezien kan worden.
–> kan worden verbeterd door de zendpuls korter te maken.

44
Q

excitatie-contractie koppeling in de hartspiercel?

A
  1. het begint met een actiepotentiaal
  2. calcium gaat via T-tubules de cel in
  3. calcium komt vrij uit het sacroplasmatisch reticulum
  4. calcium bindt aan troponine c
  5. in het sacroplasmatisch reticulum wordt calcium weer opgenomen
  6. calcium wordt de uitgepompt via sarcolemma calcium pomp en natrium/calcium Exchange
  7. calcium maakt zich los van troponine
45
Q

hoe leidt adenosine tot vaatverwijding?

A

adenosine bindt aan de extracellulaire receptoren op de gladde spiercel –> verhoging cAMP –> verminderde gevoeligheid van Ca –> verminderde vaattonus

46
Q

de vaatwand is bekleed met endotheelcellen en vervult een aantal belangrijke rollen:

A
  • anticoagulante rol:
    verhinderen dat het bloed in contact komt met het omliggende weefsel, zodat het bloed niet zomaar gaat stollen.
    productie en afgifte van anticoagulanten, zoals trombomoduline en TFPI
  • procoagulante rol: het afscheiden van stoffen die de bloedstolling activeren, zoals de von willebrand factor
  • ondersteunende rol na trauma:
    vasoconstrictie ter voorkoming van onnodig bloedverlies
    afgifte van thromboxaan A2 ter activatie van bloedplaatjes.