K3 Gesundheit und Sport Flashcards
(55 cards)
1
Q
die Krankenkasse
A
de ziektekostenverzekering
2
Q
die Impfung
A
de inenting
3
Q
lebensfähig
A
levensvatbaar
4
Q
die Abtreibung
A
de abortus
5
Q
die Ernährung
A
de voeding
6
Q
der Heißhunger
A
de hevige trek
7
Q
die Verdauung
A
de spijsvertering
8
Q
die Essstörung
A
de eetstoornis
9
Q
drogensüchtig
A
drugsverslaafd
10
Q
die Überanstrengung
A
de burn-out
11
Q
schonen
A
ontzien
12
Q
erholsam
A
ontspannend
13
Q
die Vorbeugung
A
de preventie
14
Q
der Krankheitserreger
A
de ziekteverwekker
15
Q
anfällig gegen
A
vatbaar voor
16
Q
seelisch
A
psychisch
17
Q
der Albtraum
A
de nachtmerrie
18
Q
das Gedächtnis
A
het geheugen
19
Q
der Schlaganfall
A
de beroerte
20
Q
der Kreislauf
A
de bloedsomloop
21
Q
die Gänsehaut
A
het kippenvel
22
Q
der Muskel
A
de spier
23
Q
der Nerv
A
de zenuw
24
Q
die Drüse
A
de klier
25
die Ausdauer
de conditie
26
erschöpfen
uitputten
27
der Schrittmacher
de pacemaker
28
das Gelenk
het gewricht
29
die Leistung
de prestatie
30
die Herausforderung
de uitdaging
31
der Fallschirm
de parachute
32
die Kletterwand
de klimwand
33
der Golfschläger
de golfstick
34
angriffslustig
agressief
35
der Anpfiff
het beginsignaal
36
kontern
de tegenaanval openen
37
der Stürmer
de spits
38
der Ausgleich
de gelijkmaker
39
das Foul
de overtreding
40
das Schlusslicht
de laatste
41
lichamelijk
körperlich
42
de koorts
das Fieber
43
duizelig
schwindlig
44
afvallen
abnehmen
45
het medicijn
das Medikament
46
de afdeling
die Station
47
de kanker
der Krebs
48
verzorgen
pflegen
49
de blessure
die Verletzung
50
deelnemen
sich beteiligen
51
de wereldkampioen
der Weltmeister
52
de thuiswedstrijd
das Heimspiel
53
het lid
das Mitglied
54
het doelpunt
das Tor
55
het team
die Mannschaft
