K3 Flashcards

1
Q

Marketing communicatie

A

In contact treden met de doelgroep om gedrag te beïnvloeden in een gunstige richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ondernemingsdoelstelling

A

Abstract doel van organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Marketing doelstelling

A

In termen van omzet/marktaandeel/concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Communicatie doelstelling

A

Verwacht effect van marketing communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bereik doelstelling

A

Hoe bereik je de doelgroep via massamedia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Procesdoelstelling

A

Gaat over waardering en begrijpelijkheid van communicatie uiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effectdoelstelling

A

wat voor effect wil je bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effectdoelstelling moeten elementen bevatten:

A
  • communicatie doelgroep
  • effect dat je wil bereiken bij doelgroep
  • termijn waarbinnen ze bereikt moeten worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dominantie

A

Merk moet dominant aanwezig zijn in het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Relevantie

A

relevante behoefte van een merk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Binding

A

Behoud van klanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gedrag

A

Consument aansporen aankoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Merkbekendheid

A

Bij een biermerk denk je aan heineken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Top of mind awereness

A

Als je denkt aan bier denk je aan heineken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Categorie behoefte

A

Herinner consument aan behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Merkattitude

A

Confrontatie merk en merktekens, mooie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Merkkeniss

A

uitleggen waar het om gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Positionering

A

bepalen gewenste associaties bij merk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sterk merk roept..

A

veel merk kennis op bij doelgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Brand equity

A

positieve associaties geven merk waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Associatief netwerkmodel

A

Hoe is informatie opgeslagen in geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Point of difference

A

wat heb je zelf maar concurrent niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Demografische criteria

A

Inkomen, sociale klasse, leeftijd, gezinscyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Psychografische criteria

A

persoonlijkheid, levensstijl, benefits

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Geografische criteria

A

klimaat, cultuur, tradities, gemeentegrootte, bevolkingsdichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Domein specifiek

A

verbruik, merkentrouw, koopbereidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Functionele benefits

A

lost probleem op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Belevenis georiënteerde benefits

A

creëert behoefte aan beleving of genieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Symbolische benefits

A

consument kan zich op bepaalde manier aan andere presenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Mindshare

A

Kennis van het merk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Heart share

A

gevoel over merk -> positieve associaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Sailliantie

A

bekendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Brand meaning

A

beeldvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Brand response

A

gedachte en gevoelens die associatie oproept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Resonance

A

gedachte en gevoelens resulteren in merkvoorkeur

36
Q

Brand affect

A

goede gevoel wat consument bij merken krijgt

37
Q

Brand love

A

mate van passie die tevreden klant voor merk heeft

38
Q

Brand community

A

delen passie voor het merk

39
Q

brand engagement

A

Mate merk onderdeel van identiteit

40
Q

Word of mouth

A

Mond tot mond reclame

41
Q

Koop intentie

A

Van plan merk te kopen

42
Q

Merkentrouw

A

bij herhaling hetzelfde merk kopen

43
Q

Informationeel

A

voordelen merk benadrukken -> functionele benefits

44
Q

Transformationeel

A

relatie met klantwaarde doelgroep -> symbolische benefits

45
Q

Tweezijdig

A

productvoordelen gecombineerd met waarde consument

46
Q

uitvoering

A

geen relatie met merk

47
Q

Cognitief

A

hoeveel kennis heeft consument bij merk

48
Q

affectief

A

hoeveel gevoelens/emoties heeft consument bij merk

49
Q

conatief

A

gedragsintentie die consument heeft

50
Q

Brand performance

A

hoe bedrijf presteert -> TOM

51
Q

Brand imagery

A

beeldvorming op basis merkwaardig en/of persoonlijke ervaringen

52
Q

Brand judgments

A

Oordelen over productkwaliteit

53
Q

Brand feelings

A

betrekking op emotionele beleving merk

54
Q

Segment

A

Potentiële consumenten die aantal belangrijke overeenkomsten vertonen

55
Q

Algemeen niveau

A

persoonsgebonden
- geografische kenmerk, socio economische kenmerken, psychografische kenmerk en productbezit

56
Q

Domeinspecifiek

A

productsgroepverbonden

57
Q

Merkspecifiek niveau

A

Merkgebonden

58
Q

achterwaarts segmenteren

A

van domeinspecifiek naar algemeen niveau

59
Q

Voorwaarts segmenteren

A

van algemene variabelen naar onderzoek doen

60
Q

Creatieve team

A

kwalitatieve data, taalgebruik stijl visualisatie

61
Q

Mediaplanners

A

kwantitatieve data. mediamix samenstellen

62
Q

Touch

A

bekendheid genereren en emotionele verbinding maken

63
Q

Tell

A

verdiepen van informatie over merk en doelgroep bij merk betrekken

64
Q

Sell

A

inkopen en informatie aanvragen

65
Q

Click trough rate

A

gem aantal keren dat er is geklikt op een advertentie en deze is weergegeven

66
Q

Conversies

A

bezoekers die gewenst gedrag vertonen, doorklikken

67
Q

Conversiepercentage

A

aantal conversies dat is behaald

68
Q

Wederkerigheid

A

geeft iets weg, gevoel hebben dat ze iets terug moeten geven

69
Q

Consistentie

A

bezoekers willen consistente verhaal waar ze in kleine stapjes ja op kunnen zeggen

70
Q

Sympathie

A

geeft bezoekers aanleiding om jouw bedrijf sympathiek te vinden

71
Q

autoriteit

A

bezoekers vertrouwen bedrijven die kennis en ervaring hebben in oplossing vraagstuk

72
Q

Schaarste

A

bezoekers hechten waarde aan producten die beperkt verkrijgbaar zijn

73
Q

Eenheid

A

Door saamhorigheid creëren willen bezoekers bij club horen

74
Q

Online marketing

A

bereik en traffic

75
Q

Content marketing

A

sterke relaties waar leads en commerciële kansen uit voorkomen

76
Q

brand awareness

A

Meer bereik en verspreiden boodschap

77
Q

leadgeneratie

A

klantgegevens ruilen voor gratis content

78
Q

Thought leadership

A

expertstrategie

79
Q

Productretentie

A

Positieve klantervaringen verzamelen

80
Q

Multichannel

A

Meerdere kanalen boodschap verspreiden

81
Q

Contentcreatie

A

content bijdraagt aan kernboodschap en doelstellingen

82
Q

Channels

A

selecteer kanalen om je content op te promoten

83
Q

Crossmedia

A

kanalen elkaar laten versterken

84
Q

Curatie

A

beheers investeringen door gebruik bronnen en bestaande content

85
Q

Community

A

bouw aan community en stimuleer mensen om te delen

86
Q

Comfort

A

zorg dat content op alle devices aantrekkelijk blijft