JOHO iVGT Flashcards
Een vrouw van 20 jaar oud heeft veel last van acne in haar gezicht. Zij wil er graag vanaf en wil er nu iets voor hebben. Bij onderzoek blijkt zij inderdaad een aantal ontsierende papels en pustels in haar gezicht te hebben. Naast de niet-medicamenteuze adviezen is het geneesmiddel van eerste keus:
A. Antibiotica lokaal: Clindamycine of erytromycine
B. Antibiotica oraal: Doxycycline
C. Benzoylperoxide of retinoïde lokaal
D. Isotretinoïne oraal
C. Benzoylperoxide of retinoïde lokaal
Bij overwegende aanwezigheid van papels en pustels wordt benzoylperoxide boven retinoïde lokaal aanbevolen. Echter wanneer er juist veel comedonen worden gezien, dan is retinoïde lokaal wel het middel van eerste keus. Stap twee in de behandeling is de lokale antibiotica. Daarna volgt de orale antibiotica in de vorm van Doxycycline. Het laatste middel is isotretinoïne oraal en wordt als laatste optie gegeven, dankzij de hevige bijwerkingen die het middel kent maar ook de grote teratogeniteit. Daarom moet, als de huisarts isotretinoïne oraal voorschrijft, hij/zij er zeker van zijn dat patiënte niet zwanger is of kan worden. Behandeling middels isotretinoïne gebeurt zelden door de huisarts zelf, vaak wordt de patiënt doorverwezen naar een dermatoloog.
Een huisarts ziet een man van 25 jaar met hoesten en sinds twee dagen koorts. Welk van de onderstaande bevindingen rechtvaardigt een snelle doorverwijzing naar een longarts het meest?
A. Intrekkingen van de thorax bij ademen
B. Piepende ademhaling
C. 40 graden Celcius koorts
D. Een verlengd expirium
A. Intrekkingen van de thorax bij ademen
Alarmsymptomen zoals beschreven in de NHG-standaard zijn: Ernstig ziek zijn (combinatie koorts, tachypneu, verwardheid/sufheid), ernstige dyspneu, hemoptoë (bloed ophoesten) en pijn vastzittend aan de ademhaling (kan duiden op een longembolie). Bovenstaande patiënt wordt niet omschreven als een ernstig zieke patiënt. Wel vertoont hij ernstige dyspneu, te zien aan het intrekken van de thorax bij ademen, wat een directe doorverwijzing rechtvaardigt.
Het afkappunt voor het stellen van de diagnose diabetes mellitus aan de hand van de nuchtere veneuze plasmaglucose ligt het dichtst bij:
A. 6.1 mmol/L
B. 6.9 mmol/L
C. 7.8 mmol/L
D. 11.0 mmol/L
B. 6.9 mmol/L
Voorwaarden voor het stellen van de diagnose Diabetes Mellitus Type 2 zijn of twee maal op twee verschillende dagen gemeten nuchtere veneuze plasmaglucosespiegel > 7.0 mmol/L, óf éénmalig gemeten 11.0 mmol/L in combinatie met klachten van een hyperglycemie. Klachten waarmee de patiënt meestal naar de huisarts gaat zijn onder andere polyurie, dorst, vermagering en recidiverende urineweginfecties.
Een 31-jarige vrouw die 30 weken zwanger is, bezoekt haar huisarts omdat zij sedert een dag frequente aandrang en pijn bij het plassen heeft. Zij voelt zich niet koortsig; haar temperatuur is 37.2 graden Celsius, axillair gemeten. Onderzoek van de urine met een teststrip op leukocyten en nitriet is voor beiden positief. Wat is de meest geschikte antimicrobiële therapie?
A. Amoxicilline
B. Cefuroxim
C. Nitrofurantoïne
D. Trimethoprim
C. Nitrofurantoïne
De nitriettest is positief, dus er is sprake van een urineweginfectie. Omdat zwangeren in de risicogroep vallen behandel je deze groep altijd met antibiotica vanwege het risico op weefselinvasie. Op dit moment heeft patiënte met haar temperatuur nog geen teken van weefselinvasie. In dat geval behandel je als eerste keus met nitrofurantoïne en als tweede keus amoxicilline/clavulaanzuur. Daarnaast neem je bij zwangeren met een urineweginfectie altijd een urinekweek af op GBS. Indien deze positief is, is dit namelijk een indicatie tot het intraveneus toedienen van antibiotica tijdens de partus. Wanneer het een zwangere mét tekenen van weefselinvasie was geweest, dan had je haar meteen doorverwezen naar de specialist.
Op het ochtendspreekuur ziet de huisarts een vrouw van 45 jaar oud die klaagt over moeheid, tintelingen aan de handen en een zwaar gevoel in de benen. Er zijn geen aanwijzingen voor chronische infectie of maligniteiten. De huisarts vermoedt alchoholmisbruik (foetor ex ore van patiënte). De huisarts doet bloedonderzoek: Hb 7.1 mmol/L (verlaagd), MCV 113 fl (verhoogd). Welke vorm van anemie is het meest waarschijnlijk?
A. Anemie door vitamine-B12-deficiëntie
B. Aplastische anemie
C. Thalassemie
D. Ijzergebreksanemie
A. Anemie door vitamine-B12-deficiëntie
Referentiewaarden Hb: Mannen 8.5-11.0 mmol/L, vrouwen 7.5-10.0 mmol/L. MCV < 80 = microcytaire anemie, MCV 80-100 = normocytaire anemie, MCV > 100 = macrocytaire anemie. Een ijzergebreksanemie is altijd microcytair. Een thalassemie bij de hierboven beschreven patiënte is zeer onwaarschijnlijk, niet alleen gezien de leeftijd maar daarnaast ook het ontbreken van een belaste familieanamnese hiervoor. Het alcoholgebruik van patiënte moet je al op het spoor zetten van een vitamine –B12-deficiëntie, evenals patiënte zich bijvoorbeeld had gepresenteerd als een enthousiaste veganist. Aplastische anemie is dan de minst waarschijnlijke optie gezien het zeer zeldzame voorkomen hiervan. Kortom, een anemie door vitamine-B12-deficiëntie is meest waarschijnlijk het geval.
Bij een vrouw met klachten van vaginale afscheiding worden de volgende bevindingen gedaan: homogene fluor, pH van de fluor >4.5, positieve aminetest en cluecellen in het fysiologisch-zoutpreparaat. Wat is op basis van deze gegevens de meest waarschijnlijke diagnose?
A. Bacteriële vaginose
B. Candida-infectie
C. Chlamydia-infectie
D. Trichomonasinfectie
A. Bacteriële vaginose
Candida:
Jeuk, irritatie
Witte, niet-riekende afscheiding
Brokkelige witte fluor
Bij LO: Rode geïrriteerde vagina/vulvawand
KOH-preparaat toont (pseudo-) hyfen van Candida Albicans
Bacteriële vaginose:
Homogene fluor
pH fluor > 4.5 (normaal 4 – 4.5)
positieve aminetest (deze is positief bij ruiken van een rotte visgeur na toevoeging aan druppel KOH)
Clue-cellen in het fysiologisch-zoutpreparaat
Chlamydia:
Positieve test bij PCR diagnostiek (hetzelfde geldt voor Gonorrhoe
Trichomonas: Jeuk Geelgroene fluor Rode vaginawand pH > 4.5
Leukocytose
Fysiologisch-zoutpreparaat toont flagellaten oftewel Trichomonaden
Positieve kweek (moet op dag van afname in laboratorium worden getest)
Een jongen van 9 jaar heeft acute keelpijn en 39 graden koorts op basis van een keelontsteking. In de voorgeschiedenis van de jongen komen geen ernstige of chronische aandoeningen voor. De meest waarschijnlijke oorzaak is in dit geval:
A. Bacterieel
B. Viraal
B. Viraal
Niets in bovenstaand verhaal duidt op een bacteriële infectie. Stel de jongen had witte stippen/beslag op zijn tonsillen gehad, had dat geduid op een bacteriële infectie. Daarnaast komt uit dit verhaal niet naar voren dat hij heel erg ziek is los van zijn koorts van 39 graden, wat ook kan duiden op een bacteriële infectie.
Een voorheen gezonde 65-jarige man komt samen met zijn vrouw bij de huisarts. Zij maakt zich zorgen over haar man, die al meerdere keren de weg naar huis niet meer terug kon vinden. Meneer wordt prikkelbaar als hij daarop wordt aangesproken. Oriënterend neurologisch onderzoek wijst op stoornissen in het kortetermijngeheugen en in de ruimtelijke oriëntatie. Welke van de onderstaande diagnosen is het meest waarschijnlijk?
A. Delier
B. Goedaardige ouderdomsvergeetachtigheid
C. Ziekte van Alzheimer
D. Ziekte van Parkinson
C. Ziekte van Alzheimer
Aan waterpokken en gordelroos ligt een infectie met hetzelfde virus ten grondslag. Het betreft het: A. Epstein-barrvirus B. Herpes Simplexvirus C. Human parvovirus D. Varicella Zostervirus
D. Varicella Zostervirus
Het Epstein-barrvirus is de bekende veroorzaker van de ziekte van Pfeiffer, oftewel mononucleosis infectiosa. Het Herpes Simplexvirus (HSV) is de verwekker van de koortslip, maar ook van genitale herpes. Type 1 HSV veroorzaakt de koortslip maar bijvoorbeeld ook keratitis herpetica. Type 2 HSV is hoofdverantwoordelijk voor herpes genitalis. Het humane Parvovirus is het micro-organisme wat de vijfde ziekte (‘slapped cheecks’) veroorzaakt.
Een 25-jarige man meldt zich op het spreekuur van de huisarts. Hij heeft sinds enkele dagen pijn in de onderrug. Hij kan hiervoor geen duidelijk uitlokkend moment bedenken. Wanneer de huisarts vraagt naar sporten vertelt hij dat hij een week geleden weer is begonnen met voetballen in teamverband. De pijn trekt niet verder dan zijn linker bil. Bukken is pijnlijk, maar lopen gaat goed. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van pijn en stijfheid laag lumbaal bij het bukken. De proef van Lasègue is negatief. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A. Coxartrose B. Ziekte van Bechterew C. Aspecifieke lage rugpijn D. Lumbosacraal radiculair syndroom
C. Aspecifieke lage rugpijn
De jonge leeftijd past niet bij coxartrose. De leeftijd past daarentegen wel bij de ziekte van Bechterew, evenals de klachtenpresentatie, echter is dit niet de meest waarschijnlijke diagnose, maar 1 die je in je achterhoofd moet houden wanneer de klachten aanhouden met stijfheid voorop. Het lumbosacraal radiculair syndroom typeert zich door een positieve test van Lasègue, waar in bovenstaande casus geen sprake van is.
Een 40-jarige man bezoekt het spreekuur van de arts in verband met hevige pijn in de rechterknie. De man voelt zich beroerd en heeft een temperatuur van 38.9 graden Celsius. De knie is rood en warm en de huid rondom de knie vertoont enkele kleine gele crustae. De arts denkt aan een septische artritis en wil de knie puncteren. Een contra-indicatie voor het puncteren van de knie is in dit geval de:
A. Crustae op de huid
B. Hevige pijn
C. Koorts
A. Crustae op de huid
Op het spreekuur bij de huisarts komt een vrouw met haar 7-jarig zoontje. Hij is bekend met inspanningsastma en gebruikt hiervoor zo nodig een kortwerkend β2-sympaticomimeticum via een poederinhalator. De laatste maanden treden de benauwdheid en de piepende ademhaling steeds vaker op, ook zonder lichamelijke inspanning. Hij heeft er nu bijna dagelijks last van en gebruikt het β2-sympaticomimeticum ook dagelijks. Welk beleid is nu geïndiceerd? Onderhoudsbehandeling met een: A. Anticholinergicum B. Inhalatiecorticosteroïd C. Kortwerkend β2-sympaticomimeticum D. Langwerkend β2-sympaticomimeticum
B. Inhalatiecorticosteroïd
De eerste stap in behandeling van astma bij kinderen is het zo nodig toedienen van een short-acting beta-agonist (SABA), bijvoorbeeld salbutamol. Wanneer dit >3 keer per week wordt gebruikt, dan is toevoeging van een inhalatiecorticosteroïd de volgende stap (zoals budesonide).
Een 13-jarig meisje is bij de huisarts bekend met allergisch astma. Zij gebruikt zo nodig alleen een kortwerkend β2-sympaticomimeticum. Sinds de overgang van de lagere naar de middelbare school heeft ze meerdere malen per week astmatische klachten en is meerdere nachten per week kortademig. Welk medicament moet volgens de huidige Nederlandse richtlijnen worden toegevoegd? A. Antihistaminicum B. Inhalatiecorticosteroïd C. Langwerkend β2-sympaticomimeticum D. Xanthinederivaat
B. Inhalatiecorticosteroïd
Een 24-jarige vrouw heeft een mono-artritis van een kniegewricht in aansluiting op een doorgemaakte urineweginfectie. Onderzoek van het gewrichtspunctaat van de knie toont een verhoogd leukocytenaantal, geen uraatkristallen en geen micro-organismen. Wat is in deze situatie de beste behandeling? A. Een antibioticakuur B. Colchicine C. Diclofenac D. Methotrexaat
C. Diclofenac
De afwezigheid van uraatkristallen maakt jicht onwaarschijnlijk, dus valt behandeling met colchicine af. Een antibioticakuur gaat bij afwezigheid van micro-organismen ook de artritis niet tegen. Methotrexaat is een latere stap wanneer er sprake is van polyartritis, geen mono-artritis.
Een patiënte met type 2 Diabetes Mellitus komt op het spreekuur. Zij heeft pas kort diabetes. Haar BMI is veel te hoog (35kg/m2). Zij heeft al leefstijladvies gekregen maar gebruikt nog geen medicijnen. Haar bloedsuikerconcentratie is veel te hoog. Welke therapie is nu geïndiceerd?
A. Insuline
B. Metformine
C. Sulfonylureumderivaat
B. Metformine
Stappenplan diabetes mellitus type II: leefstijladviezen – metformine – SU-derivaat – insuline.