Irregular Verbs Flashcards
1
Q
Zijn hele werkwoord
A
To be
2
Q
Zijn Verleden tijd
A
Was/were
3
Q
Zijn. Voltooid deelwoord
A
Have/has been
Zijn hele werkwoord
To be
Zijn Verleden tijd
Was/were
Zijn. Voltooid deelwoord
Have/has been