introductions Flashcards
1
Q
what is your name?
A
Hoe heet jij
2
Q
my name is (holly).
A
Ik heet (Heleentje).
3
Q
Good morning
A
Goedemorgen
4
Q
Good night
A
Fijne avond
5
Q
very well
A
heel goed
6
Q
Great
A
Geweldig
7
Q
please
A
Aljebleeft
8
Q
yes
A
Ja
9
Q
no
A
Nee
10
Q
And you?
A
En jij?
11
Q
where are you from?
A
Waar kom je vandaan
12
Q
I’m from (Ireland)
A
Ik kom uit (Ierland)
13
Q
Come in
A
Kom binnen
14
Q
Welcome
A
Welkom
15
Q
I’m staying
A
Hoelang blijf
16
Q
Are you (Aafje)?
A
Ben jij (Aafje)?
17
Q
Who are you?
A
Wie ben jij?
18
Q
Sit down
A
Ga zitten
19
Q
Would you like (a drink)
A
wil je ook (een drinken)
20
Q
Yes please
A
Ja graag
21
Q
I’m great/really well
A
Prima
22
Q
do you know/have you met (Holly)
A
Ken je (Heleentje)
23
Q
I don’t know (Holly)
A
Ik ken (Heleentje) niet
24
Q
hey there!
A
hé
25
Sit down
ga zitten
26
Not now
nu niet
27
I'm going to
Ik ga naar
28
Call me tomorrow
Bel me morgen
29
bye
doei
30
What is your profession
Wat is jouw beroep
