internaitonaliseren week 4 Flashcards

1
Q

wat zijn de 5 waarde oriëntaties van kluckholn en strodtbeck?

A
  1. mens nature oriëntatie–> de menselijke natuur
  2. man - natuur oriëntatie–> relatie tussen mens en natuur
  3. tijds oriëntatie
  4. activiteit oriëntatie
  5. relatie oriëntatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

van welke 3 elementen zijn waardeoriëntaties het resultaat?

A

cognitief: kennen
affectief: gevoel
directief: doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat houdt menselijke natuur oriëntatie in?

A

of de mens vanuit de basis goed of slecht?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat houdt de relatie tussen mens en natuur in?

A

of de mens boven de natuur staat(verenigde staten) of de natuur boven de mens(Azië)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat houdt de tijds oriëntatie in?

A
  • focus op het verleden
  • focus op het heden
  • focus op toekomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt de activiteit oriëntatie in?

A
  • doen: verenigde staten

- zijn: India

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat houdt de relatie oriëntatie in?

A

wat is de relatie tussen een individu en anderen?

  • individueel: verenigde staten
  • colleteral: de groep als geheel
  • lineal: de groep in hierarchie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarop is het cultuurmodel van trompenaar gebasseerd?

A
  • culturele verschillen en hoe je daar als manager mee omgaat
  • standpunt: elke cultuur heet zijn eigen oplosingen voor bepaalde problemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de 3 zaken waarop het model van trompenaar is voortgebouwd ?

A
  1. relatie met andere mensen
    2: relatie met tijd
  2. relatie met de natuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke 7 dimensies bevat het model van trompenaars?

A
  1. universilasme vs. particularisme–> regels vs relaties
  2. individualisme vs communitarisme–> effectief belang vs groepsbelang
  3. neutraal vs affectief
  4. specifiek vs difuus
  5. behaalde vs toegeschreven status
  6. sequentieel vs synchroniscvhe tijd
  7. van binnen of buiten gestuurd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het verschil tussen de visie van hofstede en trompenaar?

A

trompenaar: culturen veranderen continu
hofstede: culturen blijven hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer is een cultuur universilastisch en wanneer particularisrisch?

A

universilarisme: ideeën kunnen overal en altijd worden toegepast: veel regels en structuur
particularistisch: omstandigheden bepalen hoe ideën worden toegepast.
- persoonlijke relaties bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het verschil tussen een specifieke en een difuuse cultuur?

A
  • specifiek: het gaat om feiten: zakelijk en privé zijn gescheiden
    difuus: het belang van processen groepen en concepten, privé en zakelijk samen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is sequentiele tijd?

A
  • er wordt één activiteit tegelijk gedaan
  • monochrone cultuur
  • tijd is geld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een synchronische tijd?

A
  • tijd is flexibel
  • polychrone cultuur
  • tijd is flexibel, ritme van de natuur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het verschil tussen van binnen en van buiten gestuurd?

A
  • van binnen: vanuit eigen overtuiging(niet westers)

- van buiten: zoeken naar harmonie en compromissen, (westers)

17
Q

wat is de reconcelation?

A
  • de verzoening
  • bewustzijn, respect en verzoening zijn essentieel om samen te kunnen werken met verschillende culturen
  • reconcile: culturen respecteren elkaar in het anders zijn en maken gebruik van culturele verschillen.
18
Q

wat zijn de 5 stadia van de verzoening?

A
  1. commitment
  2. verschillen herkennen
  3. herkennen overeenkomsten
  4. gebruik het beste van beide werelden
  5. leer van dit proces en gebruik het in de toekomst.