Intensive Form - Intensiewe Vorm Flashcards
Arm (poor)
Brandarm
Alleen (alone)
Stoksielalleen
Bang (scared)
Doodbang
Beroemd (famous)
Wêreldberoemd
Bitter (bitter)
Galbitter
Blank (pale)
Lelieblank
Bleek (pale)
Doodsbleek
Blind (blind)
Stokblind
Blou (blue)
Potblou
Breed (wide)
Hemelsbreed
Deur (through)
Dwarsdeur
Dig (tight)
Potdig
Dik (thick)
Trommeldik
Donker (dark)
Pikdonker
Dood (dead)
Morsdood
Dronk (drunk)
Smoordronk
Droog (dry)
Kurkdroog
Dun (thin)
Plankdun
Duur (expensive)
Peperduur
Eerlik (honest)
Doodeerlik
Fris (healthy)
Perdfris
Fyn (fine)
Haarfyn/Piekfyn
Geel (yellow)
Goudgeel
Gek (mad)
Stapelgek
Gelukkig
Doodgelukkig
Glad (smooth - figurative; runs smoothly)
Seepglad
Glad (smooth - literal; mirror smooth)
Spieëlglad
Goedkoop
Spotgoedkoop
Graag
Dolgraag
Groen
Grasgroen
Hard
Kliphard
Helder
Kristalhelder