Innate immuniteit Flashcards

1
Q

PAMPs

A

= Pathogen associated molecular patterns
Exogene signalen geproduceerd door indringende microorganismen.

Herkend door PRRs op Sentinelcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DAMPs

A

= Damage associated molecular patterns
Endogene signalen geproduceerd door dode en stervende cellen en door gestimuleerde sentinelcellen.

Herkend door PRRs op Sentinelcellen

Directe antimicrobiële functie. Activeren innate immuunsysteem.

Extracellulair = BW-componenten
Intracellulair = eiwitten en moleculen die normaal intracellulair voorkomen --> bij beschadiging extracellulair. Voorbeeld HMGB1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PRRs

A

= Pattern recognition receptors

4 typen:

  • Membraangebonden: op het oppervlak van Sentinelcellen
  • In vesikels: herkennen gefagocyteerde en behandelde pathogenen
  • Cytoplasmatisch
  • Opgelost: niet geassocieerd met cellen

Belangrijke PRRs:

  • TLRs: membraangebonden of intracellulair
  • RIG-1-like receptors (RLRs)
  • NOD-like receptors (NLRs)
  • C-type lectin receptors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

TLRs

A

Examenvraag: Wat zijn TLRs? Geef een aantal concrete voorbeelden en wat ze specifiek herkennen.

= Toll-like receptors

Type van PRR op oppervlak van sentinel cellen, maar ook intracellulair.

Membraangebonden TLRs:

  • 1 > bacteriën: triacyl lipoproteïnen
  • 2 > bacteriën, virussen en parasieten: lipoproteïnen
  • 4 > bacteriën en virussen: lipopolysachariden
  • 5 > bacteriën: flagelline
  • 6 > bacteriën en virussen: diacyl lipoproteïnen
  • 11 > protozoa: toxoplasma profilin-like molecule

Intracellulair TLRs:

  • 3 > virussen: dsRNA
  • 7 en 8 > virussen en bacteriën: enkelstrengig RNA
  • 9 > virussen, bacteriën en protozoa: CpG DNA en dsDNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

RIG-1-like receptors (RLRs)

A

Type van PRR

Herkennen dsRNA van virussen.
Activeert interferon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

NOD-like receptors (NLRs)

A

Type van PRR

Herkennen pathogenen in cytosol. Werken samen met TLRs om immuunreactie te activeren.

NOD1 herkent peptidoglycanen van bacteriën
NOD2 herkent muramyl dipeptide en fungeert als algemene sensor voor intracellulaire bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

C-type lectin receptors

A

Type van PRR

Herkennen carbohydraten op bacteriën, fungi en virussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Microbiële PAMPs

A
  • Bacterieel lipopolysacharide: herkend door TLR4, maar alleen activatie van macrofaag als 3 andere eiwitten zijn gebonden. Activeert macrofaag en triggert cytokine productie
  • Bacteriële peptidoglycanen: polymeren van N-acetyl glucosamine en N-acetyl muraminic acid. Herkend door verschillende PRRs, waaronder peptidoglycaan-recognition proteïns (PGRPs). Activeert productie van proinflammatoire en antimicrobiele peptiden
  • Bacterieel DNA: herkend door TLR9 door aanwezigheid unmethylated CpG en deoxyguanoside nucleotiden. Activeert productie van cytokines (TNFalfa, IL6 en IL12)
  • Virale nucleïnezuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HMGB1

A

= High mobility group box protein 1

Belangrijke intracellulaire DAMP. Komt vrij uit kapotte cellen en gesecreteerd door geactiveerde macrofagen.

Fysiologische functie: opvouwen DNA.
Extracellulair herkend door TLR2 en 4, waardoor versterking inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sentinel cellen

A

Functie = herkennen van en reageren op pathogenen.

= macrofagen, dendritische cellen, mast cellen, epitheelcellen, endotheelcellen en fibroblasten.

Bevatten meerdere PRRs waardoor snelle reactie op PAMPs en DAMPs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mediator moleculen

A

= cytokines, chemokines, inflammatie moleculen, antimicrobiële moleculen.

Vrijgesteld door geactiveerde sentinel cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cytokines

A

TNFalfa, IL1, IL6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

TNFalfa

A

= Tumor necrosis factor alfa
Type van cytokine

Geproduceerd door gestimuleerde sentinel, endotheel, T, B cellen en fibroblasten.

Functies:

  • Triggert vrijstelling chemokines en cytokines door nabijgelegen cellen
  • Promoot aanhechting, migratie, aantrekking en activatie van leukocyten
  • Triggert verandering in endotheel. lokaal: roodheid en zwelling. circulerend: inductie van microvascuaire trombose en lekken van capillairen.
  • Stimuleert neutrofielen tot doden van microben + aantrekking naar geinfecteerde weefsels
  • Overgang van innate naar adaptief faciliteren door stimulatie van antigen-presentatie en T-cel activatie

EXAMENVRAAG: Geef 4 mogelijke effecten van TNFalfa en bespreek de cellen die TNFalfa produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

IL-1

A

Type van proinflammatoire cytokines.

Functies:

  • Dood tumorcellen
  • Hersenen Geeft depressief gevoel
  • Promoot inflammatie
  • Bloedvloei: Stimuleert IFNgamma synthese en integrine expressie
  • Celgroei: Stimuleert groei van fibroblasten, keratinocyten, mesangeale cellen en gladde spiercellen in bloedvaten
  • Leukocyten: Stimuleert Th2 cel cytokine productie, degranulatie van eosinofielen en basofielen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

IL-6

A

Type van cytokine

Getriggerd door bacteriële endotoxines, IL-1 en TNFalfa.

Geproduceerd door macrofagen, T- en mast cellen.

Effect op inflammatie en adaptief immuunstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chemokines

A

Kleine chemotactische cytokines. Bouwen concentratiegradiënt op.

Geproduceerd door sentinel cellen.

17
Q

Inflammatoire/ vasoactieve moleculen

A

NOS2 en COX2 werken vasodilaterend en werken in op pathogenen.

18
Q

Antimicrobiële moleculen

A
  • Antimicrobiële peptiden; defensines, cathelicidines, serprocidine, granulysines, BPIs en calprotectines.
  • Lysosomen
  • Complement
19
Q

Werking/migratie neutrofielen

A

Neutrofielen opgeslagen in lever, milt, longen en beenmerg. Vrijstelling tijdens bacteriële infectie.

  • Endotheel cellen tonen P-selectine (CD62P) op membraan in aanwezigheid van LPS of DAMPs. L-selectine wordt getoond op membraan van neutrofielen en kan binden aan P-selectine.
  • Neutrofielen gaan rollen tegen endotheel tot ze stil staan.
  • Endotheel cellen stimuleren (dmv PAF) neutrofielen tot presentatie van (LFA-1), wat kan binden aan ICAM-1 op endotheelcellen
  • Migratie door endotheel o.i.v. chemokines; Productie proteasen door neutrofielen om door endotheel te komen
  • Kruipen naar microben
  • Fagocyteren en vernietigen microbe.
20
Q

Fagocytose

A

5 stappen:

  • Activatie van neutrofielen door binding aan endotheel en stimulatie door TNFalfa, CXCL8 of C5a. neutrofiel secreteert elastase, defensines en oxidanten
  • Chemotaxis via concentratiegradient van chemoattractanten (C5a, fibrinopeptide B, waterstofperoxide, chemokines, leukotriene B4)
  • Aanhechting aan microbe, welke is geopsoniseerd door opsonines (mannose binding lectin, complement onderdelen, antilichamen)
  • Opname: Lamellipod wikkelt rond microbe –> fagocyteert
  • Vernietiging: productie oxidanten door activatie van NOX en fusie van vesikels met lytische enzymen en antimicrobiele peptiden tot fagolysosoom –> vrijstelling elastase en cathepsine G –> verteren bacteriele celmembraan