Inleiding tot economisch recht vragen en antwoorden Flashcards
Henry en Giuseppe zijn beiden ondernemingen. Henry vraagt Giuseppe om voor
hem een kist wijn te bestellen bij een wijnhandelaar. Giuseppe aanvaardt om dit
te doen en bestelt bij de wijnhandelaar de kist wijn in naam van Henry. De
wijnhandelaar levert de kist die werd besteld bij Giuseppe, maar werd nog niet
betaald.
Kort daarna wordt Giuseppe failliet verklaard. Henry daarentegen is zeer solvabel. De
kist staat nog bij Giuseppe.
Welke uitspraak is correct?
a. De kans is klein dat Henry de kist wijn zal krijgen. De kans is groot dat de
wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal krijgen.
b. De kans is klein dat Henry de kist wijn zal krijgen. De kans is klein dat de
wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal krijgen.
c. De kans is groot dat Henry de kist wijn zal krijgen. De kans is groot dat de
wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal krijgen.
d. De kans is groot dat Henry de kist wijn zal krijgen. De kans is klein dat de
wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal krijgen.
We hebben hier te maken met een lastgeving waarbij de lasthebber handelt in naam van de
lastgever. Lastgever handelt binnen zijn mandaat, er is dus een rechtstreekse band tussen de
lastgever en de derde. Dit betekent dat de lastgever dus aansprakelijk zal zijn.
Henry moet dit financiëren, dus niet Giuseppe die failliet gegaan is, aangezien Henry zeer
solvabel is, is de kans groot dat de wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal
krijgen. (a en d kunnen we dus al uitsluiten)
De lasthebber handelt in naam van de lastgever en zal de wijn dus aan deze MOETEN
overhandigen, antwoord is dus c.
Henry en Giuseppe zijn beiden ondernemingen. Henry vraagt Giuseppe om voor
hem een kist wijn te bestellen bij een wijnhandelaar. Giuseppe aanvaardt om dit
te doen en bestelt bij de wijnhandelaar de kist wijn in eigen naam. Henry heeft
vooraf de prijs aan Giuseppe overgeschreven. Giuseppe heeft echter de
wijnhandelaar nog niet betaald. De wijnhandelaar levert persoonlijk de kist die
werd besteld bij Giuseppe. Alle flessen wijn blijken gebroken door een ruwe
levering.
Kort daarna wordt Giuseppe failliet verklaard. Henry daarentegen is zeer solvabel.
Welke uitspraak is correct?
a. De kans is klein dat Henry een vergoeding krijgt voor de gebrekkige levering.
De kans is groot dat de wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal
krijgen.
b. De kans is klein dat Henry een vergoeding krijgt voor de gebrekkige levering.
De kans is klein dat de wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal
krijgen.
c. De kans is groot dat Henry een vergoeding krijgt voor de gebrekkige levering.
De kans is groot dat de wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal
krijgen.
d. De kans is groot dat Henry een vergoeding krijgt voor de gebrekkige levering.
De kans is klein dat de wijnhandelaar de volledige prijs van de kist wijn zal
krijgen.
We hebben te maken met een lastgeving waarbij de lasthebber in eigen naam handelt. Dit
noemt men ook wel een oneigenlijke lastgeving. Hierbij hebben we geen rechtstreekse band
tussen de lastgever en de derde, maar wel tussen de lasthebber en de derde. De lasthebber
wordt zelf dus de schuldenaar en is aansprakelijk. Aangezien de lasthebber Guiseppe, failliet
gaat, is de kans klein dat deze de volledige prijs van de kist wijn zal kunnen terugbetalen. We
kunnen dus a en c al uitsluiten.
Henry kan geen vergoeding krijgen omdat het Giuseppe is die het in eigen naam besteld
heeft, Henry heeft hier dus niets mee te maken.
Juiste antwoord: B
. Frans is werknemer bij Peer BV, een onderneming in schilderwerken. Frans voert
namens Peer BV schilderwerken uit die Nele bij de BV heeft besteld. Door een
voor hem vaak voorkomende onzorgvuldigheid laat hij een pot verf vallen. Deze
pot verf valt op Nele, die er een hersenschudding aan overhoudt. Lucas, een
toevallige voorbijganger, wordt niet verwond, maar heel zijn outfit is met zwarte
verf besmeurd.
Welke uitspraak is correct?
a. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans ook.
b. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans niet.
c. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans evenmin.
d. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans wél.
BV Frans Nele/Lucas
Werknemer
We hebben een contract tussen de BV en Nele. Ook is er een contract tussen de BV en Frans.
Aangezien Frans de werknemer is van de BV, zal de BV aansprakelijk zijn voor de fouten die
Frans begaat, behalve als kan worden aangetoond door artikel 18 in WAO dat deze fout een
zware of een lichte, herhaalde fout is. Nele en Frans zullen dus eerst beiden de BV
aansprakelijk stellen. Aangezien deze BV zal zien dat dit een vaak voorkomende fout is, zal de
werkgever zorgen dat ze de werknemer aansprakelijk stellen. Lucas en Nele zullen dus Frans
aansprakelijk stellen, en dit heeft een grote kans op slagen.
Juiste antwoord: A
Frans is werknemer bij Peer BV, een onderneming in schilderwerken. Frans voert
namens Peer BV schilderwerken uit die Nele bij de BV heeft besteld. Door een
voor hem uitzonderlijke onzorgvuldigheid laat hij een pot verf vallen. Deze pot
verf valt op Nele, die er een hersenschudding aan overhoudt. Lucas, een
toevallige voorbijganger, wordt niet verwond, maar heel zijn outfit is met zwarte
verf besmeurd.
Welke uitspraak is correct?
a. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans ook.
b. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans niet.
c. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans evenmin.
d. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans wél.
Het verschil met de vorige vraag is dat we hierbij te maken hebben met een uitzonderlijke
onzorgvuldigheid. Nele en Lucas zullen dus de BV aansprakelijk stellen. Volgens artikel 18
WAO zou de BV, de werkgever, enkel zijn werknemer aansprakelijk kunnen stellen wanneer
dit een grove of een lichte, herhaalde fout is. Hierbij is het een uitzonderlijke fout en kan de
werknemer, namelijk Frans, dus niet aansprakelijk gesteld worden.
Nele en Lucas kunnen Frans dus niet aansprakelijk stellen.
Juiste antwoord: C
Frans is bestuurder bij Peer BV, een onderneming in schilderwerken. Frans voert
namens Peer BV schilderwerken uit die Nele bij de BV heeft besteld. Door een
voor hem vaak voorkomende onzorgvuldigheid laat hij een pot verf vallen. Deze
pot verf valt op Nele, die er een hersenschudding aan overhoudt. Lucas, een
toevallige voorbijganger, wordt niet verwond, maar heel zijn outfit is met zwarte
verf besmeurd.
Welke uitspraak is correct?
a. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans ook.
b. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans niet.
c. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans evenmin.
d. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans wél.
Het verschil hierbij is dat Frans nu een bestuurder is, dit zorgt ervoor dat hij dus ook gezien
wordt als een werkgever en niet enkel als een werknemer. Frans zal dus zelf direct
aansprakelijk zijn voor de fouten die hij maakt. Aangezien hij zowel werknemer als werkgever
is is hij zowel aansprakelijk voor een grove of lichte, herhaalde fout als voor een
uitzonderlijke fout want hij kan niet als werkgever de aansprakelijkheid (art. 18) naar zijn
werknemer leggen, aangezien hij zelf ook de werknemer is en dit dus geen zin heeft.
Juiste antwoord: A
Frans is bestuurder bij Peer BV, een onderneming in schilderwerken. Frans voert
namens Peer BV schilderwerken uit die Nele bij de BV heeft besteld. Door een
voor hem uitzonderlijke onzorgvuldigheid laat hij een pot verf vallen. Deze pot
verf valt op Nele, die er een hersenschudding aan overhoudt. Lucas, een
toevallige voorbijganger, wordt niet verwond, maar heel zijn outfit is met zwarte
verf besmeurd.
Welke uitspraak is correct?
a. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans ook.
b. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft grote kans op
slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans niet.
c. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans evenmin.
d. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Frans heeft géén grote kans
op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen Frans wél.
Bestuurders kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor fouten die zij maken in hun functie als bestuurder, vooral als die fouten een derde schade toebrengen.
Frans is zowel bestuurder als werknemer. Hij zou artikel 18 WAO kunnen oproepen, maar dit heeft geen zin want hij is zelf de bestuurder en is dus aansprakelijk ten opzichte van Nele en Frans.
Juiste antwoord: A
Henry en Giuseppe zijn beide ondernemingen. Henry vraagt Giuseppe om
voor hem een kist wijn te bestellen bij een wijnhandelaar. Giuseppe
aanvaardt om dit te doen en bestelt bij de wijnhandelaar de kist wijn in
eigen naam. De wijnhandelaar levert de kist die werd besteld, maar wordt
niet betaald.
Kort daarna wordt Giuseppe failliet verklaard. Henry daarentegen is zeer
solvabel. Kort na levering werd de kist aan Henry bezorgd en werd de wijn
opgedronken.
Welke uitspraak is correct?
1. De kans is klein dat Henry de volledige prijs van de kist wijn zal
moeten betalen. De kans is groot dat de wijnhandelaar de volledige
prijs van de kist wijn zal krijgen.
2. De kans is klein dat Henry de volledige prijs van de kist wijn zal
moeten betalen. De kans is klein dat de wijnhandelaar de volledige
prijs van de kist wijn zal krijgen.
3. De kans is groot dat Henry de volledige prijs van de kist wijn zal
moeten betalen. De kans is groot dat de wijnhandelaar de volledige
prijs van de kist wijn zal krijgen.
4. De kans is groot dat Henry de volledige prijs van de kist wijn zal
moeten betalen. De kans is klein dat de wijnhandelaar de volledige
prijs van de kist wijn zal krijgen.
We hebben hierbij te maken met een lastgeving waarbij de lasthebber handelt in eigen
naam. We hebben dus een rechtstreekse band tussen de lasthebber, Guiseppe en de derde,
de wijnhandelaar. Dit zorgt er dan voor dat de lasthebber zelf de schuldenaar wordt.
Aangezien Guiseppe failliet gaat is de kans klein dat de wijnhandelaar de volledige prijs zal
krijgen. We kunnen dus a en c al uitsluiten.
De lasthebber zal wel het resultaat moeten overdragen aan de lastgever, Henry. Henry zal
dus de volledige prijs van de wijn moeten betalen.
Juiste antwoord: D
Karel is één van de vijf bestuurders van Peer BV, een onderneming in
schilderwerken. Hij sluit namens Peer BV een overeenkomst met Nele om
haar muur wit te schilderen. Karel voert deze schilderwerken uit. Uit
verstrooidheid schildert hij de muur zwart.
De raad van bestuur van Peer BV is een collegiaal orgaan. De raad van
bestuur bekrachtigde de overeenkomst die Karel sloot met Nele, maar was
op geen enkele manier betrokken bij de uitvoering ervan.
Welke uitspraak is correct?
1. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Peer BV heeft grote
kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen
Karel ook.
2. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Peer BV heeft grote
kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen
Karel niet.
3. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Peer BV heeft géén
grote kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele
tegen Karel evenmin.
4. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Peer BV heeft géén
grote kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele
tegen Karel wél.
Hierbij zijn er meerdere bestuurders (‘één van de vijf bestuurders’). De fout van een
werknemer zal dus op de werkgever te komen. De werknemer en werkgever zijn hier niet
dezelfde persoon (zoals met Frans). Een fout die door een werknemer (die hier ook één van
de bestuurders is, maar niet de enige dus dit heeft géén impact!) valt dus op de hele
vennootschap. Aangezien het volgens art. 18 uit het WAO hier niet over een zware of een
lichte, herhaalde fout gaat kunnen we de aansprakelijkheid niet op Karel doorschuiven. Nele
zal dus tegen Peer BV een aansprakelijkheidvordering kunnen maken, maar niet tegen Karel
omdat deze hierbij gewoon als de ‘werknemer’ gezien wordt omdat hij niet de enige
bestuurder is.
Juiste Antwoord: B
Karel is de enige bestuurder van Peer BV, een onderneming in
schilderwerken. Hij sluit namens Peer BV een overeenkomst met Nele om
haar muur wit te schilderen. Karel voert deze schilderwerken uit. Met opzet
schildert hij de muur zwart. Door onvoorzichtigheid laat hij ook een pot
verf vallen op Lucas, een toevallige voorbijganger. Lucas wordt niet
verwond, maar heel zijn outfit is met zwarte verf besmeurd.
Welke uitspraak is correct?
1. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Karel heeft grote
kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen
Karel ook.
2. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Karel heeft grote
kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas tegen
Karel niet.
3. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Karel heeft géén
grote kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas
tegen Karel evenmin.
4. Een aansprakelijkheidsvordering van Nele tegen Karel heeft géén
grote kans op slagen. Een aansprakelijkheidsvordering van Lucas
tegen Karel wel
Juiste antwoord: A
Dennis is als werknemer een gewaardeerde taalleerkracht bij de
privéschool Linguastic NV die scholieren uit het middelbaar onderwijs
bijlessen Frans aanbiedt. Studente Marie (15j) maakt misbruik van een
uitzonderlijk moment van onoplettendheid van leerkracht Dennis om haar
studieboek naar medestudent Tom te slingeren. Het boekdeel treft doel en
Tom wordt lelijk verwond.
Tegen welke van volgende (rechts)personen zal een
aansprakelijkheidsvordering van Tom het minst kans op slagen hebben?
1. Dennis
2. Marie
3. De moeder van Marie
4. Linguastic NV
We hebben hierbij te maken met het verband tussen werknemer en werkgever. Dennis geniet normaal gezien van de immuniteit van de uitvoeringsagent, toch geldt dat in deze situatie niet omdat er een lichamelijke fout is gebeurd. Normaal is
de werkgever altijd aansprakelijk te stellen voor de fout die door de werknemer gemaakt
wordt, behalve als volgens artikel 18 uit het WAO, aangetoond kan worden dat dit een zware
fout of een lichte, herhaalde fout was. We leren hierbij dat het een ‘uitzonderlijk moment
van onoplettendheid’ was, dit betekent dus dat we de werknemer dus niet aansprakelijk
kunnen stellen. Het juiste antwoord is dus Dennis.
Sarah vraagt Karel om een fiets aan te kopen. Ze is heel specifiek in haar
vereisten: een groene Brompton van maximaal EUR 1.200. Karel aanvaardt deze
taak. Sarah geeft Karel een ondertekende volmacht waaruit blijkt dat ze hem de
bevoegdheid geeft om in haar naam “een fiets te kopen van max. EUR 1.200”.
Karel bestelt in naam van Sarah een oranje Brompton voor EUR 1.300 bij
fietshandelaar Boonen. Boonen vraagt daarbij niet de overlegging van een
volmacht.
Welke uitspraak is correct over de nog niet betaalde prijs?
- Boonen kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
Karel met succes aansprakelijk stellen. - Boonen kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
ook Karel niet met succes aansprakelijk stellen. - Boonen kan Sarah met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
Karel niet met succes aansprakelijk stellen. - Boonen kan Sarah met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan ook
Karel met succes aansprakelijk stellen.
We hebben hierbij te maken met een lastgeving waarbij de lasthebber handelt in
de naam van de lastgever.
Karel heeft in plaats van maximum 1.200 euro te besteden, 1.300 euro besteed.
Hij is dus buiten zijn mandaat gegaan.
Artikel 1998: de lastgever kan niet gehouden worden tot hetgeen daarbuiten
mocht zijn gedaan als hij hier geen akkoord toe heeft gegeven. Karel is dus over
buiten zijn mandaat gegaan, hiervoor is Sarah dus niet aansprakelijk aangezien
ze hier nooit haar akkoord voor gegeven heeft.
Artikel 1997: de lasthebber heeft niet voldoende informatie over de volmacht
gegeven aan de derde, hij is dus aansprakelijk voor hetgeen dat hierbuiten
gedaan wordt.
Juiste antwoord: A
Mieke vraagt haar minnaar Louis om een damesfiets aan te kopen. Ze is heel
specifiek in haar vereisten: een fiets met minstens 12 versnellingen en een prijs
van maximaal EUR 1.200. Louis aanvaardt deze taak. Deze afspraken staan
duidelijk beschreven in hun e-mailcorrespondentie.
Louis bestelt een damesfiets met 14 versnellingen voor EUR 1.100 bij
fietshandelaar Boonen. Het zijn de gegevens van Louis die op de bestelbon staan
en waarop hij voor akkoord zijn handtekening plaatst. In de winkel heeft Louis,
die het gevoel had dat hij zich moest verantwoorden voor de aankoop van een
damesfiets, wel uitgebreid verteld dat deze fiets bestemd is voor een minnares.
Welke uitspraak is correct met betrekking tot de nog niet betaalde prijs?
- Boonen kan Mieke niet met succes aanspreken. Boonen kan Louis met
succes aansprakelijk stellen op grond van onrechtmatige daad. - Boonen kan Mieke niet met succes aanspreken. Boonen kan Louis met
succes contractueel aansprakelijk stellen. - Boonen kan Mieke met succes aanspreken. Mieke kan Louis met succes
aansprakelijk stellen op grond van onrechtmatige daad. - Boonen kan Mieke met succes aanspreken. Mieke kan Louis met succes
contractueel aansprakelijk stellen.
We hebben hierbij te maken met lastgeving. De lasthebber handelt hierbij in zijn
eigen naam, hij verteld wel dat de fiets voor iemand anders bestemd is, maar
laat niet weten dat hij het IN NAAM VAN iemand anders aanschaft. Hierdoor
hebben we dus geen rechtstreekse band tussen de lastgever en de derde, Mieke
kan dus niet aangesproken worden. De lasthebber wordt nu wel zelf de
schuldenaar en kan wel aangesproken worden.
Juiste antwoord: B
Henry, een wijnhandelaar, vraagt Giuseppe om een kist wijn te
verkopen. Giuseppe aanvaardt om dit te doen en verkoopt de kist wijn in
naam van Henry aan een welgestelde klant. Om een hogere commissie te
bekomen, geeft Giuseppe de klant bewust verkeerde informatie over de
oorsprong en ouderdom van de wijn.
Welke uitspraak is correct?
1. De koper heeft een rechtstreekse contractuele vordering zowel
tegen Henry als tegen Giuseppe.
2. De koper heeft een vordering tegen Giuseppe; hij heeft geen
vordering tegen Henry.
3. De koper heeft een contractuele vordering tegen Henry; hij heeft
geen buitencontractuele vordering tegen Giuseppe aangezien die
uitvoeringsagent is.
4. De koper heeft een contractuele vordering tegen Henry; hij heeft
een buitencontractuele vordering tegen Giuseppe.
We hebben hierbij te maken met lastgeving. De lasthebber handelt in naam van de
lastgever, dus is er een rechtstreekse band tussen de lastgever en de derde. We hebben dus
een contractuele vordering tegen Henry. Giuseppe heeft aan dwaling gedaan, dus is er een
buitencontractuele vordering tegen Giuseppe.
Juiste antwoord: D
Thibaut vraagt de BVBA Schone Lei om zijn huis te poetsen. Deze taak
wordt namens BVBA Schone Lei uitgevoerd door Wout, een werknemer van
de BVBA. Wout gebruikt uit onzorgvuldigheid een verkeerd product om de
antieke parketvloer in het salon van Thibaut te poetsen. Het hout slaat
helemaal paars uit.
Welke uitspraak is correct?
1. Thibaut kan BVBA Schone Lei nooit contractueel aansprakelijk
stellen, omdat Wout een werknemer is.
2. Thibaut kan Wout nooit buitencontractueel aansprakelijk stellen;
contractueel is Wout wel aansprakelijk ten aanzien van BVBA
Schone Lei.
3. Thibaut kan BVBA Schone Lei enkel buitencontractueel aansprakelijk
stellen indien Wout een opzettelijke fout beging.
4. BVBA Schone Lei kan Wout niet contractueel aansprakelijk stellen,
tenzij zijn onzorgvuldigheid een grove of herhaalde lichte fout
betreft.
We hebben hierbij een contract tussen de BVBA en Thibault. Ook hebben we een contract
tussen BVBA en Wout aangezien dit werkgever en werknemer zijn.
We weten dus al dat a en c fout zijn, aangezien Thibaut de BVBA altijd contractueel
aansprakelijk kan stellen voor een fout van hun werknemer.
De BVBA (werkgever) kan Wout (werknemer) contractuel aansprakelijk stellen voor een fout
van deze, maar enkel wanneer deze kan bewijzen dat dit een grove of een lichte, herhaalde
fout is.
Thibaut kan Wout wel buitencontractueel aansprakelijk stellen als er sprake is van een
misdrijf.
Juiste antwoord : D
Jaap is als werknemer een gewaardeerde onderwijzer bij de peutertuin
Rebel NV. Katrien is een tweejarige peuter die nog niet kan spreken, maar
wel fysiek reeds flink vooruit is op haar leeftijd. Katrien maakt misbruik van
een uitzonderlijk moment van onoplettendheid van Jaap om haar Kabouter
Plop-brooddoos naar mede-peuter Tom te slingeren. De brooddoos treft
doel en Tom wordt lelijk verwond.
Welke van volgende uitspraken is
correct?
1. Een aansprakelijkheidsvordering van Tom tegen Katrien heeft een
grote kans op slagen. Deze aansprakelijkheidsvordering kan echter
pas worden ingesteld indien Katrien meerderjarig wordt.
2. Een aansprakelijkheidsvordering van Tom tegen de ouders van
Katrien heeft een grote kans op slagen. Deze
aansprakelijkheidsvordering kan voor rekening van Tom door zijn
ouders worden ingesteld.
3. Een aansprakelijkheidsvordering van Tom tegen Jaap heeft een
grote kans op slagen. Deze aansprakelijkheidsvordering kan voor
rekening van Tom door zijn ouders worden ingesteld.
4. Een aansprakelijkheidsvordering van Tom (voor eigen rekening of
vertegenwoordig door zijn ouders) tegen Rebel NV heeft een zeer
lage kans op slagen.
We hebben hierbij zowel de relatie van kwalitatieve aansprakelijkheid van een
werknemer (Jaap) en een werkgever (NV), van een leerkracht (Jaap) en een
leerling (Katrien) en van een kind en ouder.
Tom zou Jaap aansprakelijk kunnen stellen, maar dit kan door Jaap makkelijk
weerlegd worden door te bewijzen dat dit een ‘uitzonderlijk moment van
onoplettendheid’ was. C is dus fout.
Tom kan de NV aansprakelijk stellen aangezien de werkgever aansprakelijk is
voor een lichte fout van hun werknemer (Jaap). D is dus fout.
Tom kan het beste de ouders van Katrien aansprakelijk stellen, aangezien een
ouder kwalitatief aansprakelijk is voor de fout van hun (minderjarig) kind en dit
zéér moeilijk te weerleggen is!
In deze situatie zijn de ouders meer aansprakelijk dan de NV.
Meest juiste antwoord is dus B.
Sarah vraag Karel om een fiets aan te kopen. Ze is heel specifiek in haar
vereisten: een groene Brompton van maximaal EUR 1.200. Karel aanvaardt
deze taak. Sarah geeft Karel een ondertekende volmacht waaruit blijkt dat
ze hem de bevoegdheid geeft om in haar naam “een fiets te kopen van
max. EUR 1.200”.
Karel koop in naam van Sarah een groene Brompton voor EUR 1.100 bij
fietshandelaar Merkx. Merkx vraagt daarbij niet de overlegging van de
volmacht noch enige andere legitimatie.
Welke uitspraak is correct?
1. Merkx kan Sarah met succes contractueel aansprakelijk stellen.
Merkx kan Karel niet met succes aansprakelijk stellen.
2. Merkx kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Merckx kan
Karel met succes contractueel aansprakelijk stellen.
3. Merkx kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Merckx kan
Karel met succes buitencontractueel aansprakelijk stellen.
4. Merkx kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Merckx kan
ook Karel niet met succes aansprakelijk stellen.
We hebben hierbij te maken met lastgeving waarbij Sarah de lastgever is en Karel de
lasthebber. De lasthebber handelt hierbij in de naam van de lastgever en handelt binnen zijn
mandaat. Hierbij zal dus Merkx dus Sarah aansprakelijk kunnen stellen, maar niet Karel
aangezien hij binnen zijn mandaat heeft gehandelt.
Extra:
Wanneer Sarah zou ontkennen dat ze dit heeft besteld, zou Merkx dit moeten bewijzen, dat wordt heel moeilijk omdat hij geen legitimatie heeft gevraagd. Dus zou hij ze dan beide niet aansprakelijk kunnen stellen.
Opmerking:
Men moet enkel kijken of de derde weldegelijk de volmacht heeft gevraagd wanneer men
buiten zijn mandaat gehandelt heeft.
Juiste antwoord is dus A.
Sarah vraag Karel om een fiets aan te kopen. Ze is heel specifiek in haar
vereisten: een groene Brompton van maximaal EUR 1.200. Karel aanvaardt
deze taak. Sarah geeft Karel een ondertekende volmacht waaruit blijkt dat
ze hem de bevoegdheid geeft om in haar naam “een fiets te kopen van
max. EUR 1.200”.
Karel koop in naam van Sarah een oranje Brompton voor EUR 1.100 bij
fietshandelaar Boonen. Boonen vraagt daarbij de overlegging van de
volmacht.
Welke uitspraak is correct?
1. Boonen kan Sarah met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
Karel niet met succes aansprakelijk stellen.
2. Boonen kan Sarah met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan ook
Karel met succes aansprakelijk stellen.
3. Boonen kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
Karel met succes aansprakelijk stellen.
4. Boonen kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
ook Karel niet met succes aansprakelijk stellen.
We hebben hierbij te maken met een schijnvertegenwoordiging. Sarah heeft in haar
volmacht enkel gezegd dat ze een fiets wou die maximaal 1.200 euro kost. Ze heeft wel
mondeling vermeld dat ze wou dat deze groen was, maar dit stond niet in haar volmacht! Als ze dan niet zou de fiets willen betalen aan Merkx omdat deze oranje is, is ze hier zelf
aansprakelijk voor aangezien ze dit had moeten vermelden in haar volmacht. Boonen kan
Karel niet aansprakelijk stellen aangezien deze heeft gehandelt zoals in de volmacht gevraagd
staat en in naam van Sarah handelt.
Wel zou Sarah dan nog Karel aansprakelijk kunnen stellen omdat hij haar niet eraan herinnert
heeft om in haar volmacht te vermelden dat deze groen moet zijn, wanneer ze dit wel
mondeling verklaard had.
Juiste antwoord: A
Sarah vraag Karel om een fiets aan te kopen. Ze is heel specifiek in haar
vereisten: een groene Brompton van maximaal EUR 1.200. Karel aanvaardt
deze taak. Sarah geeft Karel geen ondertekende volmacht noch een
andere legitimatie waaruit zijn bevoegdheid blijkt.
Karel koop in naam van Sarah een groene Brompton, met alles erop en
eraan, voor EUR 1.500 bij fietshandelaar Museeuw.
Welke uitspraak is correct?
1. Museeuw kan Sarah met succes contractueel aansprakelijk stellen.
Museeuw kan Karel niet met succes aansprakelijk stellen.
2. Museeuw kan Sarah niet met succes contractueel aansprakelijk
stellen. Museeuw kan wel Karel met succes aansprakelijk stellen,
tenzij Karel duidelijk had gemaakt dat hij zijn bevoegdheid
overschreed.
3. Museeuw kan Sarah met succes aansprakelijk stellen. Sarah kan
echter op haar beurt hiervoor met succes Karel aansprakelijk
stellen.
4. Museeuw kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Museeuw
kan wel met succes Karel aansprakelijk stellen, die op zijn beurt met
succes Sarah kan aansprakelijk stellen.
Uitleg:
Sarah heeft hier geen ondertekende volmacht gegeven, dit betekend dus dat
Karel eigenlijk naar Merkx gaat zonder dat hij van Sarah hiervoor het recht heeft
gekregen.
Merkx kan dus nooit Sarah aansprakelijk stellen aangezien ze dit niet heeft
toegestaan, wel kan hij dan Karel aansprakelijk stellen.
Sarah kan dan Karel aansprakelijk stellen dat hij doet alsof hij een bevoegdheid
gekregen had, ondertussen dat dit niet zo was.
Juiste antwoord: B
Henry vraagt Giuseppe om voor hem een kist wijn te bestellen bij een
wijnhandelaar. Giuseppe aanvaardt om dit te doen en bestelt bij de
wijnhandelaar de kist wijn in eigen naam. De wijnhandelaar levert de kist die
werd besteld, maar wordt niet betaald.
Welke uitspraak is correct?
- De wijnhandelaar heeft een rechtstreekse contractuele vordering
zowel tegen Henry als tegen Giuseppe. - De wijnhandelaar heeft een contractuele vordering tegen Giuseppe;
hij heeft geen rechtstreekse vordering tegen Henry. - De wijnhandelaar heeft een contractuele vordering tegen Henry, in
zijn hoedanigheid van werkgever; hij heeft geen rechtstreekse
vordering tegen Giuseppe aangezien die uitvoeringsagent is. - De wijnhandelaar heeft een contractuele vordering tegen Henry; hij
heeft een buitencontractuele vordering tegen Giuseppe.
We hebben hierbij te maken met een lastgeving waarbij de lasthebber in eigen naam
handelt. Er is dus een rechtstreekse band tussen de lasthebber en de derde, hier dus tussen
Giuseppe en de wijnhandelaar. Er is geen rechtstreekse band tussen de lastgever en de
derde.
We kunnen dus antwoord a, c en d schrappen.
Juiste antwoord is B.
Sarah vraag Karel om een fiets aan te kopen. Ze is heel specifiek in haar
vereisten: een groene Brompton van maximaal EUR 1.200. Karel aanvaardt
deze taak. Sarah geeft Karel een ondertekende volmacht waaruit blijkt dat
ze hem de bevoegdheid geeft om in haar naam “een fiets te kopen van
max. EUR 1.200”.
Karel bestelt in naam van Sarah een oranje Brompton voor EUR 1.100 bij
fietshandelaar Boonen. Boonen vraagt daarbij de overlegging van de
volmacht. Hij is verder niet op de hoogte van andere instructies die aan
Karel werden gegeven.
Welke uitspraak is correct over de nog niet betaalde prijs?
1. Boonen kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
Karel met succes aansprakelijk stellen.
2. Boonen kan Sarah niet met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
ook Karel niet met succes aansprakelijk stellen.
3. Boonen kan Sarah met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan
Karel niet met succes aansprakelijk stellen.
4. Boonen kan Sarah met succes aansprakelijk stellen. Boonen kan ook
Karel met succes aansprakelijk stellen.
We hebben hierbij te maken met een lastgeving waarbij de lasthebber in naam van de
lastgever handelt.
We hebben hierbij te maken met een schijnvertegenwoordiging aangezien Sarah mondeling
vermeld had aan Karel dat ze een groene fiets wou, maar dit in haar volmacht vergeten was,
terwijl Karel dit wel wist. Ze doet dus alsof elke fiets onder de 1.200 euro goed is voor haar,
ondertussen dat ze toch de prijs niet wil betalen.
Boonen weet hier niet van af en kan dus enkel Sarah aansprakelijk stellen, en niet Karel.
Bij schijnvertegenwoordiging is de lastgever altijd terug verbonden, maar de lasthebber
niet!
Juiste antwoord: C
Line is leerkracht plastische opvoeding aan het Instituut Sint-Rita VZW, een
middelbare school voor lastige kinderen. Tijdens een educatief bezoek aan het
museum duwt de balsturige Marc (13j) zijn argeloze medeleerling Olivier (11j).
Olivier was helemaal verzonken in de bewondering van de kunst en valt voor hij
dit beseft door de duw op een kostbaar schilderij waarbij dit beschadigd wordt. De
altijd zeer aandachtige Line had dit met de beste wil van de wereld niet kunnen
voorkomen.
Welke uitspraak is juist?
a. Het museum kan met grote kans op succes het Instituut Sint Rita VZW
aanspreken. Instituut Sint Rita VZW kan daarbij met grote kans op succes
regres nemen op Marc.
b. Het museum kan met grote kans op succes het Instituut Sint Rita VZW
aanspreken. Instituut Sint Rita VZW heeft weinig kans op succes als het regres
neemt op Line.
c. Het museum kan met grote kans op succes Marc aanspreken. Hij kan daarbij
met grote kans op succes regres nemen op zijn ouders.
d. Het museum kan met grote kans op succes Marc aanspreken. Marc heeft
weinig kans op succes als hij regres neemt op zijn ouders.
Juiste antwoord: D
Een jonge architect die werknemer is bij een groot architectenbureau ontvangt
een factuur van zijn advocaat. De architect verliest deze factuur uit het oog; hij
betaalt niet en er is ook geen correspondentie over deze factuur.
Welke uitspraak is juist?
a. De factuur heeft weinig waarde als bewijs tegen de architect.
b. De factuur levert bewijs op tegen de architect, tenzij de architect kan
aantonen dat de rechtshandeling waarop de factuur betrekking heeft kennelijk
vreemd is aan zijn beroepsactiviteit.
c. De factuur levert bewijs op tegen de architect van de aangevoerde
rechtshandeling, maar tegenbewijs is mogelijk.
d. De factuur levert bewijs op tegen de architect van de aangevoerde
rechtshandeling. Tegenbewijs is daarbij niet mogelijk.
We hebben hierbij te maken met een factuur tegen een niet-onderneming (aangezien de
architect een werknemer is!). Een factuur wordt slechts als een bewijs gezien wanneer deze
aanvaard wordt door deze niet-onderneming. Bij een niet-onderneming beschouwen we
aanvaarding als een uitgedrukte, mondelinge maar niet een stilzwijgende aanvaarding.
Hierbij is nooit uitgedrukt dat deze factuur toegekomen is, dus is deze nooit aanvaard en kan
deze dus ook niet als een bewijs gaan dienen. Als deze wel aanvaard was, en dus als bewijs
kan dienen zou hier altijd nog een tegenbewijs tegen mogelijk zijn want een aanvaarding
betekent niet dat er geen tegenbewijs mogelijk is (zie boek pagina 2!)!
Juiste antwoord: A
Vrije beroepers (ondernemingen)
Als u een factuur stuurt naar een b2b-klant en de klant protesteert die factuur niet, dan wordt hij
geacht die factuur aanvaard te hebben. Artikel 8.11 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek bevestigt dat.
Meer bepaald wordt hierin aangegeven dat behoudens tegenbewijs, een door een onderneming
aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur tegen deze onderneming het bewijs
oplevert van de aangevoerde rechtshandeling.
Niet-ondernemingen
Stuurt u een factuur naar een particulier, dan geldt de voorgaande regel niet zomaar. De wet zegt
immers (art. 8.11 nieuw BW) dat het gebrek aan betwisting van een factuur door een persoon die geen
onderneming is, niet beschouwd kan worden als een aanvaarding van die factuur.
Een VZW van zwartzusters heeft een belangrijke activiteit die bestaat in
het verkopen van witte pralines. De opbrengst van deze activiteit wordt
volledig gebruikt voor de financiering van de oprichting van een kopie van
de Cristo Redentor uit Rio de Janeiro op de Keizersberg te Leuven.
Welke uitspraak over deze VZW is juist?
1. Tegen deze VZW kan wel bewezen worden door middel van het
ondernemingsbewijsrecht. Deze VZW kan wel failliet worden
verklaard.
2. Tegen deze VZW kan wel bewezen worden door middel van het
ondernemingsbewijsrecht. Deze VZW kan niet failliet worden
verklaard.
3. Tegen deze VZW kan niet bewezen worden door middel van het
ondernemingsbewijsrecht. Deze VZW kan wel failliet worden
verklaard.
4. Tegen deze VZW kan niet bewezen worden door middel van het
ondernemingsbewijsrecht. Deze VZW kan niet failliet worden
verklaard.
We moeten tegen een VZW bewijzen. Bij bewijsvoering wordt een VZW gezien als een
onderneming, we kunnen hierbij dus wel gebruik maken van het ondernemingsbewijsrecht.
Elke onderneming in formele zin kan failliet worden verklaard
Juiste antwoord: A
Lien is zelfstandig accountant. Lien verhuurt haar kantoorruimte voor één
dag voor EUR 200 aan Sofie. Sofie is langdurig werkloos.
Welke uitspraak is correct?
1. Sofie mag enkel via een door beide partijen ondertekende akte het
bewijs van de overeenkomst leveren.
2. Ook indien Lien en Sofie hun overeenkomst in een door beide
partijen ondertekende akte hebben neergeschreven, mag Lien het
tegenbewijs leveren door middel van vermoedens.
3. Lien mag het bewijs leveren via een door haar aan Sofie
toegestuurde factuur. Indien Sofie deze factuur niet heeft
geprotesteerd, is er geen tegenbewijs mogelijk.
4. Ook indien Lien en Sofie hun overeenkomst in een door beide
partijen ondertekende akte hebben neergeschreven, mag Sofie het
tegenwijs leveren door middel van vermoedens.
Lien is een zelfstandig accountant, ze is dus een vrij beroeper en bewijsvoering
tegen haar moet gedaan worden door middel van het ondernemingsrecht waarbij
we geen hiërarchie in bewijswaarde hebben. Bewijsvoering tegen Sofie doen we
via het burgerlijk recht want zij is een gewone burger.
Antwoord a is sowieso fout, Sofie is vrij om alle bewijsmiddelen tegen Lien te
gebruiken aangezien er geen hiërarchie is in het ondernemingsrecht en we geen
rekening moeten houden met of het voorwerp al dan niet hoger is dan 3.500
euro.
Antwoord c is fout, we hebben hierbij te maken met een factuur tegen een nietonderneming. De voorwaarde dat deze factuur als een bewijs gezien wordt, is
dan wel dat er een uitdrukkelijke aanvaarding door de particulier geweest is.Het
is niet omdat Sofie niet geprotesteerd heeft, dat ze aanvaardt heeft want dit kan
dan ook een stilzwijgende aanvaarding zijn die dus NIET geldig is! De factuur
wordt dus niet aanvaard en wordt dus niet beschouwd als een bewijs! Het is
trouwens niet omdat een factuur aanvaard is, dat we hier geen tegenbewijs
tegen kunnen indienen! (zie handboek pagina 28)
Het juiste antwoord is D aangezien enkel bij het ondernemingsrecht een
ondertekende akte niet hoger staat dan vermoedens want er is hier geen
hierarchie van bewijsvoering aanwezig! Enkel wanneer Sofie dus tegen Lien
bewijs voert hebben we te maken met het ondernemingrecht.
Ronald oefent zijn beroep van bedrijfsrevisor, een vrij beroep, uit in het
kader van de éénpersoons- vennootschap Ronald BVBA (waarvan Ronald
de enige vennoot en zaakvoerder is).
Welke uitspraak is correct?
- Ronald BVBA kan wel failliet verklaard worden indien de BVBA op
duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en indien haar krediet
geschokt is. Tegen Ronald BVBA kan wel bewezen worden volgens
de bewijsregels van het ondernemingsrecht. - Ronald BVBA kan niet failliet verklaard worden indien de BVBA op
duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en indien haar krediet
geschokt is. Tegen Ronald BVBA kan wel bewezen worden volgens
de bewijsregels van het ondernemingsrecht. - Ronald BVBA kan niet failliet verklaard worden indien de BVBA op
duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en indien haar krediet
geschokt is. Tegen Ronald BVBA kan niet bewezen worden volgens
de bewijsregels van het ondernemingsrecht. - Ronald BVBA kan wel failliet verklaard worden indien de BVBA op
duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en indien haar krediet
geschokt is. Tegen Ronald BVBA kan niet bewezen worden volgens
de bewijsregels van het ondernemingsrecht.
Ronald beoefent een vrij beroep en wanneer dus tegen hem bewijsvoering
gevoerd zal worden, zal dit dus met het ondernemingsrecht te voeren worden.
We kunnen antwoord c en d dus al uitsluiten. Een BVBA kan ook failliet verklaard worden.
Juiste antwoord: A
Een notaris oefent zelfstandig haar beroep uit zonder gebruik te maken
van een vennootschap. Zij koopt een grasmachine in een tuincentrum. De
notaris heeft de bijhorende factuur die zij van het tuincentrum heeft
ontvangen nooit geprotesteerd. Er ontstaat een geschil over de verkoop
van de grasmachine, waarop het tuincentrum de notaris dagvaardt.
Welke uitspraak is correct?
- De notaris is geen onderneming, zodat de niet-geprotesteerde
factuur tegen haar geen bewijs oplevert van het bestaan en de
essentiële voorwaarden van de overeenkomst. - De notaris is geen onderneming. Niettemin levert de nietgeprotesteerde factuur het weerlegbare bewijs op tegen haar van
het bestaan en de essentiële voorwaarden van de overeenkomst. - De notaris is een onderneming. Indien de notaris aantoont dat de
grasmachine vreemd is aan haar ondernemingsactiviteit, levert de
niet-geprotesteerde factuur niet het bewijs op tegen haar van het
bestaan en de essentiële voorwaarden van de overeenkomst. - De notaris is een onderneming. Zelfs indien de notaris aantoont dat
de grasmachine vreemd is aan haar ondernemingsactiviteit, levert
de niet-geprotesteerde factuur het bewijs op tegen haar van het
bestaan en de essentiële voorwaarden van de overeenkomst.
De notaris is een vrije beroeper en is dus een onderneming, antwoord a en b kunnen we dus
al uitsluiten. We hebben hierbij dus een factuur tegen een onderneming, dit wordt als een
geldig bewijs gezien als we een mondelinge, uitgedrukte of stilzwijgende aanvaarding
hebben. MAAR, een aanvaarding betekent niet dat we geen tegenbewijs meer kunnen
indienen. De factuur zal dus niet als een bewijs dienen, aangezien de onderneming nog een
tegenbewijs tegen deze factuur kan vinden, dit is dan wel uitzonderlijk! (zie pagina 28
handboek)
Juiste antwoord: c
Een Belgische VZW tot bescherming van de vleermuis in Wuhan ontvangt een
factuur van een dierenspeciaalzaak. Deze factuur wordt door een werknemer
van de VZW betaald zonder na te gaan of het bedrag op de factuur ook
verschuldigd is.
Welke uitspraak is correct?
a. Deze factuur levert geen bewijs op tegen de VZW.
b. Deze factuur levert bewijs op tegen de VZW, tenzij de VZW kan
aantonen dat de rechtshandeling waarop de factuur betrekking heeft
kennelijk vreemd is aan haar beroepsactiviteit.
c. Deze factuur levert bewijs op tegen de VZW, maar tegenbewijs is
mogelijk.
d. Deze factuur levert bewijs op tegen de VZW. Tegenbewijs is daarbij
niet mogelijk.
We hebben hierbij te maken met een factuur tegen een onderneming (een vzw wordt gezien
als een onderneming), hierbij weten we dat deze aanvaard wordt bij uitgedrukte,
mondelinge of stilzwijgende aanvaarding. Tegen een aanvaarde factuur kan wel nog steeds
een tegenbewijs ingediend worden, zelfs indien de onderneming het bewijs uitdrukkelijk
aanvaard is! Weliswaar zal het tegenbewijs van een aanvaarde factuur wel eerder
uitzonderlijk zijn (pagina 28 handboek!)
Juiste antwoord: C
Primus VOF, Secundus VOF en Tertius CommV hebben zich samen verbonden
voor een lening van 300.000 EUR. In de leningsovereenkomst staat niets over
de mate waarin elke partij verbonden is.
Wilma is vennoot in Primus VOF en in Secundus VOF en stille vennoot in
Tertius CommV. In geen enkele vennootschap is Wilma betrokken bij het
bestuur van die vennootschap.
Welke uitspraak is juist?
a. De kredietverlener kan Wilma niet aanspreken onder de
leningsovereenkomst.
b. De kredietverlener kan Wilma aanspreken voor 1/3 van de
uitstaande schulden onder de leningsovereenkomst.
c. De kredietverlener kan Wilma aanspreken voor 2/3 van de
uitstaande schulden onder de leningsovereenkomst.
d. De kredietverlener kan Wilma aanspreken voor het geheel van de
uitstaande schulden onder de leningsovereenkomst.
We hebben gezien dat indien er geen officiële geschriften aanwezig zijn, de rechter zal
oordelen dat het samenwerkingsverband als een maatschap gezien wordt. Een maatschap is
een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid en is de vennoten kunnen hierbij dan
hoofdelijk aansprakelijk gehouden worden voor de volledige schuld.
Wilma is ook stille vennoot ik vennootschap x, maar daar kunnen we volledig aansprakelijk
stellen aan de hand van vennootschap y waarin hij GEEN stille vennoot is aangezien er geen
extra informatie is gegeven in de leningsovereenkomst
Juiste antwoord: D
Primus VOF, Secundus VOF en Tertius CommV hebben zich samen verbonden
voor een lening van 300.000 EUR. In de leningsovereenkomst staat dat elke
partij voor een gelijk deel verbonden is.
Wilma is vennoot in Primus VOF en in Secundus VOF en stille vennoot in
Tertius CommV. In geen enkele vennootschap is Wilma betrokken bij het
bestuur van die vennootschap.
Welke uitspraak is juist?
a. De kredietverlener kan Wilma niet aanspreken onder de
leningsovereenkomst.
b. De kredietverlener kan Wilma aanspreken voor 1/3 van de
uitstaande schulden onder de leningsovereenkomst.
c. De kredietverlener kan Wilma aanspreken voor 2/3 van de
uitstaande schulden onder de leningsovereenkomst.
d. De kredietverlener kan Wilma aanspreken voor het geheel van de
uitstaande schulden onder de leningsovereenkomst.
We zien hierbij dat elke partij voor een gelijk deel verbonden is, dit wil dus zeggen dat we
100.000 bij Primus VOF hebben, 100.000 bij Secundus VOF en 100.000 bij Tertius CommV.
Een VOF is een onvolkomen rechtspersoonlijkheid, hierbij weten we dat de schuldeisers van
de vennootschap verhaal kunnen doen op het privévermogen van de vennoten. Voor de
VOF’s kunnen we dus hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden.
Bij een CommV geldt dit normaal ook, maar we zien hier dat we een stille vennoot zijn, dit
betekend dat we slechts aangesteld kunnen worden voor het kapitaal dat we zelf ingebracht
hebben.
We zijn dus slechts aansprakelijk voor 2/3 van de schulden.
Juiste antwoord: c
In een NV zijn 4 bestuurders. De statuten zwijgen over de vraag of de
besluitvorming collegiaal dan wel concurrentieel is. De statuten werden op de
door het WVV voorgeschreven wijze gepubliceerd.
Welk van volgende uitspraken is correct?
a. Om de NV te verbinden, volstaat een optreden van één bestuurder.
b. Om de NV te verbinden, is er een optreden van minstens twee bestuurders
vereist.
c. Om de NV te verbinden, is er een optreden van minstens drie bestuurders
vereist.
d. Om de NV te verbinden, is er een optreden van vier bestuurders vereist.
We kijken hierbij naar de bestuurders van een NV. Deze vennootschap vraagt minstens drie
bestuurders. Indien de vennootschap minder dan drie aandeelhouders, mag de raad van
bestuur bestaan uit twee bestuurders. Dit is dan wel een uitzondering!
Juiste antwoord: C
In een BV zijn 4 bestuurders. De statuten zwijgen over de vraag of de
besluitvorming collegiaal dan wel concurrentieel is. De statuten werden op de
door het WVV voorgeschreven wijze gepubliceerd.
Welk van volgende uitspraken is correct?
a. Om de BV te verbinden, volstaat een optreden van één bestuurder.
b. Om de BV te verbinden, is er een optreden van minstens twee bestuurders
vereist.
c. Om de BV te verbinden, is er een optreden van minstens drie bestuurders
vereist.
d. Om de BV te verbinden, is er een optreden van vier bestuurders vereist.
Bij een BV hebben we slechts één of meer bestuurders nodig.
Juiste antwoord: A
In een NV zijn 4 bestuurders. In de statuten staat dat de vennootschap verbonden
kan worden door de handtekening van één bestuurder voor handelingen met een
inzet van minder dan EUR 10.000 en door twee bestuurders voor handelingen met
een hogere inzet. De statuten zwijgen over de vraag of de besluitvorming
collegiaal dan wel concurrentieel is. De statuten werden op de door het WVV
voorgeschreven wijze gepubliceerd.
Welk van volgende uitspraken is correct?
a. Om de NV te verbinden, volstaat een optreden van één bestuurder ongeacht
de omvang van de transactie.
b. Om de NV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens twee
bestuurders vereist, doch slechts als de transactie een inzet heeft van meer
dan 10.000 EUR.
c. Om de NV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens twee
bestuurders vereist, ongeacht de omvang van de transactie.
d. Om de NV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens drie
bestuurders vereist.
We hebben hierbij te maken met het bestuursorgaan van een NV. Hierbij weten we dat elke
bestuurder zowel een bestuursbevoegdheid als een vertegenwoordigheidsbevoegdheid
heeft. We hebben hierbij te maken met een handtekeningsclausule. We weten dat als
uitzondering hierop een kwantitatieve beperking niet tegenwerpelijk aan derden is. Vanaf
het moment dat we een statutaire beperking hebben op de handtekeningsclausules zijn deze
niet tegenwerpelijk aan derden en valt men terug op het principe dat elke bestuurder
vertegenwoordigingsmacht heeft.
Het volstaat hier dus om één bestuurder een keuze te laten optreden voor de NV, ongeacht
de omvang van de transactie.
Oplossing: A
Vraag 15
We kijken naar WVV artikel 5:63 en lezen dat tenzij de statuten anders bepalen, elke
overdracht van aandelen onderworpen is aan de instemming van den minste de helft van de
aandeelhouders die ten minste drie vierde van de aandelen bezitten. Die instemming is niet
vereist wanneer het gaat over het overdragen van aandelen aan de bloedverwanten van de
overdragen in rechte opgaande of rechte nederdalende lijn.
Een neef is niet een bloedverwant in directe opgaande of nederdalende lijn.
We zullen ons dus moeten houden aan de eerste zin.
Het juiste antwoord is B aangezien we dus instemming van ten minste 2 (hier)
aandeelhouders zouden moeten hebben die ten minste drie vierden van de aandelen
bezitten, na aftrek van de aandelen waarvan de overdracht is voorgesteld. We zouden dus
een instemming van dus 75 aandelen moeten hebben, Carolien die sowiezo niet akkoord
gaat heeft al 40 aandelen dus kunnen we nog maximum aan 60 aandelen komen die akkoord
gaan! Dit is dus onmogelijk.
Vraag 16
We kijken naar de artikels over de gewone algemene vergadering en de buitengewone
algemene vergadering in een BV. In de buitengewone algeme vergaderingen gebeuren zaken
waarbij we wijzigingen aan moeten brengen in de statuten.
Het ontrslag van een statutair bestuurder moet door een wijziging van de statuten, net zoals
de wijziging van het voorwerp van de vennootschap en de omzetting van een BV naar een
NV.
Enkel voor het ontslag van een gewoon bestuurder hebben we geen wijziging van de
statuten nodig, dit gebeurt namelijk ad nutum. Dit is dus gewoon mogelijk bij een
meerderheid in de (bijzondere) algmene vergadering.
Juiste antwoord: B
Vraag 19
We hebben hierbij te maken met een de volstorting van een NV. We nemen onze codex WVV
artikel 7:2 erbij waarbij we zien dat het kapitaal een wettelijk minimum heeft, namelijk
61.500 euro. We kijken nu naar artikel 7:11. We lezen dat we een inbreng in geld al voor ¼
moeten volstorten. Een inbreng in natura ook voor ¼ wanneer deze deelbaar is, en volledig
wanneer deze ondeelbaar is binnen de eerste vijf jaar.
Alex: heeft 5.000 van zijn 20.000 volstort, dit is een vierde en voldoet dus Britt: heeft 10.000 euro van de 30.000 volstort, dit is een inbreng en natura en moet dus
binnen de vijf jaar volstort worden. Dit gebeurt binnen de drie jaar en voldoet dus.
Céline: heeft slechts 5.000 van de 40.000 ingebracht, ze moet dus nog 5.000 inbrengen om
aan haar ¼ te voldoen.
We moeten dus nog 5.000 euro van Céline krijgen bovenop deze 5.000 die ze al ingebracht
heeft, dan hebben we al 5.000 + 5.000 + 10.000 + 5.000, de aandeelhouders zijn dan nog
hoofdelijk aansprakelijk volgens 7:17 voor het de overige 36.500 euro.
Juiste antwoord: C
In een BV zijn 4 bestuurders. In de statuten staat dat de vennootschap
enkel verbonden is door de handtekening van minstens twee bestuurders
voor handelingen met een inzet van meer dan 10.000 EUR. De statuten
zwijgen over de vraag of de besluitvorming collegiaal dan wel
concurrentieel is. De statuten werden op de door het WVV voorgeschreven
wijze gepubliceerd.
Welk van volgende uitspraken is correct?
1. Om de BV te verbinden, volstaat een optreden van één bestuurder
ongeacht de omvang van de transactie.
2. Om de BV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens
twee bestuurders vereist, doch slechts als de transactie een inzet
heeft van meer dan 10.000 EUR.
3. Om de BV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens
twee bestuurders vereist, ongeacht de omvang van de transactie.
4. Om de BV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens
drie bestuurders vereist.
We hebben hierbij te maken met het bestuursorgaan in een BV. hierbij geldt dat elke
bestuurder, wanneer in de statuten niets over een collegiaal bestuur gezegd wordt, volledige
bestuurs- en vertegenwoordigheidsbevoegdheid heeft.
Dus regel van aanvullend recht is hier = collegiaal bestuur.
we weten wel dat we een
uitzondering op deze afspraak hebben wanneer we te maken hebben met beperkingen op de
handtekeningsclausules. Hier hebben we een kwantitatieve beperking op de
meerhandtekeningsclausule, dit is dan niet tegenwerpelijk aan derden. Men valt dan terug
op het principe dat elke bestuurder vertegenwoordigingsmacht bezit.
Juiste antwoord: A
Tres NV heeft drie bestuurders. In de statuten van de vennootschap staat
dat elke bestuurder de vennootschap kan verbinden, behalve voor
transacties met een waarde van meer dan EUR 10.000 in welk geval twee
bestuurders zijn vereist. Eén van de bestuurders van Tres NV is Solitair BV.
Voor de uitvoering van het bestuursmandaat van Solitair BV werd Mieke
aangeduid als vaste vertegen- woordiger. Solitair BV, vertegenwoordigd
door Mieke, gaat namens Tres NV een verbintenis aan voor 200.000 EUR.
Welke van volgende uitspraken is correct?
- Tres NV is niet verbonden door deze verbintenis. Tres NV kan Mieke
hiervoor wel met succes persoonlijk aansprakelijk stellen. - Tres NV is niet verbonden door deze verbintenis. Tres NV kan Mieke
hiervoor niet met succes persoonlijk aansprakelijk stellen. - Tres NV is verbonden door deze verbintenis. Tres NV kan Mieke
hiervoor wel met succes per- soonlijk aansprakelijk stellen. - Tres NV is verbonden door deze verbintenis. Tres NV kan Mieke
hiervoor niet met succes per- soonlijk aansprakelijk stellen.
Tres NV is verbonden , er is een éénhandtekeningsclausule en die heeft een grens die wordt overtreden. We nemen de handtekeningsclausule en vergeten de beperking eraan. Het mag niet, maar het kan wel. Dus: één bestuurder kan alles doen. Solitair heeft de statuten overtreden, maar zij gebruikt Mieke als vast vertegenwoordiger. Met de regel van uitvoeringsagent kan je zeggen dat Mieke immuun is maar met dit voorbeeld is het niet zo. De vast vertegenwoordiger is altijd samen aansprakelijk met de vennootschap die bestuurt. Dus de bestuurde vennootschap heeft een aansprakelijkheidsvordering tegen de BV en tegen Mieke.
A
Juiste antwoord: C
In een NV zijn 4 bestuurders. In de statuten staat dat de vennootschap
enkel verbonden is door de handtekening van minstens twee bestuurders
voor handelingen met een inzet van meer dan EUR 10.000. De statuten
zwijgen over de vraag of de besluitvorming collegiaal dan wel
concurrentieel is. De statuten werden op de door het WVV voorgeschreven
wijze gepubliceerd.
Welk van volgende uitspraken is correct?
a. Om de NV te verbinden, volstaat een optreden van één bestuurder
ongeacht de omvang van de transactie.
b. Om de NV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens
twee bestuurders vereist, doch slechts als de transactie een inzet heeft
van meer dan EUR 10.000.
c. Om de NV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens
twee bestuurders vereist, ongeacht de omvang van de transactie.
d. Om de NV te verbinden, is er in beginsel een optreden van minstens drie
bestuurders vereist.
Juiste antwoord: C
Waarom? We hebben hierbij toch te maken met de uitzondering waarbij we een statutaire
beperking (hierbij een kwantitatieve) op handtekeningsclausules hebben.
Waarom niet D?
In een NV zijn er drie bestuurders: Suske, Wiske en Sidonia. In de statuten
staat niets bijzonders over bestuur of vertegenwoordiging. Bestuurder
Wiske koopt namens de NV een lap grond bij boer Lambik.
Welke uitspraak is correct?
1. Er is een koop tot stand gekomen tussen Lambik en de NV. Lambik
kan Wiske hiervoor aansprakelijk stellen.
2. Er is een koop tot stand gekomen tussen Lambik en de NV. De NV
kan Wiske hiervoor aansprakelijk stellen.
3. Er is geen koop tot stand gekomen tussen Lambik en de NV. Lambik
kan Wiske hiervoor aansprakelijk stellen.
4. Er is geen koop tot stand gekomen tussen Lambik en de NV. Lambik
kan Wiske hiervoor niet aansprakelijk stellen.
NV is collegiaal, dus er zijn minstens 2 handtekeningen nodig (meerderheid) in de statuten. Er wordt vermeld dat er geen handtekeningsclausule in de statuten staat. Dus geen koop tot stand gekomen. Lambik kan Wiske wel aansprakelijk stellen, want ze heeft een onrechtmatige daad gepleegd door onbevoegd op te treden
Juiste antwoord: C
In een BVBA zijn er drie zaakvoerders. In de statuten staat dat de
zaakvoerders unaniem moeten optreden voor handelingen met een inzet
van meer dan 1.000.000 EUR.
Welke van volgende uitspraken is correct?
1. Om de BVBA te verbinden volstaat een optreden van één
zaakvoerder.
2. Om de BVBA te verbinden is het optreden van twee zaakvoerders
voldoende en noodzakelijk.
3. Om de BVBA verbinden zijn er drie zaakvoerders nodig, tenzij de
inzet van de betrokken handeling minder is dan 1.000.000 EUR.
4. Om de BVBA te verbinden zijn er drie zaakvoerders nodig, ongeacht
de inzet van de betrokken handeling.
We hebben hierbij te maken met het bestuursorgaan van een BV. We weten hierbij dat
wanneer we een statutaire (hier een kwantitatieve) beperking op
meerhandtekeningsclausules hebben, deze niet tegenwerpelijk aan derden zijn. Dit betekent
dan ook dat wet terug naar het basisprincipe gaan waarin elke bestuurder een volledige
bestuurders- en vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft. We hebben dus maar één
bestuurder nodig om de vennootschap te verbinden.
Het juiste antwoord: A
In een NV zijn er drie bestuurders. In de statuten staat dat de bestuurders
unaniem moeten
optreden voor handelingen met een inzet van meer dan 1.000.000 EUR. Welke
van volgende uitspraken is correct?
- Om de NV te verbinden is het optreden van twee bestuurders voldoende
en noodzakelijk. - Om de NV te verbinden zijn er drie bestuurders nodig, tenzij de inzet van
de betrokken handeling minder is dan 1.000.000 EUR. - Om de NV te verbinden zijn er drie bestuurders nodig, ongeacht de inzet
van de betrokken handeling. - Om de NV verbinden volstaat een optreden van één bestuurder.
Juiste antwoord: 1.
Wat mag een Ondernemingsrechtbank zelf niet doen?
a) Een regel uit de Grondwet toetsen aan het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.
b) Een regel in het WER buiten toepassing laten wegens strijdigheid met het Europees Verdrag.
c) Een regel uit een federale wet buiten toepassing laten wegens strijdigheid met de Grondwet.
d) Een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie over de verzoenbaarheid van een decreet van het Vlaams Gewest met een Europese Richtlijn.
A -> fout, een gewone rechter mag de grondwet toetsen aan internationaal recht.
B -> fout, een gewone rechter mag de regel in WER buiten toepassing laten. (dus zelfde reden als voor A)
C -> JUIST, want de toetsing van een federale wet aan de Grondwet is iets dat is voorbehouden voor het Grondwettelijk Hof.
D -> fout, een prejudiciële vraag kan ook worden gesteld.
6) Jean-Pierre is enige aandeelhouder in en bestuurder van JeanPie BV, een vennootschap die Ferrari-sportwagens verkoopt. Voor persoonlijke doeleinden gebruikt hij enkel zijn eigen tweedehands Volvo. Welke uitspraak is niet correct?
a) JeanPie BV kan op geldige wijze een pand vestigen op haar handelszaak ter waarborg van de aankoopsom van nieuwe Ferrari’s
b) JeanPie BV kan op geldige wijze een pand vestigen op een Ferrari van JeanPie BV ter waarborg van de vordering van de onbetaalde verkoper van de Volvo.
c) Jean-Pierre kan op geldige wijze een pand vestigen op zijn Volvo ter waarborg van een schuld van JeanPie BV
d) Jean-Pierre kan op geldige wijze een pand vestigen op de aandelen uitgegeven door JeanPie BV ter waarborg van een persoonlijke schuld
a) Kan gewoon; de BV koopt nieuwe voorraad en de BV geeft daarvoor een zekerheid.
b) Fout, vennootschapsgoed wordt in onderpand gegeven voor een persoonlijke schuld.
c) Kan gewoon, JP kan doen met zijn goederen wat hij wil. Want hij is eigenaar van de goederen, hij kan de persoonlijke goederen opofferen aan uw vennootschap. Wat je niet kan doen is de goederen van de vennootschap opofferen aan uzelf.
d) Kan gewoon. Want die aandelen in JeanPie BV zijn goederen die zich bevinden in het vermogen van Jean-Pierre.