Inleiding SJD: Sociaal Flashcards

1
Q

Meerderheid-minderheden steden

A

In deze ‘superdiverse’ grote steden heeft de meerderheid van de inwoners een migratieachtergrond. Het aantal verschillende herkomstlanden is er bijzonder groot.(40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Grootstedelijke provinciegemeenten

A

Ook de andere grote steden kennen een zeer hoge diversiteit, maar het aandeel personen met een Nederlandse achtergrond is een stuk groter dan in de drie grootste steden en hun voorsteden.(40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bekent een parlementaire democratie?

A

Een parlementaire democratie houdt in dat iedereen boven 18 jaar via het stemrecht zijn of haar volksvertegenwoordiger kiest. Die beslissen dan samen wat er wel en niet mag in een land.
(Blz 18)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het beroep van een SJD’er?

A

Professionals die mensen met vragen of problemen op het gebied van wet- en regelgeving ondersteunen door met hen uit te zoeken wie er in zijn recht staat of wat een passende oplossing is. Blz. 3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent het begrip: Consensus

A

Overeenstemming
(Blz 18)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Middelgrote gemeenten met één grote niet-Europese/ Angelsaksische minderheidsgroep

A

Deze gemeente kenmerken zich door de aanwezigheid van één grote niet-Europese/ Angelsaksische minderheidsgroep onder hun bevolking. Dat is vaak het gevolg van de werving van gastarbeiders in een specifiek herkomstland of van redelijk grootschalige vestiging van de Antillianen.(40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Expatgemeenten

A

Expatgemeenten kennen een grote verscheidenheid naar herkomstlanden, uit alle delen van de wereld. Er zijn echter relatief weinig inwoners met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. (40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt het parlement genoemd in de grondwet?

A

Staten-Generaal
(Blz 18)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem een aantal beroepsrollen op van een SJD’er?

A

sociaal raadsman/-vrouw, reclasseringswerker, medewerker bezwaarschriften, woonconsulent, bewindvoerder, schuldhulpverlener, medewerker fraudepreventie Participatiewet, WMO-consulent, leerplichtambtenaar, juridisch medewerker, klantmanager inkomen, buurteamwerker en medewerker vluchtelingenwerk. Blz. 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tuinbouwgemeenten

A

Een groot aandeel personen met een Poolse en in mindere mate Bulgaarse achtergrond veroorzaakt de relatief grote diversiteit in gemeenten met een omvangrijke horticultuur. (40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de taak van een belangenbehartiger?

A

Komt primair op voor de belangen van zijn cliënt. Blz. 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grensgemeenten

A

In deze gemeenten zijn het vooral inwoners met een Duitse of Belgische achtergrond die zorgen voor een hogere mate van diversiteit. (40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Homogene gemeenten

A

In deze gemeenten heeft de overgrote meerderheid, meer dan 90 procent van de inwoners, een Nederlandse achtergrond (40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de taak van een wetsuitvoerder?

A

Probeert de cliënt zo goed mogelijk te helpen binnen de kaders die door de organisatie of de overheid worden opgelegd. Blz. 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de taak van een toetser?

A

Controleert of het werk van de uitvoerder goed is uitgevoerd. Blz. 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de taak van een handhaver?

A

Degene die de cliënt een straf of maatregel oplegt als de cliënt onterecht gebruikmaakt van een voorziening of een wet overtreedt. Blz. 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste taken van de 2e kamer?

A

1: samen met de regering nieuwe wetten maken.
2: controleren of de regering haar werk goed doet.
(Blz 19)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een verzorginsstaat?

A

Een verzorgingsstaat is een sociaal systeem waarin de staat primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers, zoals in kwesties van gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid.(26)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is een participatiesamenleving?

A

In een participatiesamenleving is niet de overheid, maar de burger zelf verantwoordelijk voor zijn eigen welzijn en dat van zijn medeburgers.(26)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de taak van een bemiddelaar?

A

Bemiddelt als neutrale derde tussen twee partijen. Blz. 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waaruit bestaat de regering?

A

Koning en ministers
(blz 19)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Diversiteit (in onderzoek naar de nieuwe verscheidenheid)

A

Diversiteit naar herkomstland (34)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat betekent SBTC?

A

Skill Biased Technological Change
(Technologie laat de vraag voor geëducateerde medewerkers stijgen waardoor ze hogere lonen kunnen afdwingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waaruit bestaat het kabinet?

A

De minister-president
De ministers
De staatssecretarissen
(Blz 19)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de taak van een outreachend werker?

A

SJD’er schat in dat het verlenen van een dienst wel noodzakelijk is, hoewel de cliënt nog in staat is om een eigen hulpvraag te formuleren. Blz. 4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat houdt samenleving in?

A

Verwijst naar een groepering van mensen die samen leven. Blz. 5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat houdt cultuur in?

A

Het geheel aan waarden, normen, attitudes en algemeen aanvaard gedrag. Blz. 5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Dat Nederland steeds diverser wordt heeft twee redenen. Welke twee?

A
  1. Door ontwikkelingen buiten de landsgrenzen verandert de migratie naar Nederland.
  2. De ontwikkeling binnen de landsgrenzen. De geboortecijfers van mensen met een migratieachtergrond is hoger dan de geboortecijfers onder de rest van de bevolking.(37)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn ‘Shared Values’?

A

Beleid en werkwijzen die het concurrentievermogen van een bedrijf verbeteren en tegelijkertijd de economische en sociale omstandigheden verbeteren in de gemeenschappen waarin het actief is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bevinding en basis van het onderzoek

A

Meer herkomstlanden in Nederland (35)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is solidariteit?

A

Solidariteit is een gevoel van saamhorigheid dat mensen ertoe aanzet om iets te doen voor anderen. (26)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het verschil tussen coalitiepartijen en oppositiepartijen?

A

De politieke partijen die deelnemen aan de regering Heteren coalitiepartijen. de partijen die niet regering zitten zijn oppositiepartijen.
(Blz 19)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat houdt universalisme in?

A

Sommige waarden en normen gelden voor iedereen. Blz. 5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat houdt Sociale stratificatie in?

A

Lagen van omvangrijke groeperingen waartussen ongelijkheidsverhoudingen bestaan. Blz. 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat houdt pluralisme in?

A

Gaat ervan uit dat mensen onderdeel zijn van bepaalde groeperingen en waardensystemen. Blz.5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waarvoor is het college van burgemeesters en wethouders (B&W) verantwoordelijk voor?

A

Het dagelijks bestuur van de gemeente
(Blz 19)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke 6 cultuurdimensies zijn er?

A

Grote of kleine machtsafstand, individualisme of collectivisme, masculien of feminien, hoge of lage onzekerheidsvermijding, lange of korte termijnoriëntatie, hedonisme of soberheid. Blz. 6.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke 3 belangrijke cultuurverschillen zijn er?

A

Hoge of lage context, monochroon of polychroon en relatie tot fysieke ruimte. Blz. 7.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de ‘Quotumregeling’?

A

De quotumregeling is bedacht om werkplekken te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking.
Werkgevers zijn dan verplicht om te zorgen voor een minimaal aantal werkplekken (een quotum).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke 2 vormen van solidariteit zijn er en leg deze uit.

A

Bij eenzijdige solidariteit wordt van tevoren al verwacht dat de bijdragen en ontvangsten niet in evenwicht zijn (een voorbeeld hiervan is donatie)

Bij tweezijdige solidariteit verwacht men evenveel van de solidariteit te profiteren als men er zelf aan bijdraagt (een voorbeeld hiervan is ziektekostenverzekering)

(blz27)

41
Q

Welke 4 type bindingen zijn er?

A

Economische, politieke, affectieve en cognitieve bindingen. Blz. 8.

42
Q

Wat is ‘Job Carving’?

A

Het herschikken van werk in taken

43
Q

Wat houdt de stroming: liberalisme in?

A

Deze partij richt zich op het individu. En willen dat de overheid niet te veel ingrijpt
(Blz 20)

44
Q

In nederland is een verzorgingsstaat opgebouwd door een samenwerking van welke 2 begrippen?

A

Tussen sociaaldemocraten en confessionelen. (27)

45
Q

Wat is “WML”

A

Wettelijk Minimumloon

46
Q

Wat houdt de stroming: socialisme in?

A

Hebben een positief mensbeeld en de zwakkere moeten beschermd worden door de overheid

47
Q

Wat is het ‘LIV’?

A

Lage Inkomens Voordeel

48
Q

Wat is sociale mobiliteit?

A

Het veranderen van positie op de beroepenprestigeladder. Blz. 11.

49
Q

Wat betekent discriminatie?

A

Ongelijke behandeling op basis van niet relevante gronden. Blz. 13

50
Q

Welke 3 politieke stromingen kent Nederland?

A

Liberalen(VVD en D66), Socialisten(PDVA en GroenLinks) en confessionelen(CDA en Christen

51
Q

Bedrijven die gebruik maken van robots in het werk

A

Middelgrote en grote bedrijven in de industrie. (merendeel)

52
Q

Meest gerobotiseerde landen in Europa

A

Duitsland, Zweden, Denemarken en dan Nederland

53
Q

collaborative robots

A

cobots voor de toekomst (met grotere groeipotentie)

54
Q

Robotisering als maatschappelijk oplossing

A

De toenemende vergrijzing, en de relatief afnemende beroepsbevolking, kan (gedeeltelijk) worden opgevangen door robots.

55
Q

Robotisering als maatschappelijke oplossing

A

Werk van mensen veiliger of minder zwaar maken.

56
Q

Robotisering als maatschappelijke oplossing

A

Vergrijzing–> zorgrobots

57
Q

Gevolgen van verdere robotisering voor de werkzekerheid van werknemers

A

Grotere kans op ontslag of voor jongeren kleinere kans om werk te vinden in de betreffende sector.

58
Q

Gevolgen van robotisering voor het inkomen van werknemers

A

Negatieve effecten op het inkomen van lager- en middelbaaropgeleiden, hoogopgeleiden en werknemers met technische achtergrond lijken eerder te profiteren wat betreft inkomen.

59
Q

Wat zijn economische ontwikkelingen?

A

Ontwikkelingen op gebied van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.

60
Q

Nederland heeft een open economie. Wat betekent dat?

A

Dat betekent dat Nederland met andere landen handelt.

61
Q

Wat geeft welvaart aan?

A

Welvaart geeft aan in welke mate de behoeften van mensen in een bepaald gebied met de beschikbare middelen kunnen worden bevredigd (bijvoorbeeld welzijn, opleiding en gevoel van geluk)

Welvaart is een relatief begrip dat wil zeggen dat je hiermee landen kunt vergelijken.

62
Q

Waarom is Nederland een rijk en welvarend land?

A

Nederland heeft overvloed aan geld, land, grondstoffen en bezittingen. De bevolking profiteert hiervan waardoor het land als welvarend gezien kan worden.

63
Q

Waardoor ontstaat werkeloosheid?

A

Wanneer het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid en de arbeidsmarkt dus ruim is.

64
Q

Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?

A

Wanneer het aanbod van arbeid juist kleiner is dan de vraag (overspannen arbeidsmarkt).

65
Q

Wanneer spreek je van hoogconjunctuur?

A

Wanneer er veel vraag is naar producten en diensten.

66
Q

Wanneer spreek je van laagconjunctuur?

A

Wanneer er weinig vraag is naar producten en diensten.

67
Q

Waarom is toelaatbare werkeloosheid goed volgens economen?

A

Omdat dit zorgt voor beweging op de arbeidsmarkt: werknemers zoeken nieuwe uitdagingen, werkgevers nieuwe arbeidskrachten.

68
Q

Hoe ontstaat structurele werkloosheid? (werkloosheid voor langere tijd)

A

1- hoeveelheid arbeidskrachten is toegenomen
2- verandering aan de vraagkant van de arbeidsmarkt
3- bedrijven die verhuizen waardoor er meer werkloosheid in het ene gebied ontstaat

69
Q

Wat is arbeidsparticipatie?

A

Geeft aan hoeveel mensen mee doen op de arbeidsmarkt.

70
Q

Welke groeperingen hebben minder kans op de arbeidsmarkt?

A
  • Laagopgeleide vrouwen
  • Oudere vrouwen met een migratie achtergrond
  • Jonge mensen met migratieachtergrond
  • Mensen met een functiebeperking
  • Ouderen die werkloos zijn geraakt
  • Biseksuele werknemers
71
Q

Wat is het verschil tussen doen- en denkvermogen?

A

Denkvermogen= informatie verzamelen en wegen

Doenvermogen= in actie komen, met tegenslag omgaan en volhouden

72
Q

Wat zijn persoonskenmerken van doenvermogen?

A

Temperament, zelfcontrole en overtuiging

73
Q

Wat is het denkbeeld van socialisten?

A

een positief mensbeeld. ongelijkheid in een samenleving is onwenselijk. Die bescherming kan en moet geboden worden door de overheid.
(blz 20)

74
Q

Wat is het denkbeeld van de confessionele?

A

De gemeenschap staat centraal i.p.v. het individu. De rol van de overheid is beperkt en er is een grote rol voor de ‘‘eigen gemeenschap’’.
(blz 20)

75
Q

Wat is de denkwijze van de populistische partijen?

A

Zij stellen dat de bevolking onderdrukt wordt door een elite en streven naar een samenleving waar het volk de staat beheert.
(blz 20)

76
Q

Wat houdt een rechtstaat in?

A

Een rechtstaat houdt in dat het recht in een samenleving bovenaan staat. De macht van de overheid wordt beperkt door wetten, regels en gewoonten en verdeeld over verschillende partijen.
(blz 21)

77
Q

Wat betekent de scheiding der machten?

A

trias politica:
de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.
(blz 21)

78
Q

Wie hebben in Nederland de wetgevende macht?

A

parlement en regering
(blz 21)

79
Q

Wie hebben in Nederland de uitvoerende macht?

A

regering
(blz 21)

80
Q

Wie hebben in Nederland de rechterlijke macht?

A

rechters en Openbaar Ministerie
(blz 21)

81
Q

Wat houdt het legaliteitsbeginsel in?

A

Overheidshandelen gebaseerd moet zijn op een vooraf aanwezige wettelijke bepaling.
(BLZ 21)

82
Q

Waar kijkt de Raad van State naar bij een wetsvoorstel? 2 dingen benoemen.

A
  1. of het wetsvoorstel uit te voeren is.
  2. of het wetsvoorstel niet in strijd is met de Grondwet
    (blz 22)
83
Q

Wat is het dictum?

A

Het eindoordeel van de Raad van State
(blz 22)

84
Q

Hoe ontstaat een wet?
7 stappen

A
  1. initiatief
  2. ontwerp
  3. advisering door de Raad van State
  4. Behandeling door de Tweede Kamer
  5. Behandeling door de Eerste Kamer
  6. bekrachtiging
  7. Publicatie in het Staatsblad
    (blz 23)
85
Q

Noem 2 typen van gedrag waar handhaving op gericht is?

A
  1. Gedrag dat we niet willen verbieden, maar wel willen regelen.
  2. Gedrag dat we streng verbieden.
    (blz 23)
86
Q

Wat is het verschil tussen preventieve en repressieve handhaving?

A

preventieve handhaving probeert de centrale overheid burgers en bedrijven te verleiden om zich uit eigen beweging aan de wet te houden

Repressieve handhaving wordt juist door middel van afschrikking door hard te straffen, geprobeerd naleving te bevorderen.

(blz 24)

87
Q

Wat is een verzorgingsstaat?

A

Een verzorgingsstaat is een stelsel waarbij de overheid zich actief bemoeit/ verantwoordelijk is voor de noodzakelijk geachte materiële en immateriële voorzieningen van haar burgers.
(blz 25)

88
Q

Wat zijn de doelstellingen van de verzorgingsstaat?
Noem er 2.

A
  1. de garantie van een minimuminkomen, ook in geval van ziekte, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom.
  2. het verschaffen van voorzieningen die voor ieder mens nodig zijn om in de samenleving te kunnen functioneren, zoals huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg

(blz 25)

89
Q

Tussen welke twee componenten wordt er onderscheid gemaakt bij intensivering?

A

Een belevingscomponent. Dit wijst op het verlangen van de moderne mens naar intense en intensieve emotionele ervaringen.

Een tijdsbestedingcomponent. Dit doelt op een verhoogd levensritme en meer drukte in het bestaan, met als gevolg meer tijdsdruk.
(blz. 73)

90
Q

Wat zijn technologische ontwikkelingen?

A

Ontwikkelingen binnen de techniek en ICT. Deze ontwikkelingen zullen in toenemende mate bepalend zijn voor de wijze waarop maatschappelijke vraagstukken benaderd worden.
(blz 75)

91
Q

Welke drie revoluties zijn van belang voor de technologisering?

A
  1. De eerste industriële revolutie, gaat over de uitvinding van de stoommachine.
  2. De Technologische Revolutie/ Tweede industriële revolutie, gaat over de toenemende automatisering in het productieproces.
  3. De Digitale Revolutie/ Derde industriële revolutie, gaat over de eindeloze mogelijkheden met computers en het internet.
    (blz. 75)
92
Q

Op welke ontwikkelingsgebieden kennen de technologische ontwikkelingen uitdagingen?

A
  1. Gnomische geneeskunde. Dit heeft te maken met de mate waarin de overheid moet/kan ingrijpen bij genetische manipulatie.
  2. Privacy wetgeving. Heeft betrekking op de mate waarin gegevens van de burgers gekoppeld moeten worden.
  3. Arbeid en werkgelegenheid. Dit heeft te maken met invloed door de komst van Kunstmatige intelligentie en zelfrijdende auto’s.
    (blz. 75/76)
93
Q

Wat is kunstmatige intelligentie?

A

Computers nemen de taken waar menselijke intelligentie voor nodig is over. Hierbij verdwijnen taken voor professionals.

94
Q

Waar heeft technologisering, volgens het wetenschappelijk artikel ‘Slotbeschouwing en aandachtspunten voor beleid’, invloed op?

A

De werkgelegenheid, maar ook op de kwaliteit van het werk dat blijft bestaan of ontstaat.
(blz. 78)

95
Q

Wat is het verschil tussen robotisering en automatisering?

A

Automatisering heeft voornamelijk betrekking op de vervanging van werkzaamheden. Bij robotisering is het mogelijk zowel fysieke als cognitieve werkzaamheden uit te laten voeren door andere mechanismen. (In dit geval robots)
(blz. 79)

96
Q

Op welke manier heeft robotisering een grote invloed op de wijze waarop werk georganiseerd is?

A

Robots zijn in staat niet alleen cognitieve processen uit te voeren, maar ook toegerust om fysieke taken uit te voeren. Hierbij vormt het schrikbeeld dat een deel van de menselijke werkers overbodig zal zijn.
(blz. 79)

97
Q

Wat is het klassieke beleidsperspectief?

A

Bij een burger de kennis automatische leidt tot de juiste daden.

98
Q

Wat is het realistische perspectief?

A

Houdt rekening met verschillen in beperkingen in doenvermogen van burgers biedt meer kans op het realiseren van redzaamheid.