Inleiding Flashcards
1
Q
het bordje
A
sign
2
Q
de stoelriem
A
seatbelt
3
Q
nippen (aan)
A
to sip
4
Q
de steekvlam
A
blowtorch
5
Q
stoten (aan)
A
to nudge
6
Q
uiteenlopende
A
varied
7
Q
de strekking
A
scope
8
Q
de belangstelling
A
interest
9
Q
ontstaan
A
to originate / to arise
10
Q
destijds
A
at the time
11
Q
grinneken
A
to chuckle
12
Q
het belang
A
importance
13
Q
de hervorming
A
reform
14
Q
de uitbundigheid
A
exuberance