Ingroei Examen Flashcards

1
Q

Prehistorie

A

…-ca. 3250 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oude nabije oosten

A

Ca. 3250 v.C.- 753 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klassieke oudheid

A

753 v.C. - 476

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Middeleeuwen

A

476-1453,1492,1517

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vroegmoderne tijd

A

1453,1492,1517-1789

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Moderne tijd

A

1789-1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hedendaagse tijd

A

1945-nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vier verschillende maatschappelijke domeinen:

A

-cultureel
-sociaal
-economisch
-politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aantonen dat er verschillende ruimtes zijn:

A

De ruimte van een bron kunnen aangeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil geschreven en ongeschreven bron

A

Geschreven= letterlijk geschreven
Ongeschreven= foto’s, voorwerpen, schilderijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschil bronnen en werken

A

Bronnen komen van het verleden
Werken zeggen iets over het verleden maar het is oorspronkelijk van de hedendaagse tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschil primaire en secundaire bron

A

Primair is ooggetuigen en secundair is onrechtstreekse ooggetuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom afhankelijk aan bronnen?

A

In bronnen vinden we ons antwoord, daarom dat we bronnen nodig hebben om een antwoord op te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat word er bij een historisch beeld verstaan:

A

Beek dat je hebt over een gebeurtenis over een gewoonte of over een samenleving uit het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschil verleden en geschiedenis:

A

Gesch: bestudeerd het verleden en is een constructie
Verleden: vooraf gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe beoordeeld men een bron?

A

Presentatie-> hoe ziet de bron eruit
Bruikbaarheid-> kan ik de bron gebruiken om mijn vraag te beantwoorden
Betrouwbaarheid-> kan ik de informatie vertrouwen
Representativiteit: weerspiegelt mijn bron de stem van de meerderheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Stappen van historisch denken:

A

1.)vragen stellen over het verleden
2.)situeren in het historisch referentie kader
3.)bronnen kritisch bestuderen
4.) een historisch beeld over het verleden maken
5.) nadenken over het verband tussen het verleden heden en toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe is de tijdlijn bepaald

A

Kunstmatig en cultureel

19
Q

Welke tijdlijn gebruiken wij?

A

Westers en eurocentrisch

20
Q

4 fases economische tijdlijn:

A

Fase voedsel verzamelaar en jagers: …-ca 8000 v.C.
Agrarische fase: ca 8000 v.C.- ca 1750
Industriële fase: ca 1750-ca 1960
Fase van handen en diensten: ca 1960 tot nu

21
Q

3 einddatums middeleeuwen + gebeurtenis

A

1453: val ORR
1492: ontdekking Amerika
1517: ontstaan protestantisme

22
Q

Beeldvorming op de middeleeuwen toelichten:

A

Toelichting: doorheen de tijd veranderde het beeld over de middeleeuwen. Net na de middeleeuwen, in de vroegmoderne tijd had men een negative visie op de middeleeuwen.
Schrijvers en kunstenaars vonden deze periode niet interessant en zelfs barbaars. Zij beschouwde zichzelf in de vroegmoderne tijd als opvolgers van de succesvolle klassieke oudheid en vonden dat zij een renaissance (= heropleving van de klassieke oudheid) van die mooie tijd meemaakten. Ze keken neer op de eeuwen tussen de klassieke oudheid en de vroegmoderne tijd. Vandaar noemen ze deze periode de ‘middel-eeuwen’, de eeuwen in het midden van deze twee historische periode. In de moderne tijd, in het bijzonder in de 19de eeuw gingen kunstenaars dan weer heel positief kiken naar de middeleeuwen. We nomen deze periode, waarin men liefdevol naar de middeleeuwen keek, ook wel de romantiek

23
Q

Renaissance

A

de middeleeuwen en vroegmoderne tijd samen (476 C - 1789
C), omwille van gemeenschappelijke kenmerken

24
Q

Beeldvorming:

A

het beeld dat gevormd wordt over een historische periode, gebeurtenis of persoon

25
Q

Breuk:

A

een plotse verandering, iets dat grondig anders is dan hoe het
ervoor was

26
Q

Bron

A

Een overblijfsel uit het verleden

27
Q

Continuïteit:

A

Iets dat blijft voortleven

28
Q

Eurocentrisch:

A

Europa wordt central geplaatst, its wordt bekenen vanuit
Europees standpunt

29
Q

Geschiedenis:

A

De wetenschap dat het verleden bestudeert

30
Q

Gilden:

A

economische samenwerkingsorganisatie in de middeleeuwse stad

31
Q

Kerstening

A

Mensen bekeren tot het christendom

32
Q

Neogotiek

A

Bouwstijl uit de periode van de romantiek waarin men de middeleeuwen ging nadoen

33
Q

Primair:

A

Direct of rechtstreekse getuige

34
Q

Referentie kader:

A

Het verleden ordenen in ruimte tijd en domein

35
Q

Renaissance:

A

Heropleving van de klassieke oudheid

36
Q

Representativiteit

A

In welke maten iets de ruimere samenleving weerspiegelt

37
Q

Romantiek:

A

Periode van verlangen naar en bewondering voor de middeleeuwen (19de eeuw)

38
Q

Scharnier moment:

A

moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes

39
Q

Secundair:

A

indirecte of onrechtstreeks getuige

40
Q

Standplaatsgebondenheid:

A

het standpunt of perspectief van waaruit iemand spreekt, rekening houdend met diens persoonlike achtergrond en waarom deze persoon de bron/ het werk maakte

41
Q

Stereotype:

A

Beschrijving op basis van onterechte algemening

42
Q

Werk:

A

een werk dat gebaseerd is op historische bronnen, waarbij er volgens de historische methode onderzoek werd gedaan

43
Q

Westers:

A

behorend tot het Westen. Dit is een verwizing naar de cultuur, politiek en economie van West-Europese samenlevingen en bij uitbreiding van andere regio’s die die gebruiken hebben overgenomen