industrialiseert Flashcards

1
Q

Wanneer werd Nederland een industriële samenleving?

A

Pas vanaf 1870.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat blijft voor veel investeerders belangrijk in Nederland voor de industrialisatie?

A

Handel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem een reden waarom Nederland laat industrialiseert.

A

Slechte infrastructuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is protectionisme?

A

Landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurde er vanaf 1870 in Nederland?

A

Steeds meer fabrieken kwamen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie waren er aan de macht tijdens de industrialisatie in Nederland?

A

Liberalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is urbanisatie?

A

Arbeiders trekken naar de stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wilde het socialisme verbeteren?

A

Betere arbeidsomstandigheden voor fabrieksarbeiders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie bedacht het socialisme?

A

Karl Marx.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het doel van de revolutie volgens socialisten?

A

Einde van de klassenmaatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de gematigde groep binnen het socialisme?

A

De sociaal democraten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de sociale kwestie?

A

Een probleem met de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een gevolg van de sociale kwestie aan het einde van de 19e eeuw?

A

‘De rijken worden rijker, de armen worden armer.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat deden sommige fabrikanten voor de arbeiders?

A

Gaven de arbeiders wél wat extra’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt een staking?

A

Dit werkt alleen als iedereen gaat staken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de drie grote politieke groepen in Nederland.

A
  • Socialisten (links)
  • Confessionelen (midden)
  • Liberalen (rechts)
17
Q

Wat is sociale wetgeving?

A
  • Armenwet (1854)
  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
  • Ongevallenwet (1901)
  • Woningwet (1901)
18
Q

Wat is feminisme?

A

Vrouwen die opkomen voor de (gelijke) rechten van de vrouw.

19
Q

Wat gebeurde er tijdens het Congres van Wenen?

A

Er werden drie dingen besloten.

20
Q

Wat houdt restauratie in?

A

Democratische hervormingen worden teruggedraaid.

21
Q

Wat is de tweede beslissing van het Congres van Wenen?

A

Frankrijk bedwingen.

22
Q

Wat is nationalisme?

A

Liefde voor volk en vaderland.

23
Q

Noem een gevolg van nationalisme.

A
  • Ieder volk wil het sterkst zijn, wat leidt tot militarisme.
  • Nationalisten willen een eigen land voor hun volk.
24
Q

Noem een voorbeeld van een land dat nationalisten een eigen land willen.

A
  • Duitsland
  • Ottomaanse Rijk
  • Nederland
  • Oostenrijk-Hongarije