human resource management Flashcards

1
Q

gastvrijheid

A

de interactie tussen de host en de gast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verbale communicatie

A

de woorden die je gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

non-verbale communicatie

A

alle lichaamssignalen (vaak onbewust) die worden afgegeven (bijvoorbeeld uitdrukking gezicht, houding lichaam, intonatie stem en kleding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel procent van een boodschap wordt non-verbaal overgedragen?

A

80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan 30% hoger zijn in een team dat goed samenwerkt?

A

de productiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is belangrijk om als manager voor te zorgen?

A

een team dat samenwerkt, want met een team dat goed samenwerkt zorg je ervoor dat je productiviteit omhoog gaat en daarmee ook je revenue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de taak van een manager als een medewerker niet goed functioneert?

A

er verandering in brengen of zelfs de persoon te ontslaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat geeft het Iceberg model aan?

A

waardoor gedrag wordt bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Door welke drie punten wordt ons gedrag bepaald?

A
  • persoonlijkheid (introvert of extravert) en cultuur (opvoeding)
  • verwachtingen en intenties (gestelde doelen)
  • vaardigheden, kennis en ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

attitude

A

een gevoel of mening over iets of iemand en de houding/ manier van gedrag die hierdoor wordt veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

subtiele lichaamssignalen

A

signalen die wel woorden waargenomen, maar kunnen mensen zich niet bewust maken

de interpretatie ervan is wel bewust (als iemand zich nep gedraagt komen de subtiele lichaamssignalen niet overeen met de werkelijke gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gedrag

A

gedrag is te zien, het is de manier waarop iemand handelt of zich gedraagt , met name ten opzichte van anderen

gedrag is altijd bewust of onbewust gericht op een doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tussen gedrag en goal staat situations, waarom?

A

omdat mensen leren van situaties die zich voortdoen (bijvoorbeeld het selectiegesprek waar een student opeens heel zenuwachtig wordt en zich niet beleefd gedraagt: deze situatie staat tussen de intentie, gedrag en doel) en passen hun gedrag hier de volgende keer op aan (bijvoorbeeld beleefder gedragen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

organisatie

A

een organisatie bestaat altijd uit twee of meer mensen, die samen werken naar een gezamenlijk doel op een gecoördineerde basis/ structurele wijze (door middel van bijvoorbeeld afspraken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zorgen managers in een organisatie voor?

A

zij zorgen ervoor dat mensen in een organisatie gestructureerd met elkaar samenwerken door middel van plannen, organiseren, leiden en controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de verschillende rollen van een manager in een organisatie?

A
  • interpersoonlijke rol
  • informatieve rol
  • beslissende rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke skills moeten managers beschikken

A
  • technische skills (bijvoorbeeld managementaccounting leren)
  • menselijke skills (bijvoorbeeld leren motiveren en communiceren)
  • conceptuele skills (leren een visie creëren en abstract denken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Alle drie theorieën zeggen dat een manager interpersoonlijke skills nodig heeft. Wat valt hieronder?

A
  • leiden
  • een interpersoonlijke rol aannemen
  • menselijke skills
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

2 definities van organisatiegedrag

A
  1. Het gedrag van individuen en groepen t.o.v. de organisatie als geheel en het effect daarvan op het functioneren van de organisatie
  2. Een onderzoeksterrein dat de impact die individuen en groepen hebben op het gedrag binnen een organisatie bestudeert, met als doel deze kennis toe te passen om de effectiviteit van een organisatie te verbeteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De hoofdonderwerpen van organisatiegedrag als wetenschap

A
  • motivatie
  • leiderschapsgedrag
  • interpersoonlijke communicatie
  • groepsstructuur en processen
  • conflicten
  • onderhandelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het is lastig om als manager gedrag in een organisatie te voorspellen, wat is daarom belangrijk?

A

observeren

  • blijven kijken naar wat zijn/haar eigen gedrag teweeg brengt bij medewerkers (effecten)
  • rekening te houden met onverwachts gedrag van medewerkers
  • medewerkers beter te leren kennen door observatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

contigency conditions (onvoorziene omstandigheden)

A

alle factoren die invloed hebben op gedrag:
voorwaarden of situaties waar de manager geen invloed op heeft (bijvoorbeeld een medewerker die chagrijnig is omdat zijn band lek ik of een medewerker die vrolijk is omdat de zon schijnt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

onvoorziene omstandigheden

A

contigency conditions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Basis OB model

A

Organizational Behavior Model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

waar bestaat het OB model uit?

A

verschillende niveaus, 3 verticale en 3 horizontale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat zijn de drie verticale niveaus van OB model?

A
  1. individuele niveau
  2. groepsniveau
  3. organisatieniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat zijn de drie horizontale niveaus van OB model?

A
  1. inputs
  2. processes
  3. outcomes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

individuele niveau

A

gaat om persoonlijkheid en hoe gemotiveerd iemand is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

groepsniveau

A

hoe goed werkt een groep samen, is er een goed teamverband en zijn er conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

organisatieniveau

A

wat is de productiviteit, wat is de organisatiestructuur en wat is het personeelsbeleid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

inputs

A

als een manager in een nieuwe organisatie gaat werken is er vaak al een bepaalde organisatiestructuur of een team met medewerkers met verschillende persoonlijkheden, dit zijn gegevens, inputs, waar een manager in eerste instantie niks aan kan veranderen, maar waar een manager wel kennis over moet hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

processes

A

hier heeft een manager de meeste invloed op, het is belangrijk als manager te weten hoe processen werken om er invloed op te krijgen, bijvoorbeeld door op individueel niveau te weten hoe een motivatieproces werkt in een persoon en door op groepsniveau te weten hoe te communiceren en conflicten te hanteren, hoe meer invloed een manager heeft op de processen, hoe beter de outcomes zullen zijn.

gedrag is niet altijd te sturen , dus het is ook belangrijk als manager te blijven observeren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

outcomes

A

dit is waar een manager naartoe wil werken, invloed op wil hebben en op wil sturen (attitude van medewerkers beïnvloeden) een manager wil graag dat medewerkers goed samenwerken, dat medewerkers op organisatieniveau productief zijn en dat medewerkers op individueel niveau een goede attitude hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

service profit chain

A

gaat om het verband tussen interne organisatie en het extern presteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

middelste blok (spc)

A

moment dat interactie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

laatste blok (spc)

A

gaat over het externe gedeelte van de organisatie

37
Q

eerste blok (spc)

A

gaat over interne gedeelte van de organisatie

38
Q

waar gaat hrm over?

A

instroom, doorstroom en uitstroom van personeel in een organisatie

39
Q

de instroom

A

mensen werven die vervolgens nieuw komen in een organisatie

40
Q

de doorstroom

A

kijken naar hoe medewerkers presteren, moet er iets verbeterd worden en de medewerkers ontwikkelen

41
Q

de uitstroom

A

medewerkers die de organisatie verlaten

42
Q

wat wordt er bij HRM gebruikt?

A

personeelsinstrumenten

43
Q

personeelsinstrumenten

A

processen die gebruikt worden om te sturen op competenties, bijvoorbeeld bij instroom gaat het over interviews houden om mensen te werven, bij doorstroom gaat het over functioneringsgesprekken en bij uitstroom over exititerviews.

44
Q

Waarom worden er processen gebruikt om te sturen op competenties?

A

om invloed uit te oefenen op het presteren van medewerkers

45
Q

het personele proces

A

the employee lifecycle

46
Q

de 6 rondjes van the employee lifecycle

A

attraction, recruitment, onboarding, development, retention en separation

47
Q

attraction

A

mensen werven

48
Q

recruitment

A

mensen selecteren

49
Q

onboarding

A

mensen opnemen in de organisatie

50
Q

development

A

mensen trainen

51
Q

retention

A

ervoor zorgen dat mensen graag in de organisatie blijven werken

52
Q

separation

A

mensen uit organisatie verwijderen

53
Q

the employee lifecycle draait om?

A

competenties

54
Q

competenties

A

een competentie is een samengaan van kennis, vaardigheden en aanleg/talent

55
Q

wanneer is iemand competent?

A

naast aanleg/talent ook kennis opdoet en vaardigheden traint

56
Q

wanneer gaat een manager uit van een ideale medewerker ?

A

in een functiebeschrijving

57
Q

de definitie en 3 taken/uitdagingen van hrm?

A
  • hrm gaat over het werven, ontwikkelen en behouden van talenten in de organisatie
  • hrm gaat over het ervoor zorgen dat alle medewerkers werken naar hetzelfde doel, namelijk de organisatiedoelen
  • een hr manager moet een goede bijdragen leveren aan de business (altijd georiënteerd zijn op de organisatiedoelen)
58
Q

Waarom wordt hrm niet alleen gedaan door de HR manager

A

andere managers moeten er voor zorgen dat een team zich goed ontwikkelt en alle talenten worden gebruikt

59
Q

3 fases van selectie

A
  1. initiële selectie
  2. substantieve selectie
  3. contingente selectie
60
Q

initiële selectie

A

de eerste schifting van alle sollicitatiebrieven of emails, snel door de cv’s kijken, welke voldoen aan basiseisen? kan vaak worden geautomatiseerd

61
Q

substantieve selectie

A

de overgebleven kandidaten op volgorde leggen

62
Q

contingente selctie

A

factoren die niet direct met de baan te maken hebben, maar waardoor mensen toch worden afgewezen (bijvoorbeeld ver weg wonen|)

63
Q

training & development

A

training wordt gebruikt in organisaties om competenties van medewerkers te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat medewerkers werken naar de organisatiedoelen

64
Q

training & delopement maken in de personele proces deel uit van de…

A

doorstroom

65
Q

training & development maken in employee lifecycle uit van de…

A

development

66
Q

methodes voor training

A
  1. formele training

2. informele training

67
Q

formele training

A

trainingen die van tevoren georganiseerd zijn (wat is het doel van de training, hoe de training aangepakt worden?)

68
Q

informele training

A

trainingen die spontaan plaatsvinden door iets wat er die dag gebeurt

69
Q

het derde personeelsinstrument is?

A

performance evaluation

70
Q

performance evaluation maakt bij personele proces uit van

A

doorstroom

71
Q

performance evaluation maakt bij employee lidcycle uit van

A

retention

72
Q

doelen performance evaluation

A
  1. evalueren of de medewerker baan goed vervuld
  2. evaluatie van het personeelsbeleid
  3. evalueren elke trainingen nog nodig zijn in de organisatie komend jaar (trainingsplan opstellen)
73
Q

wat wordt er tijdens een functioneringsgesprek besproken?

A

task performance, citizenship en counterproductivity

74
Q

task of performance

A

hoe voert de medewerker zijn taken uit (prestaties)

75
Q

citizenship

A

(collegialiteit) hoe sociaal is de medewerker naar zijn collega’s

76
Q

counterproductivity

A

zaken die ervoor zorgen dat medewerker hun baan minder goed uitvoeren (vragen als zijn medewerkers wel tevreden, zijn er geen klachten, is er wel genoeg diversiteit aan taken of is er te weinig internaat service quality?)

77
Q

valkuilen waar managers bij functioneringsgesprekken in kunnen trappen

A
  • de manager vindt medewerker heel aardig (voorkeursbehandeling)
  • iets zit manager die dag tegen waardoor de medewerker minder goed beoordeeld wordt
78
Q

wat is oplossing van valkuilen in normaal functioneringsgesprek?

A

360 degree feedback

79
Q

360 degree feedback

A

het functioneren van een medewerker wordt niet door 1 manager of leidinggevende beoordeeld, maar ook door iemand anders, zoals klant of een collega.

80
Q

voordelen 360 degree feedback

A

medewerker wordt vanuit verschillende perspectieven beoordeeld.
zal nooit objectief zijn maar wel intersubjectief

81
Q

intersubjectiviteit

A

een gedeeld oordeel van verschillende mensen

82
Q

7 kennisgebieden van hrm

A
  1. attracting & retaining top talent
  2. maximizing your leadership
  3. enhanding employee engagement
  4. compliance
  5. environmental health & safety
  6. organizational development
  7. work groups & teams
83
Q

kennisgebied 1. attracting & retaining top talent

A

het werven en binnenhouden van getalenteerd personeel met goede competenties die ervoor zorgen dat de organisatie optimaal presteert

84
Q

kennisgebied 2. maximizing your leadership

A

ervoor zorgen dat de leiderschapsstijl bij het managen van mensen goed afstemt op deze mensen, wat zorgt voor motivatie en betere prestaties (situationeel leidinggeven)

85
Q

kennisgebied 3. enhanding employee engagement

A

ervoor zorgen dat alle medewerkers tevreden en betrokken zijn bij de organisatie (meedenken met bedrijfsdoelen, creativiteit inzetten)

86
Q

kennisgebied 4. compliance

A

het voldoen aan regels (arbeidswetten binnen Europa maar ook de regels binnen organisatie zelf)

87
Q

kennisgebied 5. environment health & safety

A

ervoor zorgen dat de medewerkers gezond blijven en dat de organisatie goed omgaat met het milieu

88
Q

kennisgebied 6. organizational development

A

wanner een organisatie een andere strategie moet gaan volgen (bijvoorbeeld omdat de markt verandert) moet het personeelsbeleid daarop ook worden aangepast

89
Q

kennisgebied 7. work groups & teams

A

een team is heel bepalend voor de medewerkerstevredenheid binnen een organisatie