Hulpboek 20-21 Flashcards

1
Q

Wat leer je over de Griekse mythen?

A

Je leert welke mythen de Grieken hadden over het ontstaan van de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bedoelden de Grieken met ‘chaos’?

A

De Grieken gebruikten het woord ‘chaos’ om de oertoestand van het universum aan te duiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bedoelen wij tegenwoordig met ‘chaos’?

A

Tegenwoordig verwijst ‘chaos’ naar een toestand van totale verwarring en gebrek aan orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is de Nederlandse betekenis van ‘chaos’ gerelateerd aan het Griekse begrip?

A

De Nederlandse betekenis van ‘chaos’ heeft te maken met het idee van een gebrek aan structuur, wat overeenkomt met het oorspronkelijke Griekse begrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord ‘kócuo’?

A

De oorspronkelijke betekenis is ‘ordening’, wat verband houdt met het woord ‘cosmetica’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt de aarde in veel culturen vereerd als Moeder Aarde?

A

In veel culturen wordt de aarde vereerd als Moeder Aarde vanwege de vruchtbaarheid en het leven dat zij voortbrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een logische reden waarom het begin van alles als een vrouwelijke god wordt beschouwd.

A

Een logische reden is dat vrouwen vaak geassocieerd worden met vruchtbaarheid en het geven van leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaraan kun je zien dat de godin Gaia is afgebeeld?

A

Twee elementen die wijzen op Gaia zijn: 1) De aanwezigheid van planten of aarde, 2) Een afbeelding van een vrouw met een moederlijke uitstraling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke namen moet je noteren tijdens het luisteren naar de Griekse tekst?

A

De namen zijn: 1) Chaos, 2) Gaia, 3) Tartaros, 4) Ouranos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel vrouwelijke, mannelijke en onzijdige zelfstandig naamwoorden moet je noteren?

A

Drie vrouwelijke, drie mannelijke en twee onzijdige zelfstandig naamwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat moet je doen met de tekst?

A

Vertaal de tekst in begrijpelijk Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem drie tegenstellingen uit de tekst.

A

Voorbeelden van tegenstellingen zijn: 1) aarde tegenover zee, 2) licht tegenover donker, 3) leven tegenover dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee Griekse woorden geven de volgorde van gebeurtenissen aan?

A

De woorden die de volgorde aangeven zijn: [specifieke woorden uit de tekst].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk tekstelement geeft aan dat hier een nieuwe fase in de wereldgeschiedenis begint?

A

Een specifiek tekstelement uit de derde alinea geeft deze nieuwe fase aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat moet je doen met de vetgedrukte woorden uit het woordblok?

A

Leer de vetgedrukte woorden uit het woordblok uit je hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly