Huisvesting en verzorging Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen kiemvrije dieren/SPF/germfree/conventionele/gnotobioten?

A

Kiemvrij: Vrij van levensvatbare organismen, zoals virussen en micro-org.
Germ-free:
1. dieren z volledig steriel
2. Te bekomen door keizersnede (via hysterectomie uit conventionele dieren gehaald en in isolator gehouden) en embryotransfer
3. Enkel te houden in absolute barriere (=isolator) want anders nt meer germ-free
4. In praktrijk: germ-free status moeilijk vol te houden + afwijkingen komen voor.
- gevoelig voor zowel pathogene als apathogene micro-org
Gnotobioten: Microflora en/of -fauna volledig gekend
- onderzoek naar rol v bact bij transformatie v oraal toegediende stoffen (biotransformatie), kankeronderzoek
Bvb: kiemvrije dieren waaraan bewust welbepaalde, exact gekende bacterien w toegediend (vb: Altered Schaeder Flora)
<=> absolute barriere
SPF: Specified Pathogen Free:
- Dieren z vrij v welbepaalde organisme (bvb volgens FELASA aanbevelingen)
- w gehouden in een nt steriele omgeving MAAR toch wel voorzieningen nodig om insleep ongewenste mo tegen te gaan cfr klassieke barriere
Conventionele omstandigheden: gn speciale maatregelen om insleep v pathogene organismen tegen te gaan klassieke spf-barriere:
-zo goed mogelijk gesloten houden v buitenwereld
- ventilatie zo ingesteld dat overdruk bestaat in dierkamers tov buitenwereld
- HEPA gefilterde lucht
-omkleedprocedure voor personeel
- desinfectie v materiaal dat binnengebracht w
- w klassiek ook in isolatoren gehouden
- vaak gebruik v tweegangen-systeem: vuile gang (afvoer v mater uit dierenlokalen) en prpere gang (toegang personeel, voer…) om crosscontaminatie te vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kiemvrije dieren

A

Kiemvrij: Vrij van levensvatbare organismen, zoals virussen en micro-org.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Germ-free dieren

A

Germ-free:

  1. dieren z volledig steriel
  2. Te bekomen door keizersnede (hysterectomie) en embryotransfer
  3. Enkel te houden in absolute barriere (=isolator)
  4. In praktrijk: germ-free status moeilijk vol te houden + afwijkingen komen voor.
  5. Germ-free dieren gevoelig voor apathogene en pathogene mo’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gnotobiotische dieren

A

Gnotobioten: Microflora en/of -fauna volledig gekend
Bvb: kiemvrije dieren waaraan bewust welbepaalde, exact gekende bacterien w toegediend (vb: Altered Schaedler Flora: mix v 8 gekende bacterien w aan germ-free muis toegediend => onderzoek GI-stelsel mogelijk
ASF muis in vgl met germ-free muis: asf heeft werkend immuunsysteem, normale gezondheid, normaal werkend GI-stelsel en is dus een goede representatie ve ‘echte’, gwne muis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

SPF dieren (klassiek en conventionele omstandigheden

A

SPF: Specified Pathogen Free:
- Dieren z vrij v welbepaalde organisme (bvb volgens FELASA aanbevelingen)
- w gehouden in een nt steriele omgeving MAAR toch wel voorzieningen nodig om insleep ongewenste mo tegen te gaan cfr klassieke barriere
- klassieke spf-barriere: 6 maatregelen:
1. zo goed mogelijk gesloten houden v buitenwereld
2. ventilatie zo ingesteld dat overdruk bestaat in dierkamers tov buitenwereld
3. HEPA gefilterde lucht
4. omkleedprocedure voor personeel
5. desinfectie v materiaal dat binnengebracht w
6. vaak gebruik v tweegangen-systeem: vuile gang (afvoer v mater uit dierenlokalen) en propere gang (toegang personeel, voer…) om crosscontaminatie te vermijden
+ soms: micro-isolatie, filtertop (extra filter in deksel kooi, nt aangesloten op ventilatiesysteem)
Conventionele omstandigheden: gn speciale maatregelen om insleep v pathogene organismen tegen te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

FELASA

A

Federation of European Laboratory Animal Science Associations

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt bedoeld met klassieke barriere?

A
  • Manier v houden v dieren, maatregelen w genomen om insleep pathogenen te vermijden
  • Maatregelen (6):
    1. zo goed mogelijk gesloten tegenover buitenwereld
    2. ventilatie zo ingesteld dat overdruk ontstaat in de dierenkamers tov buitenwereld
    3. HEPA-gefilterde lucht
    4. omkleedprocedure voor personeel
    5. desinfectie materiaal dat binnengebracht w
    6. vaak: tweegangensysteem: vuile (afvoer mater dierenlokalen) en propere gang (toegang personeel, voer…) om crosscontaminatie te voorkomen.
  • Ook mogelijk:
  • – Micro-isolatie
  • – Filtertop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is filtertop (klassieke barriere)? Voor- en nadeel?

A
  • w soms gedaan
  • w op kooi geplaatst
  • filtertop is nt aangesloten op ventilatie-unit -> uitwisseling lucht via filter in het deksel
  • goed voor bescherming tegen bacterien
  • mindder effectief in beschermen tegen virussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is micro-isolatie?

A
  • w soms gedaan bij klassieke barriere, altijd bij absolute barr
  • regelen v ventilatie en inperking op kooiniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is absolute barriere?

A

= isolator

  • dieren z volledig steriel (= germ-free)
  • micro-isolatie (ventilatie op kooiniveau reguleren): check
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is omgekeerde barriere?

A
  • opstellen barriere bij dieren die besmet z -> om te verhinderen dat pathogene org uit kooi ontsnappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat z voordelen v werken met proefdieren met gekende microbiologische kwaliteit?

A
  1. voorkomen dat dier ziek w
  2. reproduceerbare experimenten
  3. veiliger tov personeel (vrij van zoonoses)
    (we weten welke pathogenen er allemaal zouden kunnen voorkomen op dier)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom is het noodzakelijk om in een proefdierfaciliteit te ventileren, de temp en de relatieve vochtigheid te beheersen?

A

Ventilatie:
- overdruk zorgt voor buitenhouden ongewenste mo
- onderdruk om te vermijden dat pathogene mo naar buiten zouden komen
-afvoeren v stof, schadelijke gassen, stank…
Temp: kleine tempschommelingen z nt fataal, maar zorgen wel voor stress/discomfort en verminderde fokprestaties
Relatieve vochtigheid:
- indien te hoog: bemoeilijkt warmte-afgifte, meer groei mo’s (vochtige, warme omgeving is ideaal voor mo’s)
- indien te laag: verhoogde sterfte v jonge muizen voor spenen, oorzaak ringtail bij ratten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ringtail

A

= staartnecrose

  • komt oa voor bij ratten, muizen…, vnl bij jonge dieren voor het spenen
  • wat: annulaire vernauwing vd staart waardoor staart gaat zwellen en uitdrogen => afvallen als heel ernstig
  • oorzaken: lage relatieve luchtvochtigheid; hoge temp, dietaire tekorten, genetische aanleg…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit op welke manier licht v belang kan z in een proefdierfaciliteit

A
  • lichtcyclus: invloed op hormoonhuishouding, gedrag en voortplanting
  • permanent hoge lichtintensiteit is nt altijd gewenst bij proefdieren
  • overgang dag-nacht bij voorkeur via dimmer; anders kunnen dieren opschrikken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit op welke manier geluid v belang kan z in proefdierfaciliteit

A
  • mogelijke bron v stress en verstoring met gevolgen voor experimenten en fokresultaten
  • zowel aanhoudende te hoge geluidsniveau’s als plotse geluiden doen dieren opschrikken
  • veel dieren (hond, muis, dolfijn, vleermuis…) kunnen ultrasone geluiden horen geproduceerd door machines
  • achtergrondmuziek kan plotse geluiden opvangen, maar nt te hard zetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bespreek voor- en nadelen v open wanden vs gesloten

A
  1. Klimaat:
    - gesloten: stabieler microklimaat, meer beschutting
    - open: meer kans op tocht
  2. contact:
    - gesloten wanden: minder kans op contact tss verschillende kooien -> verminderde kans op overdracht infecties
  3. gedrag:
    - gesloten (ondoorzichtige) bakken: meer kans op schuwere en moeilijker te controleren dieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bespreek voor- en nadelen v vaste bodems vs gaas-of spijlenbodems vs geperforeerde Norylbodems

A
  1. Bedding:
    - Roosterbodem: gn bedding nodig,
    - vaste: dieren liggen in eigen vuil -> meer schoonmaak nodig
  2. Verrijking:
    - Rooster: gn bedding nodig-> zeker en vast andere soorten aanbieden (oa ook nestmateriaal aka bedding)
    - vaste: biedt meer beschutting en betere ligplaats
  3. poten:
    - rooster: risico op pootletsel
    => welke?: rooster vaak nt, eerder vaste bodem. Wel acceptabel: vaste bodem met gaten (bij konijn!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Manieren om bij roosterbodem faeces en urine te verwijderen

A
  1. Lade met strooisel en papier en een plastic goot die (automatisch) gespoeld w
  2. band uit papier of kunststof die regelmatig ‘afgedraaid’ w
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Juist of fout en leg uit: primaten kunnen best in nt te grote kooi gehuisvest w omdat ze anders te moeilijk te vangen z

A

Fout: voor grote dieren w gebruik gemaakt v volieres/vloerhokken zodat groepshuisvesting en omgevingsverrijking mogelijk z

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Juist of fout en leg uit: het is bij SPF dieren nt zo belangrijk om tijdens een operatie eenzelfde mate aandacht te besteden aan het ontsmetten v het chirurgisch veld als bij conventionele dieren

A

Fout: mens en omgeving zijn bron van bacterien

+ minder immuniteit doordat ze aan minder pathogenen blootgesteld z geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Juist of fout en leg uit: wegwerpkooien om knaagdieren te huisvesten kunnen een ecologisch verantwoorde keuze zijn. Bovendien kan het ook fiancieel interessant z omdat met wegwerpkooien dure investeringen in was- en desinfectie-installaties kunnen vermeden w

A

Fout: totale kostprijs op jaarbasis blijft hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vgl voor- en nadelen v drinkwatersysteem vs gebruik v drinkflessen

A

Leidingssysteem:
- nadeel: verstopping, aantasting, lekkage
-voordeel: continu water ter beschikking
Fles:
- nadeel: dagelijkse controle, meer manueel werk, risico op leeglopen fles in kooi
-voordeel: dagelijkse controle of dieren drinken is mogelijk, vermijden v verspreiding v ziektekiemen v ene naar andere kooi wanneer fles na gebruik gedesinfecteerd w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kan microbiologische kwaliteit v dirnkwater onder controle gehouden w?

A
  1. Chloreren
  2. aanzuren
  3. Filtersysteem (mechanische, biologische)
  4. UV-licht
  5. Autoclaveren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een essentieel nutrient? Geef vb diersoort

A

Wat: stof die het dier nt zelf kan aanmaken en dus via voeding moet aangeboden w. Zo nt: ziekteverschijnselen
Cavia: vit c
Kat: taurine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Tot wat leidt een taurinetekort bij kat?

A
  • Hartdeficientie
  • oogproblemen (Chronisch tekort leidt tot afbraak lichtgevoelige cellen)
    essentiele voedingsstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Ftie vit c bij cavia

A

Essentiele voedingsstof = ascorbinezuur
- eiwit collageen (deel bindweefsel botten, huid, bloedvaten) aanmaken
- afweersysteem (antioxidant)
- aanmaak adrenaline, div hormonen
- rol in opname ijzer en Ca
(wateroplosbaar -> gwn uitgeplast als te veel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Juist of fout: alle knaagdieren z omnivoren

A

Fout, mengeling:

  • > knaagdieren: cavia, hamster, gerbil, degoe, chinchilla, rat of muis
  • > rat: omni/herbivoor
  • > cavia, degoe, chinchilla: herbivoor
  • > gerbil (woestijnrat), muis, hamster: omnivoor (insecten, slakken, kleine vogeltjes…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Juist of fout: voeder geschikt voor hond is per definitie ook geschikt voor kat omdat beide carnivoren z

A

Fout: voeding hond bevat gn taurine en dit is een essentiele voedingsstof voor kat, dus moet via voeding aangeboden w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Juist of fout: drinkwater cavia’s die gevoederd w met uitsluitend gepelleteerd droog caviapoeder moet per definitie met vit C gesupplementeerd w

A

Juist, om te vermijden dat ze gezondheidsproblemen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Juist of fout: nutritionele samenstelling v voeder bestaande uit natuurlijke ingredienten is aan minder variatie onderhevig dan een semisynthetisch voeder

A

Fout: natuurlijke ingredienten schommelen altijd, voeder met natuurlijke ingredienten is aan meer variatie onderhevig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat w bedoeld met maaltijdvoedering? Wat is het tegenovergestelde hiervan? Geef voor elk v beide situaties een passend vb van waar of bij welke diersoort die manier v voedering best kan voorzien w

A

Maaltijdvoedering:
- tijdstip v voederen staat vast -> voederen is beperkt
-bvb bij honden: om obesitas te vermijden
Ad libitum:
- voer is continu beschikbaar
-vermijdt dat een minder dominant dier nt genoeg voer zou krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Aan welke voorwaarden moet goed beddingmater voldoen?

A
  1. Comfortabel voor dier
  2. gn gezondheidsproblemen verzoorzaken
  3. stofarm
  4. hoog absorptievermogen
  5. vrij v contaminanten
  6. nt verstoppen v technische installaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Op welke 4 manieren kan omgeving proefdieren verrijkt w? Geef ook vb voor elke manier

A
  1. Stimuleren v gbruik v zintuigen -> toelaten territorium afbakenen met geursporen
  2. ingrijpen op sociale omgeving -> trainen en handelen v dier leidt tot minder stress bij experiment
  3. Fysische structuren voorzien -> indelen v hok: complexer en veiliger voor dier
  4. dieren tot meer activiteit aanzetten -> voedsel verstoppen in bedding of ballen: stimulatie foerageergedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe nagaan of kooiverrijking zinvol is?

A
  1. verreist grondige kennis v diersoortspecifieke behoefte: nuttige kooiverrijking stimuleert diersoortspecifiek gedrag
  2. verdwijnen v abnormaal gedrag
  3. registreren v parameters die indicatie geven v verminderde stress
  4. preferentietesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

juist of fout: het is best om voeder ter beschikking te stellen aan knaagd tijdens transport zodat ze sneller acclimatiseren

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Juist of fout: een gewond dier mag nt vervoerd w, onder gn enkele omstandigheid

A

Fout: wel onder gezag v dierenarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Juist of fout: het is perfect acceptabel om ratten die 12 dagen drachtig z op transport te zetten waarvan verwacht w dat het 6u zal duren

A

juist

  • > drachtigheidsduur: 21d (3w)
  • > 12d = 2w
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe lang is rat drachtig?

A

20-24 d (3w)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Juist of fout: elke voertuig waarmee proefdiermuizen w vervoerd, moet hiervoor vergund z, tenzij het transport nt verder dan 65 km ver is.

A

Fout: het transportmiddel voor vervoer v dieren moet een eigen vergunning hebben ALTIJD, afstand maakt nt uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarvoor staat GLP?

A

Good Laboratory Practices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

wat is doel AAALAC? (kort)

A
  • non-profit organisatie die humane behandeling proefdieren in wetenschap bevordert door vrijwillige accreditatie- en beoordelingsprogramma’s
  • Association for Assessment (test) and Accreditation (een product voldoet aan bep eisen -> eisen die test (assessment) opleggen) of Laboratory Animal Care (International)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q
Kies wat juist is:
Naleven van x is een voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op goedkeuring en registratie bij overheden v producten zoals bvb geneesmiddelen
x:
-> ISO
-> AAALAC
-> GLP
A

GLP -> kwaliteitssysteem, GLP-praktijken zijn verplicht zich te melden bij hun overheid en deze inspecteert regelmatig of GLP gevolgd w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Kies wat juist is: bij x ligt de focus op reconstrueerbaarheid en traceerbaarheid vd uitgevoerde experimenten.
x: GLP, AAALAC, ISO

A

GLP -> houdt zich bezig met planning, uitvoering, opvolging, vastlegging, archivering en rapporteren v studies
-> inkijken dossier v GLP: staat iedere stap uitgebreid in dus studie is makkelijk te reconstrueren met alle info en te traceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Kies het juiste: Bij x ligt de focus meer op het verbeteren vh interne proces in het bedrijf om op zo’n efficient mogelijke manier het door de klant gewenste product of dienst te levereren.
x: ISO, GLP, AAALAC

A

ISO -> International organization for Standardization

  • > standaardisatie zorgt voor efficientere werking bedrijf
  • > legt normen op -> bedrijf moet hieraan voldoen -> steeds hogere normen zorgen voor verbetering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Kies het juiste: de focus v x is uitsluitend gericht op het houden van en het werken met proefdieren.
x: ISO, AAALAC, GLP

A

AAALAC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

kies het juiste: x en y zijn kwaliteitssystemen die ook op andere sectoren kunnen slaan.
x en y: ISO, AAALAC, GLP

A

ISO en GLP

  • -> International Organization for Standardization: normen opleggen -> kan in ieder bedrijf/in iedere sector
  • -> GLP: Good Laboratory Practises: alles vastleggen, iedere stap zodat controle mogelijk is -> kan in iedere sector
  • -> AAALAC: association for assessment and accreditation of Laboratory Animal Care (International): gn kwalitetissysteem, vrijwillig accreditatie- en beoordelingssysteem voor bedrijven waar gewerkt w met proefdieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Kies het juiste: voor proefdierinstituten, ook in landen waar er beperkte wetgeving is in verband met dierenwelzijn, geeft een x accreditatie de beste garantie op het aanwezig z v bepaalde standaarden in verband met hoe er voor de dieren gezorgd wordt en hoe hun welzijn w bewaakt.
x: GLP, AAALAC, ISO

A

AAALAC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Vergelijk voor- en nadelen van gamma-irradiatie en autoclavering om voeders te steriliseren.

A
  1. Gamma-irradiatie: gamma-doorstraling, gammastralen door voedsel stralen
    +: eenvoudig, weinig verlies aan nutrienten, gn effect op hardheid, standaard proces
    -: extra werkingskosten, bij binnenbrengen vd voederzakken is er risico op insleep v ongewenste mo want buitenzijde is nt gesteriliseerd
  2. Autoclaveren:
    +: duur bij aanschaf maar vanaf dan lage werkingskosten, verpakken én buitenzijde w gesteriliseerd
    -: vereist kennis, verlies v nutrienten, effect op hardheid, proces is aan variatie onderhevig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

waar dient op gelet te w bij opslag v voeders? Leg uit

A
  1. Samenstelling v voedingsstoffen constant houden:
    - nt permanent aan overmatig licht blootstellen
    - omgeving: koel, droog, goed geventileerd, staat nt direct op grond (bact afbraak afremmen)
    - oudste loten eerst opgebruiken (! vervaldatum in het oog houden)
  2. contaminatie v voeders vermijden:
    - vrij v ongedierte
    - nt samen met bedorven voedsel bewaren
    - nt in buurt v opslag v chemische of desinfectieproducten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

wat w bedoeld met inteeltstam?

A
  • Individuen ve inteeltstam zijn genetisch uniform; missen onderling genetische variatie
  • Minstens 98.6% vd genen z homozygoot
    +: door genetische uniformiteit w reproduceerbaarheid vh experiment verhoogd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

wat is ‘genetic drift’?

A
  • wat: veranderen v freq v voorkomen v bep gen(en)
  • gevolg: genetische eig ve stam (in- en outbred) kunnen na verloop v tijd wijzigen door
  • > mutaties (plotselijke verandering in genen -> kan zonder oorzaak gebeuren of onder invloed v straling, chemische stoffen…)
  • > contaminaties (andere stammen ingekruist, ‘stam w gecontamineerd met andere genen’ (die freq gen beinvloeden))
  • > (onbewuste) selectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

wat zijn gevolgen genetic drift?

A
  • ontstaan v:
    1. Substammen (inteeltstam)
    2. Subpopulaties (outbredstam: is nt genetisch uniform -> bekomen we door random-bred stam te pakken en hiervan de minst verwante dieren te gaan kruisen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Hoe kan genetic drift tegengegaan w bij inteeltstam?

A
  1. basiskolonie v waaruit productie fokkolonies w opgestart (piramid mating system toepassen)
  2. nieuwe fokdieren in basiskolonie die enkel uit de hoofdlijn komen
  3. best gn twee op elkaar gelijkende inteeltstammen in eenzelfde ruimte huisvesten
  4. accuraat proefdierbeheer (fokgegevens, kooilabels)
  5. controle op genetische uniformiteit v inteeltstammen dmv a) alert zijn voor fenotypische afwijkingen en b) genetische monitoring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

hoe kan men genetische uniformiteit v inteeltstammen controleren en wrm is dit nodig?

A
  • Nodig: om genetic drift bij inteeltstammen tegen te gaan
  • hoe:
    1. alert zijn voor phenotypische afwijkingen (-> personeel bewustmaken, trainen)
    2. genetische monitoring (-> detectie v bvb RFLP’s)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

wat zijn RFLP’s?

A

Restriction fragment length polymorphisms

  • > vindt wanneer er een variatie in uw gen (DNA-seq) zit
  • > we willen bij inteeltstammen gn variatie in genen, dus via RFLP’s gaan we kijken bij dieren of ze een variatie bezitten die we er nt willen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

hoe kan met genetic drift bij outbred stammen best vermijden?

A
  1. Populatie voldoende groot houden om inteelt te vermijden
  2. Monogame fok (evenveel man als vrouw in populatie)
  3. slechts 1 pup per nest mag als fokdier ingezet worden
  4. extremen w nt gebruikt voor verdere fok (bv enkel fokdieren selecteren v nesten met 4-16 pups)
  5. werken met 1 foundation colony en andere productiekolonies via forward-/in-migration
  6. rotatieschema (= block mating system)
  7. genetische monitoring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

hoe werkt rotatieschema en wanneer kan dit gebruikt w?

A
  • Nodig: om genetic drift bij outbredstammen te vermijden/genetische diversiteit te bevorderen
  • Werking: blockmating:
  • > populatie indelen in enkele families (A, B, C…)
  • > elk koppel behoort tot een bep familie
  • > bij vorming v nieuwe koppels, steeds samenstelling uit twee verschillende families volgens vastgelegd schema
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

wat is in-migration (bij vermijden v genetic drift bij outbredstammen)?

A
  • Productie -> foundation
  • 5% v males in foundation colony jaarlijks vervangen met dieren vanuit de verschillende productiekolonies (zodat we dus nt de hele tijd met dezelfde gaan fokken -> meer kans op diversiteit = wat we willen bij outbredstammen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

wat is forward-migration (bij vermijden v genetic drift bij outbredstammen)?

A
  • Foundation -> productiekolonies

- alle productiekolonies over hele wereld verspreid krijgen regelmatig dieren vanuit foundation colony

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Kopt deze uitspraak?
Om te vermijden dat de genetische eigenschappen ve inteeltstam na verloop v tijd gaan wijzigen is het belangrijk om regelmatig dieren uit de productiekolonie terug naar de nucleuskweek te sturen.

A
  • Klopt: toepassen pyramid mating system om genetic drift tegen te gaan bij inbredstammen
  • Ik zeg: klopt nt: w gedaan bij outbredstammen om gen. diversiteit te bevorderen. Bij inteeltstammen w juist zo veel mogelijk met basiskolonie gedaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

juist of nt juist: proefdierkwekers zullen nieuwe ouderdieren ve rattenstam waar het gemiddeld aantal geboren pups 5 is maar waar er uitzonderlijk tot wel 12 pups/nest geboren w, steenvast kiezen uit de grootste nesten omdat op die manier de beste garantie ontstaat dat de geselecteerde ouderdieren grote nesten gaat voortbrengen.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Juist of fout: ‘block mating’ is een methode die w toegepast om genetic drift bij outbredstammen tegen te gaan

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

wat wordt bedoeld met een knock-out dier?

A
  • een dier waar een specifiek gen is uitgeschakeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

beschrijf de technieken voor het genereren v transgene dieren via micro-injectie v constructen in een eicel

A
  • Donor vrouwtje wordt geëuthanaseerd en uit eileiders w bevruchte eicellen verzameld
    -> eicellen w geinjecteerd met oplossing v DNA-constructen
    -> via operatie w de gemanipuleerde eicellen ingeplant in eileider vd schijnzwangere vrouwtjes
    => 1-3% v nakomelingen is transgeen
  • transgeen org: org dat vreemd gen afkomstig v andere diersoort in zn genen draagt
    -> bvb: bevruchte eicel v koe w geinjecteerd met luminatiegen afkomstig van kwal -> eicellen in schijnzwangere koe => kalfjes die in genen het (trans)gen voor luminatie hebben (kalfjes geven licht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

wat is een embryonale stamcel?

A
  • pluripotent: bezit alle genetische eigenschappen om tot alle weefseltypes te ontwikkelen
    ( totipotent: alle weefsels + extra-embryonale vliezen (placenta))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

beschrijf een techniek v genetische manipulatie waarvoor embryonale stamcellen nodig z

A
  • stamcellen: pluripotent: genetica om tot alle mogelijke weefsels te ontwikkelen
  • > huidtransplantatie bij 3e graads brandwonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

geef 4 mogelijke oorzaken die aan basis kunnen liggen v welzijnsproblemen v transgene dieren

A
  1. Intentionele transgen-gebonden problemen
  2. Porblemen ten gevolge vh proces v modificeren
  3. Problemen tijdens geboorte die soms eindigen in keizersnede
  4. Naar boven komen van recessieve nadelige of lethale kenmerken bij het kweken naar homozygotie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Leg uit: intentionele transgen-gebonden problemen

A
  • Mogelijke oorzaak v welzijnsproblemen bij transgene dieren
  • Knock-out dier: wisselende effecten afh vd ftie vh vernietigde gen
  • het transgen kan oorzaak z v productie v vreemde eiwitten die nt thuishoren bij de soort of in bep weefsel. Effect is moeilijk in te schatten
  • Bij multipele insertie vh transgen kan overexpressie ve bep eiwit leiden tot metabole afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Leg uit: problemen ten gevolge vh proces v modificeren

A
  • Mogelijke oorzaak v welzijnsproblemen bij transgene dieren
  • Integratie vh transgen op een nt voorziene plek. Zowel anatomische als neurologische afwijkingen mogelijk
  • Fysische beschadigingen tijdens manipulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Leg uit: problemen tijdens geboorte die soms leiden tot keizersnede

A
  • mogelijke oorzaak v welzijnsproblemen bij transgene dieren
  • klein aantal pups bij receptordieren => te grote pups
  • afwijkende pups
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

wat is genotypering?

A
  • labotest om uit te maken wat het genotype is ve dier
  • bvb is dier wildtype of heterozygoot of homozygoot drager vd modificatie
  • weefselstaal voor nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

hoe verklaar je dat het voor genotypering ethischer kan zijn om een stukje ve teentje te nemen in plaats v van de staartpunt? Leg uit

A
  • Teen:
    -> midner doorbloed
    -> kan al op jongere leeftijd geamputeerd w
    => minder pijnlijk
    +: afhankelijk w welke teen je pakt, heb je ook ineens identificatie voor dat dier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

welk percentage aan heterozygote, wildtypes en homozygote nakomelingen verwacht je bij een kweekschema waar bij een heterozgyoot mannetje kruist met een homozygoot vrouwtje? Of waarbij een homozygoot vrouwtje kruist met een wildtype mannetje?

A

xx= wildkleur
yy: homozygoot
ww= heterozygoot

ww (heterozygoot) + xx (wildkleur)
=> 50% wildkleur en 50% heterozygoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

wat wordt in transgene kweek bedoeld met terugkruising (backcrossing)? Waarom w dit soms toegepast? Hoe lang duurt dit proces?

A
  • Er is een transgene muis bekomen maar de onderzoeker wil een modificatie op een andere background -> gebruikt om een dier te bekomen (substam) die slechts op 1 plaats in het DNA verschilt vd oorspronkelijke stam
  • 2 soorten:
    1. traditional backcrossing:
    -> 2 jaar
    (gwne terugkruising)
    2. speed (accelerated) backcrossing:
    -> 1 jaar
    -> ouderdieren w telkens dmv genetische screening uitgezocht
    (versnelde terugkruising)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

leg traditional backcrossing uit

A
  • Er is een transgene muis bekomen maar de onderzoeker wil een modificatie op een andere background -> gebruikt om een dier te bekomen (substam) die slechts op 1 plaats in het DNA verschilt vd oorspronkelijke stam
  • duurt 2 jaar
  • werking:
    -> transgene muis x oorspr stammuis => N1 (nakomelingen die 50% vh genetisch mater v elk ouderdier meedragen
    -> N1 (50% v oorspr stammuis) x oorspr stammuis (100%vd genen) => N2 (50%/2 stammuis + 100%/2 genen stammuis = 75% genen stammuis)
    -> N2 (75% genen stammuis) x oorspr stammuis (100% genen) => N3 met 87.5% genen stammuis (background)
    -> N3 (87.5% genen stammuis) x oorspr stammuis (100% genen stammuis) => N4 met 93.75% oorspr stammuis background
    => uiteindelijk verkrijg je een nakomeling met 100% genen van oorspr stammuis
    speed backcrossing: in minder generaties bereik je nakomelingen met 100% zelfde genen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

waar of nt waar: bij genotypering w een stukje weefsel afgenomen ve dier om na te gaan welk genotype het dier heeft. Genotypering kan oa gebeuren op een oorbiopt, haar en speeksel, maar het is onder geen enkele voorwaarde toegelaten om hiervoor een stukje vd staartpunt te nemen.

A

Fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

wat is verschil in naamgeving inteeltstammen - outbredstammen?

A
  • Inteeltstammen:
  • > eerst letters en/of cijfers (-> info over ouderlijn of achtergrond (oorsprong)
  • > dan /
  • > letters waarvan eerste letter in hfdletter, eventueel ook een nummer (-> info over substam, hoe hoger het nr, hoe jonger de substam)
  • > bvb: BALB/cJ, BALB/cAnNCrl, A/Icrc, C57BL/6J
  • Outbredstammen:
  • > eerst 3 letters (-> fokker)
  • > dan :
  • > letters in hoofdletter (-> info over stam)
  • > bvb: Han: NMR, Ico: NMRI, Hsd: NIHS, Ico: SWISS-nu/nu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

door genetische manipulatie middels engeneered nucleases op bevruchte eicellen kunnen muizen gecreeerd w die op een specifieke plaats in het DNA een genetische wijziging hebben ondergaan. Juist of fout?

A

Juist: engeneered nucleases z enzymes (proteinen) die op een specifieke plaats in DNA een breuk veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

C57B1/6J is inteeltstam. Klopt dit?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

CrL:LE is een inteeltstam. Klopt dit?

A

Neen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

welke producten zorgen voor weinig analgesie waardoor extra analgesie nodig is?

A
  • Fenothiazines en butyrofenonen aka de ‘major tranquillizers’ (sedatieven)
  • > zorgen voor verlies/vermindering bewustzijn
  • > zorgen voor amper pijnstilling dus extra analgeticum nodig: + fentanyl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

welke producten zorgen voor goede analgesie?

A

-Gassen: isofluraan (en sevofluraan)
- Injecteerbaar: narcotische analgetica
-> 1. Volledige agonisten: werken vnl in op µ,
morfine, fentanyl, methadon
2. Gemengde agonisten/antagonisten:
butorphanol (Dolorex®)
3. Partiële agonisten: buprenorphine
(Temgesic®, Vetergesic®)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

welke producten zorgen voor matige analgesie maar een goede viscerale analgesie?

A
  • medetomidine
  • xylazine
  • > viscerale analgesie: pijnperceptie stilleggen v inwendige organen
  • > in combo met ketamine (dissociatief anesth) gegeven voor inj anesth v grote, kleine en proefdieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

leg uit wat dissociatieve anesthetica zijn en geef een voorbeeld? Vallen reflexen uit en is er een antidotering nodig?

A
  • wat: drugs die zorgen voor dissociatie tss thalamus (bewustzijn) en limbisch (emotie, geheugen) systeem; het dier gaat zich nt meer betrokken voelen (geest en lichaam w gescheiden, bewustzijn gaat weg)
  • pijnstilling (hoe goed afh v diersoort)
  • gn verlies v reflexen (-> intubatie vermoeilijkt)
  • KETAMINE (anesketin, nimatek)
  • combi TILETAMINE en ZOLAZEPAM (Zoletil)
    => belangrijkste combi v injectie-anesthesie bij grote, kleine en proefdieren: ketamine + xylazine/medetomidine
    -> antidoteren met atipamezole (antisedan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

wrm worden spierrelaxantia gebruikt en wat is een mogelijk gevaar ervan?

A
  • verlammen de spieren, maar er is geen pijnstilling/hypnose
  • hierom nooit alleen gebruiken
  • wnr: bij operatie waarbij darmen nt naar buiten mogen puilen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

geef 1 voordeel en 1 nadeel van gasanesthesie en geef een product als voorbeeld

A

+: meer regelbaar dan injectie-anesthesie dus snellere overgang tss opp anesthesie-diepe anesthesie-recovery

  • : meer apparatuur nodig dan voor injectie-anesthesie, dus is vaak duurder
  • gassen: isofluraan (goede analgesie), sevofluraan, ether
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

waar dient intubatie voor?

A
  • wat: aanbrengen v buisje in luchtpijp vd patient om hem kunstmatig te beademen -> zo zijn we zeker dat zuurstof de longen vd patient kan bereiken
    + gasanesthesie als van toepassing
89
Q

noem 3 dingen die je kan monitoren tijdens anesthesie om de anesthesie-diepte te controleren

A
  1. Ooglidreflex: mag licht positief blijven
  2. Terugtrekreflex (pijn): afhankelijk v type chirurgie
  3. AH, bloeddruk: hoe dieper anesthesie hoe lager beide MAAR nog opp anesthesie: stijging v deze waarden
90
Q

wat is voordeel v lokale anesthesie en welk product w hier het meest voor gebruikt?

A
  • Voordelen: lokaal, gn verlies v bewustzijn en verminderde bloeding door vasoconstrictie
  • Vaak lidocaine (xylocaine) samen met adrenaline gebruikt om vasoconstrictie te veroorzaken. Dit wil zeggen dat de kleine bloedvaatjes vernauwen en zodoende wordt het depot lidocaïne minder snel afgevoerd door het bloed. Hierdoor blijft lidocaïne langer ter plaatse en zal de verdoving langer werken. De vasoconstrictie zorgt ook voor een mindere mate van bloeding.
  • best nt bij verdoven extremiteiten
91
Q

wat zijn NSAID’s en waarvoor w ze gebruikt?

A
  • non-steroidale anti-inflammatoire drugs
  • hfdbestanddeel: meloxicam -> Metacam
  • hfdbestanddeel: carprofen -> Norocarp, Rimadyl
  • wat: ontstekingsremmende geneesmiddelen die pijn verminderen
  • gebruikt: als post-op pijnstilling (vaak in combi met narcoticum) (kan ook pre- en per-operatief)
  • nevenwerkingen: soms, zoals maagulcers, nierschade
  • Toediening: IP, SC, PO, IV
92
Q

welke combi is goed voor anesthesie muis?: domitor x

  1. anesketin
  2. rompun
  3. propofol
A

Anesthesie muis:
1. ketamine + medetomidine
2. ketamine + xylazine
=> domitor x anesketin is ok.
-> domitor: hfdbestanddeel = medetomidine: krachtige sedatie, matige pijnstilling, goede pijnstilling inwendige org
! antidoot nodig: antisedan
-> anesketin: = nimatek hfdingredient is ketamine = goede pijnstiller
-> Rompun: hfdingredient is xylazine = krachtig sedatief, matige pijnstilling, goede pijnstilling inw org -> gelijkende werking medetomidine (domitor)
-> Propofol: IV anestheticum voor algemene anesthesie bij grote dieren, als inductie en/of onderhoud

93
Q

welke combi is goed voor post-op pijnstilling v varken na open-hart operatie?

  1. gn pijnstilling nodig, want dier w toch over 2 dagen opgeofferd
  2. valium
  3. metacam + vetergesic
A

Metacam + vetergesic

  • > Valium: = diazepam: tegen angst, kalmerend en slaapverwekkend voor een operatie (dus nt post-op). Nt wnr hartproblemen
  • > Gn pijnstilling: nooit een optie
  • > Metacam: NSAID: pijnstillend en ontstekingsremmend
  • > Vetergesic: narcoticum: hfdbestanddeel = buprenorfine, pijnstillend
  • post-op w gebruikt gemaakt van narcotica + NSAID best.
  • > Metacam = NSAID, Vetergesic = narcoticum
94
Q

wat is mouse grimace scale en waarvoor w ze gebruikt?

A
  • Grimasschaal voor muizen bestaat uit 5 factoren:
    1. orbital tightening: aanscherpen, strakheid of toeknijpen ogen
    2. nose bulge: bolling neus
    3. cheeck bulge: wangronding
    4. ear position
    5. whisker change
  • op deze w een punt gegeven van 0 tot 2
  • > 0: nt aanwezig
  • > 1: licht aanwezig
  • > 2: duidelijk aanwezig
  • ftie: beeld geven van post-op pijn op basis v uiterlijke kenmerken vh hoofd of grimas v muis
95
Q

geef correcte antwoord: percuterende slag op de kop is toegestaan voor de euthanasie van:

  • vissen
  • reptielen
  • knaagdieren onder 1 kg
  • A, B en C z correct.
A
  • het mag voor ze alle drie: vissen, knaagdieren onder 1 kg en reptielen
    (mag bij: vis, amf, rept, vogel <5kg, knaagd <1kg, konijn <5kg, neonati: hond, kat, fret, vos)
96
Q

wanneer is decapitatie v knaagdieren toegestaan?

A
  • Normaal: decapitatie enkel voor vogels onder 250 gram.
  • Wnr uitzondering:
  • > wanneer het nt anders kan
  • > wnr we hersenen nog onbeschadigd nodig hebben voor studie (oa bij toxicologisch onderzoek)
97
Q

wanneer mag er uitzondering gemaakt worden in euthanasiemethode en dat dit toegelaten is door de wet?

A
  • uitz voor dieren in landbouwkundig onderzoek

- uitz voor bewusteloze dieren die voor de dood nt meer tot bewustzijn zijn gekomen

98
Q

welke vis is het vrouwtje op een foto? Hoe zie je dat?

A
  • grotere vis
  • vr hebben grotere en rondere buik
  • man: slanker lichaam en kleiner
99
Q

geef 3 voordelen v zebravis in kernwoorden

A
  1. klein, makkelijk te houden, goedkoop
  2. vruchtbaar en snelle ontwikkeling vd embryo’s
  3. embryo’s kunnen genetisch gemanipuleerd w
  4. embryo’s zn doorzichtig en ontwikkelen zich uitwendig
100
Q

leg uit wrm het een voordeel is dat zebravisembryo’s doorzichtig z?

A
  • embryo’s ontwikkelen zich buiten het lichaam en zijn transparant
    +: onderzoekers zien visjes letterlijk groeien en ontwikkelen
    +: ze kunnen onder microscoop onderzocht w terwijl ze in een klein schaaltje verder ontwikkelen
    -> zo kan onderzoeker volgen wanneer ziekte ontstaat en het verloop vd ziekte
    +: ziekte-ontstaan en verloop v zebravis stemt goed overeen met die vd mens
101
Q

leg uit hoe gedragsstudies gebeuren bij zebravissen en waarom ze zo belangrijk zijn?

A
  • gedragstesten ontwikkeld om verandering in
    1. bewegingsactiviteit
    2. verzwakte gezicht- of gehoorfties
    3. verzwakking vd cognitie
    4. potentie v medicijnafhankelijkheid te onderzoeken
  • > gebruik v deze gedragstesten is een grote belofte voor ontdekken potentieel nieuwe medicijnen
102
Q

wrm wordt er een grid geplaatst in het reservoir voor het verzamelen v eitjes?

A
  • Om te vermijden dat ouderdieren de eieren opeten
103
Q

geef 1 voordeel en 1 nadeel van water-recirculatie

A

+: betere waterkwaliteit

-: verspreiding v ziektes is makkelijker

104
Q

Leg uit wat een biologische filter is en wat het doet

A
  • Aan mechanische filtering ontsnappen allerkleinste vuildeeltjes -> volgende stof is biologisch filteren
  • wat: reinigen mbv bacterien: bact maken water volledig helder door afvalstoffen om te zetten in bouwstoffen
  • reacties z aerobe chemische reacties die veel zuurstof nodig hebben
  • bvb giftige ammonium w door werking v bact (Nitrosoma) omgezet in nitriet en vervolgens zetten bact (Nitrobacter) nitriet om tot het nt-giftige nitraat
105
Q

wrm is het noodzakelijk om in een knaadierfaciliteit de luchtvochtigheid binnen cste grenzen te houden: geef twee voorbeelden v mogelijke gevolgen v a) een te lage en b) een te hoge luchtvochtigheid

A
  • Omgevingsparameter die resultaten kan beinvloeden v proef
  • Indien te hoog: bemoeilijkte warmteafgifte, meer groei MO’s
  • indien te laag: verhoogde sterfte bij jonge muizen voor het spenen, oorzaak ringtail bij ratten
106
Q

wat zijn mogelijke nadelen vh werken met proefdieren met gekende microbiologische kwaliteit?

A
  • hoge kostprijs
  • neemt veel ruimte in beslag
  • je hebt veel voorzieningen nodig om de insleep v mo’s te vermijden
107
Q

te veel lichtintensiteit in een muizenfaciliteit kan nadelig zijn. Leg uit.

A
  • lichtcyclus: invloed op hormoonhuishouding, gedrag en voortplanting
  • permanent hoge lichtintensiteit is nt altijd gewenst bij proefdieren
  • overgang dag-nacht bij voorkeur via dimmer; anders kunnen dieren opschrikken
108
Q

Juist of fout: rat is planteneter

A

Fout: omnivoor

109
Q

Juist of fout: muis is omnivoor

A

juist

110
Q

Fout of juist: hamster zijn herbivoor

A

Fout: omnivoor

111
Q

Juist of fout: konijnen zijn omnivoor

A

Fout: herbivoor

112
Q

Juist of fout: cavia is herbivoor

A

Juist

113
Q

Varkens zijn carnivoor: juist of fout

A

Fout: omnivoor

114
Q

Juist of fout: in hondenbrokken zit nt alleen vlees maar ook plantaardige ingredienten

A

Juist

115
Q

geef 3 soorten proefdiervoeders hun samenstelling

A
  1. klassiek voeder:
    - > natuurlijke grondstoffen vnl (mais, gerst, diermeel) en beetje gezuiverde ingredienten (viseiwitconcentraat)
    - meeste proefdiervoeders
  2. semi-synthetische voeders:
    - > combi gezuiverde natuurlijke ingr (caseine + visolie + zetmeel + miner en vit)
  3. Chemisch gedefinieerde voeders:
    - > zuivere stoffen (reeks individuele AZ + spec indiv VZn + geselecteerde sacch + zuivere miner + synthetische vit)
116
Q

geef voor- en nadelen chemisch gedefinieerde dierenvoeders

A

+: mogelijk experimenten te doen waarbij exactie conc v spec stoffen gekend moet z
-: onsmakelijk (dus slechte opname) en erg duur

117
Q

voor- en nadelen semi-synthetische voeders

A

-: minder smakelijk, duurder, hoger risico op deficientis v onbekende essentiele nutrienten
+: minder kans op variatie tss verschillende loten

118
Q

geef voor- en nadelen klassieke proefdiervoeders

A

+: smakelijkst (vnl natuurlijke ingr)

-: meest onderhevig aan variatie

119
Q

juist of fout: klassieke proefdiervoeders z samengesteld uit gezuiverde ingr zoals spec AZ, monosacch, VZn, miner en vit

A

Fout, dit is zo bij chemisch gedefinieerde proefdiervoeders

120
Q

Kan je ratten tijdens transport best voeder aanbieden of nt?

A

Ja, rat = knaagdier -> eten helpt te acclimatiseren

121
Q

Kan je varkens tijdens transport best voeder aanbieden of nt?

A

Neen, nt voor of tijdens het transport want kans op braken.

122
Q

Een verwond dier mag enkel vervoerd w na akkoord ve DA: juist of fout

A

Juist

123
Q

Op welke 4 manieren kan de omgeving v proefdieren verrijkt w (4 verschillende soorten)? Geef voor elke manier een concreet voorbeeld

A
  1. Ingrijpen op sociale omgeving: groepshuisvesting, werken aan interactie mens - dier
  2. Stimuleren gebruik zintuigen: geur (toelaten territorium afbakenen), zicht (lichtvoorziening goed afstellen), gehoor (vermijden geluidsoverlast), tast (volle vloer vs draadrooster), smaak (gevarieerd rantsoen)
  3. Fysische structuren voorzien: nestmater, tunnels…
  4. Dieren tot meer activiteit aanzetten: knaagvoorwerpen, voedsel verstoppen…
124
Q

Juist of fout: block mating is een methode die wordt toegepast om bij outbredstammen behoud v genetische diversiteit te bevorderen

A

Juist (bij outbred wil je inteelt vermijden en genetische diversiteit behouden, block mating zorgt ervoor dat altijd een koppel w samengesteld uit twee verschillende families)

125
Q

wat wordt verstaan onder een ‘transgene stam met harmful fenotype’?

A
  • transgeen dier dat pijn, stress, andere vorm v lijden of blijvend letsel ervaart door de genetische wijziging
  • niveau ongerief: gelijk aan of erger dan het ongerief veroorzaakt door de prik ve naald volgens goede veterinaire praktijk
  • ethische projectbeschrijving moet goedgekeurd z eer zo’n dier gekweekt mag w
  • voor elk zo’n proefdier moet een pijnscore (P-level) geregistreerd w
  • zo’n proefdier moet als proefdier geregistreerd w (en dus in statistieken opgenomen w)
126
Q

bij genotypering w een staal afgenomen met daarin DN ve dier om na te gaan welk genotype het dier heeft. Genotypering kan oa gebeuren op stukje staart, oorbiopt, bloed, haar en speeksel. Juist of fout?

A

Juist

127
Q

Juist of fout: door gebruik te maken v genetische monitoring bij kiezen vd ouderdieren die de volgende generatie zullen produceren, kan de tijd die nodig is om een muis op een gewenste genetisch achtergrond te bekomen met bijna de helft teruggebracht w.

A

Juist: dmv accelerated backcrossing kan snel een muis op een gewenste genetische achtergrond bekomen w
-> bij accelerated backcrossing w de ouderdieren dmv genetische screening (monitoring) gekozen

128
Q

wat zijn de 3 of 4 V’s?

A
  1. Vervanging: celculturen oid ipv dieren zelf
  2. Verfijning: last voor dier zo veel mogelijk beperken
  3. Vermindering: aantal proefdieren zo fel mogelijk doen dalen
  4. Verantwoordelijkheid: bedrijf en zijn medewerkers moeten altijd met respect met de dieren omgaan
129
Q

bespreek de 3 V’s

A
  1. Vervanging: elk experimenteel systeem waarbij gn volledig, levend dier gebruikt w is een vervangingsalternatief. Denk aan celculturen, lngere organismen (kikkers, vissen) oa.
  2. Vermindering: elke strategie die resulteert in gebruik v minder dieren voor dezelfde hoeveelheid info
  3. Verfijning: slaat op elke verandering v procedures, die beginnen vanaf de geboorte en eindigen bij de dood vh dier. Deze verandering v procedures leidt tot vermindering v pijn en ongemak bij dier en dus een verbetering vh welzijn.
130
Q

geef een concreet voorbeeld van elke V

A
  1. Vervanging: gebruik v lagere organismen (kikkers, vissen, slakken…)
  2. Verfijning: betere huisvesting, kooiverrijking, beter opgeleid en getraind personeel
  3. Vermindering: goed beheer vh proefdierbestand (fokken naar behoefte, inteeltstammen)
131
Q

Welke voordelen hebben zebravissen en knaagdieren als proefdier?

A
  • voordelen stijging knaagdieren:
    1. korte voortplantingscyclus -> gemakkelijk om te kweken, snel grote aantallen
    2. eenvoudige voedingseisen
    3. weinig ruimte nodig
  • voordelen stijging zebravissen:
    1. zijn lagere organismen -> kunnen als vervanging gebruikt w
    2. te gebruiken voor fundamenteel biologisch onderzoek en verplichte toxiciteitsproeven
132
Q

wat bedoelen we met standaardisatie ve proef?

A
  • Wat: optimaal en constant houden v alle factoren die de reacties ve proefdier beinvloeden -> dan zullen de dieren op een cste manier reageren
  • Doel:
    -> verhoging vd herhaalbaarheid v onderzoeksresultaten v proef naar proef
    DUS bevordering vd vergelijkbaarheid vd resultaten binnen en tussen laboratoria
    -> reduceren vd spreiding in meetwaarden van ‘identieke dieren’ binnen een proef
    -> vermindering vh aantal dieren
133
Q

bespreek de beperkingen v dierproeven

A
  1. keuze vh diermodel is heel belangrijk (bvb hond en varken voor onderzoek hart en bloedvaten)
  2. variabiliteit tss dieren binnen een soort (hoe minder variabiliteit tss dieren, hoe minder dieren nodig bvb bastaardhonden -> meer van nodig vs zuivere rassen/inteeltstammen: minder variatie in respons tss de dieren dus minder van nodig)
  3. duur
  4. verzorging proefdieren = arbeidsintensief
134
Q

wat zijn taken dierenwelzijnscel?

A
  • moet erop toezien dat alle handelingen met proefdieren correct gebeuren
  • toezien dat het welzijn vd dieren bevorderd w door kooiverrijking, groepshuisvesting en regelmatige aandacht voor de dieren
135
Q

wat zijn taken ethische commissie?

A
  • evaluatie vd geplande en uitgevoerde proeven (retrospectieve analyse: wat is er goed gegaan, wat kon beter…)
  • opstellen v criteria inzake dierproeven
  • advies verlenen mbt ethische aspecten v dierproeven aan de mensen involved in dierenproeven
136
Q

wat zijn taken deontologisch comité?

A

= proefdierencommissie
- advies uitbrengen inzake dierenproeven en inzake de ontwikkeling en de toepassing vd 3 V’s.
(- zorgt voor uitvoering vd opdrachten vd ethische commissie)
- adviseren vd minister(s) over het verlenen van of intrekken van erkenningen oid

137
Q

indien er verschillende mogelijkheden zijn in de keuze voor de dieren die men voor de proef gaat nemen, wat moet men dan volgens de wet doen?

A
  1. kiezen voor minimum # dieren
  2. kiezen voor dieren met laagste graad van neurofysiologische gevoeligheid
  3. kiezen voor minimum aan pijn, lijden, ongemak of blijvend letsel MET de grootste kans op bevredigend resultaat
138
Q

waarom zien we de laatste jaren een stijging in het aantal gebruikte proefdieren?

A
  1. Verstrengde wetgeving: alles wat op markt komt moet gecontroleerd w -> dmv proefdieren
  2. Toeneend onderzoek naar ziektemechanismen
  3. Meer gebruik v koudbloeddieren
  4. bepaalde larvaire en foetale vormen vallen nu ook onder proefdieren (moeten geregistreerd w als proefdieren vroeger niet)
  5. transgene dieren
    - Ondanks zoektocht naar nieuwe en goede alternatieven, ze kunnen nog nt een volledig lichaam vervangen
139
Q

wrm verschil in cijfers tss aantal dierproeven en aantal proefdieren?

A

Omdat proefdieren hergebruikt (kunnen) w

140
Q

geef de 4 voornaamste onderzoeksgebieden waarin proefdieren gebruikt w

A
  1. Fundamenteel onderzoek (-> basismecanismen snappen)
  2. Toegepast onderzoek (-> probleem oplossen)
  3. reglementaire testen en routineproductie
  4. behoud v soorten (bvb testen v visvriendelijkheid pompen zodat de vissen er nt dood door gaan)
141
Q

wat zegt belgische wetgeving over hergebruik v proefdieren

A

mag, onder bepaalde voorwaarden: wel wnr:

  1. De werkelijke ernst van de voorgaande dierproeven licht/ matig was
  2. Vaststaat dat de algemene gezondheids- en welzijnstoestand volledig hersteld is
  3. De volgende dierproef niet ingedeeld is als ernstig
142
Q

Illustreer adhv een voorbeeld wat een geschikt proefdiermodel is

A
  • Hond en varken voor onderzoek hart/BV door overeenkomsten
  • Spierdystrofie bij hond: heel vergelijkbaar met die bij de mens
  • Transgene dieren!: veel menselijke genen w in soortgelijke vorm al aangetroffen bij muizen, maar mbh genetische wijziging kan je specifieke werking mens ook in muis terugvinden
  • Nt: kat heeft andere placenta -> bep middel was oké bij katten, nt bij mens
143
Q

welke vereisten in de proefdieromgeving kunnen mbv ventilatie geregeld worden? leg uit

A
  • Luchtverversing
  • > ventilatie op alle plekken in lokaal, maar gn toch laten ontstaan
  • > ventilatie verschillend instellen in twee aanpalende lokalen -> drukverschillen -> helpen behouden v microbiologische status
  • -> overdruk: om ongewenste mo’s buiten te houden
  • -> onderdruk: om te vermijden dat pathogene mo’s of allergenen naar buiten zouden komen
144
Q

wat is verschil tussen performance en engineerings standards? Bespreek adhv voorbeeld

A
  • Ivm huisvesting en verzorging
  • Engineering standards: leggen de techniek of methode vast
  • Performance standards: leggen gewenste uitkomst vast in meetbare criteria
  • bvb we willen een gezond binnenklimaat bekomen
  • > eng stand: ventilatie steeds op 20 luchtwisselingen/uur
  • > perf stand: ventilatiedebiet variabel in ftie v metingen v ammoniak, CO2…
145
Q

Ratten en muizen zijn goede dieren om samen te zetten. Juist of fout

A

Fout: ratten zijn roofdieren en muis prooidieren -> ratten zouden jagen op muizen

146
Q

Juist of fout: het is een wettelijke vereiste om minstens dagelijks de vochtigheid in een proefdierhondenverblijf te monitoren. En waarmee meet ge het?

A

Juist: een hygrometer doet dit: instrument dat je in kamer zet en meet de luchtvochtigheid continu.

147
Q

Juist of fout: mits het nemen vd juiste voorzorgen en technische maatregelen kan mbv individueel geventileerde kooien muizen en ratten in eenzelfde lokaal huisvesten.

A

Fout: ratten en muizen zijn incompatibel (rat = roofdier, muis = prooidier)

148
Q

Juist of fout: het is bij SPF dieren tijdens een operatie nt zo belangrijk om aandacht te besteden aan het vooraf ontsmetten vd huid omdat deze dieren gn mo’s op de huid dragen die voor wondinfectie zouden kunnen zorgen. De enige bron v infectie is afkomstig vanuit lucht of v contact met besmette instrumenten.

A

Fout: specified pathogen free-dieren w in een nt-steriele omgeving gehouden, dus kunnen wel mo’s op huid dragen.

149
Q

Welke veranderingen zien we bij een dier met stress? Geef uitleg.

A
  1. Gedragsveranderingen: vluchten, vechten, vlijen en bevriezen (fight, flight, freeze, fawn)
  2. Fysiologische veranderingen:
    - autonoom zenuwstelsel: sympaticus, parasympaticus
    - Neuro-endocrien systeem: (nor)adrenaline, cortisone…
150
Q

Geef soorten verrijking bij een proefdier en voorbeelden en gevolg

A
  1. Sociale verrijking:
    - contact met soortgenoten
    - contact met andere diersoorten (mens)
  2. Voedselverrijking:
    - zelf laten zoeken naar voedsel -> gn verveling (bv knaagdierballen)
  3. Kooiverrijking:
    - veranderingen in omgeving (speeltjes), planken, papieren tissue (nestmateriaal)
    - > verrijking vd omgeving verhoogt de beheersbaarheid vd omgeving => stressvermindering (dier heeft gevoel dat ie controle heeft over omgeving)
151
Q

hoe werkt mouse grimace scale?

A

= Coding of facial expression of pain in the laboratory mouse

  • nieuwe manier voor pijnevaluatie bij diermodellen
  • toekomst voor verbetering welzijn dieren
152
Q

leg uit: humane eindpunten en waarmee w gecontroleerd of deze bereikt zijn?

A
  • wat: het uit de proef nemen of doden ve dier om meer (onnodig) ongemak te voorkomen
  • Wanneer: voorafbepaalde criteria
  • > vak- en proefspecifiek
  • > moeten voor het uitvoeren vd proef bepaald en beschreven zijn (vanaf die tumorgrootte, deze temp, die CVT…)
  • > kan gebeuren adhv welzijnslogboek
153
Q

wat zijn conventionele dieren

A

= alle dieren waar men de microbiologische status niet van kent of twijfelachtig is

  • door het ontbreken v preventieve hygienische maatergelen -> kunnen in principe alle infectieuze micro-org dragen
  • deze dieren na aankomst tijdelijk in quarantaine houden
  • nuttig: tijdens deze periode vaccineren en ontwormen
154
Q

wat zijn germ-free dieren? hoe bekomen we deze?

A
  • dieren z volledig steriel
  • bekomen door:
    1. keizersnede: via hysterectomie uit conventionele dieren halen en in isolator houden
    2. Embryotransfer
  • gevoelig voor zowel pathogenen als apathogene micro-org
155
Q

Wat zijn gnotobioten?

A
  • microbiologisch gestandaardiseerde dieren: volledig gekende microflora en -fauna
  • nuttig voor:
    1. kankeronderzoek
    2. onderzoek naar biotransformatie: rol van bact bij trnsformatie v oraal toegediende stoffen
156
Q

wat zijn conventionele dieren?

A
  • alle dieren waar men de microbiologische status nt van kent of twijfelachtig is
  • na aankomst: tijdelijk in quarantaine houden -> tijdens quar: ontwormen en vaccineren
  • microbio status: dieren kunnen in principe alle infectieuze micro-org dragen door het ontbreken v preventieve hygienische maatregelen
157
Q

Juist of fout: antisepticum is hetzelfde als een desinfectans?

A
  • Fout
  • Desinfectans: tegen mo’s, materiaalvriendelijk
  • > ziektekiemdodend middel (ontsmettingsmiddel)
  • > stof die door haar chem str in staat is mo’s, maar nt noodzakelijk sporen, op of in materiaal te doden, zonder schade aan te richten aan dit mater
  • antisepticum: tegen mo’s, wondevriendelijk
  • > antimicrobieel middel voldoende vrij v toxische effecten
  • > kunnen lokaal op huid en wonden aangebracht w
158
Q

wat zijn factoren die werking v desinfectans zouden kunnen beïnvloeden?

A
  1. Temp: stijging -> hoger metabolisme vd kiemen -> gevoelig voor desinf
  2. Conc desinf: negatieve correlatie tss gebruiksconc en inwerkingstijd (als je te kort laat inwerken heeft het gn effect, te lage conc ook nt)
  3. pH: kan invloed hebben op:
    - chem structuur desinfectans
    - celopp v bact
  4. Org mater: bloed weefselresten, etter, faeces,… kunnen chem reactie aangaan met desinf -> minder product beschikbaar voor vernietiging mo’s. -> VOORAF REINIGEN
  5. Waterhardheid: bvb veel Ca en Mg in water -> iodoforen en ammoniumverbindingen (bvb isobetadine in water) z hier gevoelig aan
  6. Lokalisatie en aantal mo’s: hoe minder mo’s bij aanvang desinf, hoe efficienter. Hoeken en spleten heel goed reinigen
  7. Aard mo’s: gevoelig aan desinf of nt -> rekening houden met resistentie, daarom zeker juiste conc gebruiken
  8. Het te ontsmetten opp: gladde opp z beter te reinigen en te ontsmetten, maar minder stabiel voor dier (uitglijden)
159
Q

wat houdt persoonlijke hygiene in?

A
  1. Proefdier: kan besmet mater dragen in speeksel, urine, faeces, op haren, huid…
  2. Dierverzorger: kan besmet w bij het verzorgen/vasthouden vh proefdier, schoonmaken/transporteren v kooien, verwijderen v mest…
    -> eens besmet mater op zichzelf: overdracht via handen, kledij, schoenen naar andere mensen of andere proefdieren (SPF)
    => besluit: de dierenverzorger moet proberen zichzelf en zn kledij/schoenen vrij te houden v mo’s. Semi-/fullbarrier
    - werkkledij: enkel op het werkterrein, nt mee gaan eten, naar het toilet…
    - handschoenen dragen
    - handen goed wassen met zeep voor en na contact, nagels kort, gn horloges of ringen dragen
    - droge wegwerpdoekjes gebruiken voor afdrogen handen
    - schoenovertrekken of ontsmettingsbaden gebruiken, schoenen moeten v plastiek of rubber zijn zonder groeven (anders faeces hierin)
    - haardoekjes gebruiken
160
Q

leg kort uit: de weg van basisonderzoek naar commercialisatie ve geneesmiddel

A
  • 5 stadia, duurt ong 14j om geneesmiddel te maken:
    1. Basic research: (basisonderzoek)
  • onderzoekers zoeken het defect eiwit
  • gevonden: zoeken van molecule die gezocht effect kan bereiken op een veilige, efficiente manier (met zo min mogelijk neveneffecten)
  • 1000en moleculen z kandidaat om het geneesmiddel te worden -> deze worden getest
    2. Preklinische ontwikkeling:
  • verder testen v meest veelbelovende mol op cellulair (in vitro) niveau en op levende proefdieren (in vivo).
    3. Klinische studies:
  • testen v ong 10 kandidaatgeneesmiddelen op mens
  • > fase 1: op gezonde groep
  • > fase 2: op kleine zieke groep (targetgroep)
  • > fase 3: op grote zieke groep
  • doorslaggevend: veiligheid, doeltreffendheid en hoe stof zich in lichaam gedraagt (manier van exit, opname, verdeling)
    4. Registratie:
  • goedkeuring v specifiek kandidaatgeneesmiddel: check => geregistreerd geneesmiddel mag op markt gebracht w
    5. Commercialisering:
  • na goedkeuring begint chemische en farmaceutische productie volop zodat geneesmiddel zo snel mogelijk op markt (want patent duurt niet zo lang)
  • bijkomende klinische studies: fase 4: opvolgen v veiligheid
  • prijs: meer dan 1 miljard
161
Q

geef verschil algemene - proefspecifieke humane eindpunten

A
  • algemene:
  • > koorts, nt meer eten, nt meer kunnen lopen, gedragsverandering
  • specifiek: eigen aan het onderzoek
  • > kankeronderzoek: grootte tumor en locatie zorgt voor AH-problemen en/of paralyse
  • > OZ naar Ebola: gewichtsverlies (v boven 20%) of BCS (v <2), temp te laag
  • > OZ verlammingsziekte: beide achterpoten verlamd, dieren kunnen zich nt binnen 5 sec zelf omdraaien
  • > OZ hartfalen: infectie (bvb v longen als gevolg v longoedeem) nt te controleren met Ab
  • > OZ pancreatitis: BCS (<2)
162
Q

leg het scoresysteem voor euthanasie uit

A
  • scores gegeven aan 6 dingen, oa BCS, meetbare klinische tekenen, lichaamsgewicht veranderingen… waarbij 0 = normaal en 3 = ergste mogelijk
  • euthanasie:
    -> als ergens (1 vd 6) een 3
    -> als totale score >5
  • voordelen:
    +: objectief
    +: combinatie v elementen
    +: verplichte zorgvuldige controle v ieder element
163
Q

wat is een goede euthanasie

A
  • pijnloos
  • eenvoudig
  • irreversibel
  • veilig voor personeel
  • afhank v dier en experiment
164
Q

geef 3 algemene methodes voor euthanasie

A
  1. inhalatie
  2. injectie
  3. fysieke methodes
165
Q

geef 2 vormen v inhalatie-euthanasie en bij welke dieren deze w gebruikt

A
  1. CO2:
    - vogels
    - knaagd
  2. Inerte gassen (Ar, N2):
    - vogels
    - knaagd
    - Va
166
Q

leg uit: inhalatie inerte gassen, geef voor- en nadeel

A
  • euthanasievorm mogelijk bij
    1. vogels
    2. knaagd
    3. Va
  • N2 en Ar(gon)
    +: geur-, kleur- en smaakloos
  • werking: veroorzaken anoxie (vervangen O2) aka je stikt de dieren
167
Q

leg uit: inhalatie CO2

A
  • euthanasiemanier voor
    1. vogels
    2. knaagd (nt neonati)
  • werking: gradueel toedienen (anders pijn) -> veroorzaakt snelle acidose (reactie verschuift naar Re) -> anesthesie (knock-out v dier) -> dood
168
Q

leg uit: injectie

A
  • euthanasiemanier voor alle dieren
  • werking: (soms: eerst sedatie) overdosis anesthesie -> bewustzijnsverlies -> hartsilstand en/of ademstop
  • plek: afh v product (IV, intracardiaal, intrahepatisch…)
  • Producten: specifiek voor euthanasie hebben sterk dempende werking op CZS)
  • > wrm barbituraten: andere producten minder voorspelbaar
169
Q

geef mogelijke fysieke methodes voor euthanasie en geef diersoorten erbij

A
  1. Penschiettoestel: grote reptiele, konijnen, grote zoogdieren
  2. Cervicale dislocatie: vogels, knaagd en konijnen <1kg
  3. Percuterende slag op de kop: vissen, amfibien, reptielen, vogels <5kg, knaagd <1kg, konijnen <5kg, neonatale katten, honden, fretten (dieren met relatief zachte schedel)
  4. Onthoofding: vogels <250g, knaagd als niks anders mogelijk
  5. Elektrisch: vissen, amf, vogels, konijnen, katten, honden, fretten, grote zoogdieren
  6. Geweer (afschot met passen geweer of pistool en passende munitie): reptielen, grote zoogdieren, als gn andere optie: hond, kat en fret
    - > 3x GZD: pensschiettoestel, geweer, elektrocutie
    - > 3x knaagd: percuterende slag (als <1kg), cervicale dislocatie, (onthoofding)
    - > 3x reptiel: percuterende slag, geweer, (grote: pensschiettoestel)
    - > 4x konijn: pensschiettoestel, elektrocutie, cervicale disl (<1kg), percuterende slag (<5kg)
    - > 4x vogel: cervicale disl, percuterende slag (<5kg), onthoofding (<250g), elektrocutie
    - > 3x hond,fret,vos,kat: elektrocutie, (geweer), neonati: percuterende slag
    - > 2x amfibie: percuterende slag, elektrocutie
    - > 2x vis: percuterende slag, elektrocutie
170
Q

geef ontoelaatbare methodes v euthanasie

A
  1. Hypothermie (bevriezen):
    - duurt te lang
  2. Hyperthermie (verbranden):
    - pijn!
  3. Verdrinken:
    - duurt te lang: stress, hypoxie
  4. wurgen:
    - duurt te lang eer bewustzijnsverlies
    - pijn!
  5. nek crushen:
    - geeft paralyse door beschadigen ruggenmerg MAAR gn bewustzijnsverlies => angst en pijn
  6. leegbloeden:
    - uitzondering: als bewusteloos dier (dus onder anesthesie) die voor de dood nt meer tot bewustzijn komt -> terminale bloedname is toegelaten
  7. overdosis narcotica:
    - onderdrukking CZS MAAR onvoorspelbaar
    - veel speciesverschillen
  8. overdosis ketamine/sedativa:
    - te hoge dosissen nodig
    - (medetomidine, xylazine, tiletamine en zolazepam)
  9. luchtembool:
    - onbetrouwbaar
    - pijnlijk!
  10. spierverlammers:
    - gn bewustzijnsverlies -> je laat dier stikken (verlamming AHspieren)
    -> minor tranquillizers = centraalwerkende spierrelaxantia/sedativa = benzodiazepines = diazepam en midazolam
    -> perifeerwerkende spierrelaxantia = pancronium en succinylcholine
  11. strychnine:
    = vergiftigen
    - convulsies en pijnlijke spiercontracties
171
Q

leg uit: pensschiettoestel

A
  • euthanasiemanier voor grote reptielen, konijnen, grote zoogdieren
  • werking: als op juiste plek!: bewustzijnsverlies door beschadiging hersenen
172
Q

leg uit: cervicale dislocatie

A
  • euthanasiemanier voor vogels, knaagd en konijnen <1kg
  • eerst sedatie als: > 150g (knaagd en konijn) en > 250g (vogel)
  • werking: onderbreken ruggenmergverbinding met hersenen
173
Q

leg uit: percuterende slag op de kop

A
  • euthanasiemanier voor vissen, amfibien, reptielen, vogels <5kg, knaagd <1kg, konijnen <5kg, neonatale katten, honden, fretten (dieren met relatief zachte schedel)
    +: effectief wnr goed gebeurt, goedkoop
    -: nt voor hersenonderzoek, morele aspect
174
Q

leg uit: onthoofding

A
  • euthanasiemanier voor vogels <250g
  • uitz: als niks anders mogelijk ook voor knaagd
    +: hersenen onbeschadigd -> nodig bij oa toxicologische studies
    -: hevige spiercontracties nadien (nt aangenaam)
175
Q

leg uit: electrocutie, waarvoor zorgt het?

A
  • euthanasiemanier voor vissen, amf, vogels, konijnen, katten, honden, fretten, vossen en grote zoogdieren (dus nt voor reptielen en knaagd en nt menselijke primaten)
  • werking: hartfibrillatie en zuurstoftekort hersenen ALS juiste mater!
176
Q

vossen: bij welke groep euthanasiedieren horen deze?

A

bij de katten, honden en fretten-groep

177
Q

wnr mogen andere euthanasiemethoden gebruikt w?

A
  1. voor bewusteloze dieren die voor de dood nt meer tot bewustzijn komen
    - > bvb terminale bloedname onder anesthesie (leegbloeden)
  2. dieren in landbouwkundig OZ
178
Q

geef een algemeen en specifiek humaan eindpunt voor: muizen in kankeronderzoek waarbij humane tumoren onderhuids bij de muis w getransplanteerd

A
  • > specifiek:
  • als tumor te groot bij muis
  • als locatie tumor AH-problemen en/of paralyse veroorzaakt
  • > Algemeen: nt meer willen eten/drinken
179
Q

geef een algemeen en specifiek humaan eindpunt voor: konijnen in testen v nieuw geneesmiddel voor oogziektes

A
  • > algemeen: verandering gedrag, of uitzicht vacht

- > specifiek: door ontsteking gewichtsverlies of BCS <2

180
Q

geef een algemeen en specifiek eindpunt voor: schapen in studie voor uittesten nieuwe hartpomp

A
  • > specifiek (OZ naar hartfalen): infectie nt te controleren met Ab
  • > algemeen: tempverandering door infectieuze ziekte
181
Q

waar bloedafname bij hond en kat?

A
  1. Halsvene: v. jugularis
  2. Achterpoot: v. saphena lateralis
  3. Voorpoot: v. cephalica
182
Q

voor wat staan volgende afkortingen: IO, PO, IP, IM, SC, ID, IV?

A
  • intra-oraal
  • per-oraal
  • intra-peritoneaal
  • intramusc
  • subcutaan
  • intradermis
  • intraveneus
183
Q

leg uit hoe een vissenquarantaine gewoonlijk werkt (wat gebeurt er met de vissen voor ze de faciliteit binnen mogen?)

A

Goed quarantaine beleid:
1. Traditioneel:
- import v juveniele/volw vissen naar quarantaine
-> kweken in quarantaine
-> transfer v gedesinf (steriele) embryo’s naar faciliteit en euthanasie v geinfect volw dieren: we willen volw gescheiden houden v embryo’s
(- euthanasie vis: overdosis injectie, percuterende slag kop, elektrocutie)
2. Andere manier:
- import v gedesinfect embryo’s
- opkweken en laten kweken
- transfer v deze embryo’s naar faciliteit
3. beperken toegang door personeel

184
Q

wat is lateraal systeem kikker?

A
  • kikker kan kop nt draaien want heeft gn nek

- mbv lateraal syst kan kikker bewegingen vh water aanvoelen -> prooi/vijand aanvoelen

185
Q

geef 2 toepassingen v gebruik v Xenopus in onderzoek

A
  1. Toxicologische/teratogenetische studies: FETAX: de test gebruikt normale ontw v Xenopus om schadelijke effecten v toines en teratogenen te testen (teratogeen: stof die bij foetus afw veroorzaakt)
  2. Ontwikkelingsstudies:
    - > natuurlijke bevruchting -> timing moeilijker
    - > IVF (in-vitrofertilisatie): squeeze eitjes uit vrouwtjes na superovulatie met HCG (humaan choriongonadotropine, max 4x/jaar), isoleer testes v man (-> opofferen man) en incubeer eitjes met sperma
186
Q

waar of nt waar: het is onmogelijk om transgene xenopus-kikkers te bekomen

A

Niet waar, kan wel

187
Q

Vrouwtjes w opgeofferd bij bekomen v eitjes. Waar of nt waar?

A

Niet waar, de vrouwtjes kunnen meermaals gebruikt w bij IVF. De mannetjes nt, deze worden na het verwijderen vd testes opgeofferd

188
Q

waar of nt: de kwaliteit vh water is een vd belangrijkste parameters in houden v xenopus in labo

A

Waar

189
Q

Xenopus tropicalis heeft unieke tekening op lichaam: waar of nt waar?

A

Nt waar, deze heeft gn tekening

190
Q

Vgl Xenopus Laevis met Xenopus tropicalis.

A
X. Laevis:
- unieke tekening op rug: check
- 12 cm
- 18 graden celcius
- vrouwtje groter dan mannetje
- generatietijd: 1-2 jaar
- eitjes per leg: <1000
X. Tropicalis:
- gn unieke tekening op rug
- 5 cm (kleiner)
- 25 graden celcius( warmer)
- mannetje even groot als vrouwtje
- generatietijd: 4 maand
- eitjes per leg: >1000
- diploid
191
Q

Geef en leg uit klieren v Xenopus

A
  1. Muceuze:
    - zorgen voor slijmlaag die beschermt tegen trauma, indringen pathogenen en zorgt voor vochtbalans
  2. Granulaire: secreteren verschillende bestanddelen waaronder toxines, feromonen, antimicrobiele stoffen
192
Q

Wat mist er aan de kop vd Xenopus wat meeste dieren wel hebben?

A
  1. gn oren
  2. gn oogleden
  3. Tongloos (duwen prooi met voorpoten naar binnen)
193
Q

bevat de xenopus zwemvliezen?

A

Ja: zwemvliezen achteraan, klauwen vooraan

194
Q

waar w injecties gegeven bij xenopus?

A
  • dorsale lymfezak: lymfesysteem draineert in veneus syst dus ingespoten product in lymfezak zal veneus syst bereiken
    ( zebravis)
195
Q

bespreek kort anesthesie xenopus

A
  • Tricaine-oplossing in water
  • > 15 min in onderdompelen voor inductie
  • onderhouden v anesthesie: tricaine-oplossing druppelen op huid
  • recovery: afspoelen en in zuiver water zetten
196
Q

Geef 3 meest voorkomende ziektes xenopus

A
  1. Red leg syndrome:
    - bact inf
    - roodverkleuring v oa poten
    - behandeling: Ab
  2. nematoden:
    - wormen
    - minder eten, vermageren, vervellen
    - behandeling: ontwormen
  3. Bloat:
    - kikker zwelt op
    - kan verschillende oorzaken hebben
    - behandeling: zoutbad kan helpen
197
Q

geef 3 anatomische bijzonderheden xenopus

A
  1. tongloos, duwt prooi met voorpoten naar binnen
  2. gn oogleden, gn oren
  3. zwemvliezen achteraan, klauwen vooraan
198
Q

wat w bedoeld met wildtype (vs homozygoot vs heterozygoot)?

A

Wildtype: dier heeft fenotype zoals het in het wild/ in de natuur zou voorkomen. Meestal zijn deze fenotypische kenmerken een dominant allel.

199
Q

leg uit: narcotische analgetica

A

= opiaten, opioiden, narcotica
= morfine-achtigen
- ftie: analgetische (pijnstillende) eigenschappen
-> werken via specifieke receptoren: µ, δ, κ
-> geven onderdrukking AH en vertragen pols (hartslag)
- gebruik: vnl als pijnstiller, ook post-op (dan in combi met NSAID vaak)
- 3 types:
1. Volledige agonisten: morfine, fentanyl, methadon
2. Gemengde agonisten/antagonisten: butorfanon
3. Partiele agonisten: buprenorfine

200
Q

leg uit: 3 types narcotica

A
  1. Volledige agonisten:
    - werken vnl in op µ
    - morfine, fentanyl, methadon
  2. Gemengde agonisten/antagonisten:
    - hfdbestanddeel: butorphanol - Medicatie: Dolorex
  3. Partiele agonistsen:
    - hfdbestanddeel: buprenorfine
    - medicatie: Temgesic, Vetergesic
201
Q

waarvoor staat MAC?

A
  • Minimale Alveolaire Concentratie
  • concentratie v gas aanwezig in longen waarbij 50% vd dieren nt meer reageerd op een standaardprikkel
  • onderdeel GASANESTHESIE
202
Q

geef soorten spierrelaxantia en hfdbestanddelen

A
  1. Perifeer: paralyse spieren (! gn pijnstilling), ook AHspieren
    - > artificieel beademen moet gebeuren!
    - Succinylcholine
    - Pancuronium
  2. Centraalwerkende spierrelaxantia: benzodiazepines (= minor tranquillizers > sedativa)
    - diazepam (valium)
    - midazolam (dormicum)
203
Q

wat is pancuronium?

A

Hfdbestanddeel ve perifeerwerkend spierrelaxans

204
Q

wat is succinylcholine?

A

Hfdbestanddeel ve perifeerwerkend spierrelaxans

205
Q

wat is ideale anesthesie?

A
Anesthesie: onderdrukken fysiologische parameters zoals AH, hartslag, bloeddruk ('pathologische slaap')
-> ideaal: 4 kenmerken:
1 reversibel
2 goed controleerbaar
3 voorspelbaar
4 zo weinig mogelijk nevenwerkingen
206
Q

wat is hfdbestanddeel antisedan en wat is werking?

A
  • atipamezole
  • antidote: omkeren analgetische en sedatieve werking v middel
  • nodig na anesthesie dmv ketamine (oftiletamine+zolazepam) + xylazine/medetomidine
207
Q

geef 2 hfdbestanddelen v NSAID’s

A
  1. carprofen -> norocarp, Rimadyl

2. meloxicam -> metacam

208
Q

wat is verschil medetomidine - dexmedetomidine?

A
  • is gn verschil
    => Domitor: bevat hfdbestanddeel medetomidine
    -> dexdomitor: bevat hfdbestanddeel dexmedetomidine = idem
209
Q

geef 5 punten waarop criteria ve aangevraagde dierenproef worden beoordeeld

A
  1. methode v doden
  2. bekwaamheid vd bij het project betrokken personen
  3. omstandigheden waarin de dieren zullen w gehuisvest, verzorgd
  4. gebruik v humane eindpunten
  5. voorgestelde indeling naar ernst vd dierenproeven
210
Q

wat is het NTS-fiche?

A
  • Niet-technische samenvatting
  • verplicht aan laboratoria om v elk proefdier een NTS-fiche te maken
  • w openbaar gemaakt
    => publiek informeren over projecten waarvoor een vergunning is verleend
211
Q

wat zegt de belgische wetgeving over het gebruik v nt-menselijke primaten als proefdier?

A
  • enkel als voldoet aan bep voorwaarden, oa: kunnen aantonen dat met een ander proefdier zou het doel vd proef nt bereikt kunnen w
212
Q

wat zegt de belgische wetgeving over het gebruik v wilde (gevangen) dieren als proefdier?

A
  • mag enkel gevangen w door deskundig persoon
  • mag gn schade, pijn, stress etc oplopen die vermijdbaar is
  • > toch kwetsen v dier tijdens vangen: door dierenarts laten onderzoeken en maatregelen nemen om lijden te verzachten
213
Q

hoe kan pijn/lijden geevalueerd w? geef ook telkens voor- en nadelen

A
  1. Vergelijken met de mens
    Voordelen: wanneer dier gedrag vertoont dat vergelijkbaar is met menselijk gedrag Nadelen: kan misleidend zijn, soort specifiek gedrag
  2. Vergelijken met normale gezondheidstoestand
    Voordelen: meetbaar door controle AH, pols, temperatuur, huid
    Nadelen: parameters zullen veranderen
  3. Vergelijken met normale gedragingen
    Voordelen: betere indicaties dan andere methoden
    Nadelen: niet elk abnormaal gedrag zal wijzen op lijden
214
Q

bespreek de gradaties v ernst v dierenproeven

A
  1. Licht: korte tijd lichte vorm van ongerief. Geen significatie hinder welzijn/ algemene toestand. Vb. toediening niet schadelijke-stof, inductie onschadelijke tumoren, oor punctie…
  2. Matig:
    - matige hinder voor het welzijn of de algemene toestand van het dier
    - óf gedurende korte tijd een matige vorm van pijn, lijden of angst
    - óf langdurig een lichte vorm van pijn, lijden of angst
    - Vb. bestraling, genetisch gemodificeerde dieren, 48u vasten…
  3. Ernstig: ernstige/ langdurige tijd ongerief. Ernstige hinder welzijn/ algemene toestand. Vb. bestraling met letale dosis, orgaantransplantatie met afstoting, elektrisch shock
  4. Terminaal: uitgevoerd onder algemene verdoving, aan het einde niet meer bij bewustzijn.
215
Q

reinigen, desinf, steril: wat en wrm specifieke volgorde?

A
  • Reinigen: zichtbaar organisch materiaal en vuil verwijderen
  • Desinfecteren: doden van MO, maar niet noodzakelijk de sporen
  • Steriliseren: doden van alle MO en sporen
  • Reinigen moet gebeuren voor desinfecteren/ steriliseren:
    1. Vuil werkt als bescherming voor MO tegen desinfectantia en hitte
    2. Vuil kan chemische reacties aangaan met desinfectantia met als gevolg verminderde werkzaamheid
216
Q

hoe een besmetting voorkomen?

A
  1. Dieren:
    • Dood: onmiddellijk verwijderen, onderzoeken op besmettelijkheid, kooigenoten in quarantaine
    • Ziek: isolatie, verzorging, kooigenoten observeren
    • Aangekocht: onderzoek, papieren controleren, quarantaine
    • Geen insecten en wilde knaagdieren
  2. Kooi: reinigen + desinfecteren bij nieuw dier, altijd schoon houden
  3. Dierenverblijf:
    • Enkel voor verzorging
    • Eerst al het vuil werk, dan al het proper werk
    • Vuil + feces niet in andere kooien
    • Regelmatig reinigen en ontsmetten van gehele verblijf
    • Toegang beperken voor derden
  4. Labo: dier zo kort mogelijk hier, nooit verschillende dieren samen, proper werken
217
Q

wat is verschil nRMA en RMA? Geef voorbeelden.

A

RMA: risico houdend medisch afval => besmetting, vergiftiging of verwonding
• Afval van geneeskundige behandeling van mens/ dier met besmettelijke ziekte, transgeen dier
• Alle bloed en bloedderivaten
• Alle scherpe voorwerpen
• Anatomisch afval, pathologisch afval, orgaandelen
- cytostatica en afval v behandelingen met cytostatica
NRMA: niet-risico houdend medisch afval => geen bijzonder risico
• Verbanden, tissues, operatiekledij… ook bij kleine hoeveelheid geabsorbeerd bloed
• Lichaamsvocht (behalve bloed en -derivaten)
• Katheters
• Lege bloedzakken
• Spuiten zonder naald

218
Q

geef maatregelen om prikincidenten te voorkomen

A

Europese richtlijn:
• Veilige naaldsystemen met ingebouwde veiligheids- en beschermingsmechanismen
• Recappen is verboden
• Gebruik van naaldcontainer