hst 2, C Flashcards
1
Q
erzählen
A
vertellen
2
Q
die Verwandten
A
de familieleden
3
Q
dort
A
daar
4
Q
die Fussballmannschaft
A
voetbalelftal
5
Q
gern
A
graag
6
Q
schlau
A
slim
7
Q
das Viertel
A
het kwart
8
Q
die Zahl
A
het aantal
9
Q
mögen
A
houden van
10
Q
Spass machen
A
leuk zijn
11
Q
der Geburtstag
A
de verjaardag
12
Q
das Geschenk
A
het cadeau
13
Q
stimmen
A
kloppen
14
Q
gratulieren
A
feliciteren
15
Q
quatschen
A
kletsen