HS1 SPM Flashcards
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan het uiterlijk van de wijn, de helderheid van een wijn?
Helder of troebel. Troebel kan wijzen op een wijnfout, maar kan ook voorkomen bij ongefilterde natuurwijn.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan het uiterlijk van de wijn, de intensiteit van een wijn?
Licht, gemiddeld of diep.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan het uiterlijk van de wijn, de kleur van een witte wijn?
Groengeel, citroengeel, goudkleurig, amber of bruin.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan het uiterlijk van de wijn, de kleur van een rosé wijn?
Roze, zalmroze, oranje.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan het uiterlijk van de wijn, de kleur van een rode wijn?
Paarsrood, robijnrood, granaatrood, bruinrood, bruin.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de geur van de wijn, de intensiteit van een wijn?
Licht, gemiddeld -, gemiddeld, gemiddeld +, sterk.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de geur van de wijn, de aroma’s van een wijn?
Primair, secundair en tertiair.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de geur van de wijn, de ontwikkeling van een wijn?
Jong, in ontwikkeling, volledig ontwikkeld, vermoeid.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, de zoetheid van een wijn?
Droog, iets zoet, halfdroog, halfzoet, zoet, volzoet.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, de zuurgraad van een wijn?
Laag, gemiddeld -, gemiddeld, gemiddeld +, hoog.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, de tannine van een wijn?
Laag, gemiddeld-, gemiddeld, gemiddeld +, hoog.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, het alcoholpercentage van een wijn?
Laag, gemiddeld, hoog.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, de body van de wijn?
Licht, gemiddeld-, gemiddeld, gemiddeld +, vol.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, de smaakintensiteit van de wijn?
Licht, gemiddeld-, gemiddeld, gemiddeld +, sterk.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, de afdronk van de wijn?
Kort, gemiddeld-, gemiddeld, gemiddeld +, lang.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de smaak van de wijn, de smaakaroma’s van de wijn?
Primair, secundair en tertiair.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de conclusie van de wijn, het kwaliteitsniveau van de wijn?
Fout/slecht, redelijk, goed, heel goed, voortreffelijk.
Hoe beschrijf je, gerelateerd aan de conclusie van de wijn, het bewaarpotentieel van de wijn?
Te jong, nu drinken maar kan nog rijpen, nu drinken niet geschikt om (verder) te rijpen, vermoeid.
Benoem de 12 aromaclusters die hoofdzakelijk in verband worden gebracht met primaire aroma’s.
Bloemig, groen fruit, citrusfruit, steenfruit, tropisch fruit, rood fruit, zwart fruit, gedroogd/gekookt fruit, plantaardig, kruidig, specerijen, overig.