Household chores Flashcards
1
Q
clean the house
A
het huis schoonmaken
2
Q
clear the table
A
de tafel afruimen
3
Q
do the dishes
A
de afwas doen
4
Q
do the vacuuming
A
stofzuigen
5
Q
make your bed
A
je bed opmaken
6
Q
mow the lawn
A
het gras maaien
7
Q
set the table
A
de tafel dekken
8
Q
sweep the floor
A
de vloer vegen
9
Q
take out the rubbish
A
het vuilnis buiten zetten
10
Q
tidy your room
A
je kamer schoonmaken
11
Q
unload the dishwasher
A
de vaatwasser uitladen
12
Q
walk the dog
A
de hond uitlaten
13
Q
load the dishwasher
A
de vaatwasser inladen