Hormonen Flashcards
1
Q
alfa en bèta cellen van de alvleesklier
A
insuline en glucagon
2
Q
eierstok
A
oestrogeen en progesteron
3
Q
teelballen
A
testosteron
4
Q
schildklier
A
thyroxine en calcitonine
5
Q
bijnier
A
adrenaline
6
Q
hypofyse
A
groeihormoon en schildklierstimulerend hormoon
7
Q
thymus
A
thymosine
8
Q
hypothalamus
A
hypofysestimulerend hormoon
9
Q
nier
A
epo (erytropoëtine)
10
Q
bijschildklier
A
parathormoon