Hoorcolleges Flashcards
Wat betekend hemostase?
Hemostase = proces dat zorgt dat bloed stolt na schade aan het bloedvat
Wat zijn de vereiste voor de hemostase?
- Snelheid: bloedverlies tegen gaan
- lokaal: alleen op plek van schade
- balance: niet te veel maar ook niet te weinig
Welke factoren heb je nodig voor hemostase?
- endotheel (bloedvat)
- bloedcomponenten: bloedplaatjes + stollingsfactoren
- bloedflow: verhoogd na vasoconstrictie
Wat zijn de stappen van hemostase?
- primaire hemostase = bloedpropje vormen
- secundaire hemostase = stollingscascade
- fibrolyse
Welke factoren zijn betrokken bij de primaire hemostase en wat is hun functie?
- Von Willebrand factor (VWF) –> plakken aan wondrand om plakkerig oppervlak te maken voor bloedplaatjes
- bloedplaatjes (trombocyten) –>
* adhesie: binden aan VWF
* activatie
* aggregatie: bloedprop vormen
Wat is de functie van vasoconstrictie bij hemostase?
- hoeveelheid bloed dat eruit kan stromen verminderen
- stroomsnelheid verhogen
Waarvoor heeft Von Willebrand factor een bindingsplek + wat is de functie hiervan?
- Collageen: binden aan extracellulaire matrix –> primaire hemostase
- bloedplaatjes: –> primaire hemostase
- Factor VIII: halfwaardetijd verlengen –> secundaire hemostase
Door welke stoffen wordt afgifte van Von Willebrand factor verhoogd?
- trombine
- Histamine
- epinefrine
- VEGF
- DDAVP (desmopressine)
Wanneer kunnen bloedplaatjes binden aan Von Willebrand factor?
Wanneer het is uitgerekt komt de bindingsplaats pas vrij (harmonica effect)
Welke twee granules bevatten bloedplaatjes en waarbij zijn ze betrokken?
Alfa granules: betrokken primaire hemostase
Dense granules: betrokken activatie bloedplaatjes
Hoe wordt de primaire hemostase gecontroleerd?
controle door protease eiwit: ADAMTS13 –> knipt VWF als het uitgestrekt is –> niet meer werkzaam
Welke 4 componenten heb je nodig om het concept van de secundaire hemostase te begrijpen?
- zymogeen: inactief eiwit
- eiwit 1: knipt het zymogeen eiwit
- co-factor: katalyseert eiwit 1
- eiwit 2: actief zymogeen eiwit
Welke fases bevat de secundaire hemostase?
- initiatie fase: tissue factor + factor VII leiden tot activatie van de cascade
- amplificatie fase: heel veel trombine gevormd door activatie van factor XI, VIII, IX
- propagatie fase: heel veel fibrine gevormd door fibrinogeen wordt geknipt door trombine
Door welk eiwit wordt fibrine afgebroken?
plasmine
Wat is het werkingsmechanisme van transexamine zuur (TXA)?
TXA remt omzetting plasminogeen tot plasmine –> hierdoor wordt stolsel minder snel afgebroken
Welke factoren zijn betrokken bij de controle van de hemostase
- TFPI: tissue factor pathway inhibitor –> bindt aan TF + FVII complex of FXA –> FXA niet meer los –> hemostase geremd
- APC: activated protein C –> inactiveren van factor V + factor VIII
- Anti-trombine
hoeveel procent van de DVT heeft een asymptomatische longembolie?
> 50%
Vanaf welk punt noemen we het een Diep veneuze trombose (DVT)?
proximaal: v. poplitae omhoog
Welke klachten passen bij Diep veneuze trombose?
- dik
- warm
- rood
- pijnlijk
- glanzend
- enkeloedeem (pitting)
- subfebriele temperatuur (lichte verhoging)
Risicofactoren voor DVT
Trias van Virchow:
- endotheel schade
- stase
- hypercoagulabiliteit
denken aan:
- leeftijd
- OAC
- zwangerschap
- maligniteit
- immobilisatie (> 3dg in bed)
- post-operatief
- trauma
Welke erfelijke trombofiele factoren zijn er?
- Factor V leiden
- protein C deficientie
- Protein S deficientie
- anti-trombine deficientie
- prothrombinogeen (factor II) variant
Hoe gaat de diagnose proces van DVT?
klinische kansschatting (WELLS-score)
> 2 –> Echo maken
< 2 —> D-dimeer prikken –>
> 0,5 –> echo maken
< 0,5 –> DVT uitgesloten
Van wat is D-dimeer een afbraakproduct?
Fibrine
hoe gaat de diagnose proces van longembolie?
klinische beslisregel: YEARS-score
geen YEARS punt –> D-dimeer prikken
> 1000 (1.0) –> CT
< 1000 (1.0) –> LE uitgesloten
wel YEARs punt –> D-dimeer prikken
> 500 (0,5) –> CT
< 500 (0,5) –> LE uitgesloten
Waar moet je op letten bij een recidief DVT/LE
mensen nog/al antistolling gebruiken: D-dimeer niet gebruiken (want niet meer betrouwbaar door de antistolling)
Doelen behandeling VTE op korte- en lange termijn?
Korte termijn:
- voorkomen aangroei trombus
- voorkomen progressie (naar LE)
- voorkomen mortaliteit
Lange termijn:
- voorkomen Post-trombotisch syndroom
- voorkomen chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH)
- voorkomen recidief
Welke fases kan je onderscheiden in de behandeling van DVT/LE + welke middelen gebruikt?
initiele fase: 1 - 21 dagen
- UFH
- LMWH
- DOAC
- Trombolyse
- trombosuctie
- Vena cava filter
Primaire behandeling: 3-6 md
- LMWH
- VKA
- DOAC
secundaire behandeling: > 6md
- DOAC
- VKA
Wat is het verschil tussen UFH en LMWH?
UFH: ongefractueerd heparine
- IV toediening
- korte halfwaarde tijd
- coupeerbaar
LWMH:
- subbutaan toedienen
- langere halfwaarde tijd
- deels coupeerbaar
- voorspelbaarder beloop
- controle via: anti-Xa spiegel
Hoe controleer je de de werking van heparine?
elke 6 uur meten: aPPT –> 2-2,5x verlengt tov normaal
Naam medicatie in groep DOAC + kenmerken
dabigatran: trombine remmer
- renale klaring hoog (nierfunctie!!)
- opbouwen met LMWH
- T1/2: 9-13 uur
Rivaroxaban: Xa remmer
- T1/2: 7-11 uur
Apixaban: Xa remmer
- T1/2: 8-15 uur
Edoxaban: Xa remmer
- T1/2: 10-14 uur
Wanneer wordt een vena cava filter geplaatst?
- harde contra-indicatie voor antistolling
- bloeding tijdens antistolling
- recidief VTE tijdens adequate antistolling
Welke stollingsfactoren zijn afhankelijk van vitamine K?
II, VII, IX, X
Wat is een nadeel van Acenocoumarol en fenprocoumon (VKA)?
werking bepaald worden via de INR (trombose dienst)
Wat zijn de richtlijnen voor de behandel duur van antistolling?
door risicofactor: 3 md
idiopathisch/spontaan: onbepaalde tijd, tenzij bloedingsrisico
- herevaluatie elke 1-2 jr
recidief: onbeperkte duur
Hoezo neemt de incidentie van trombose bij kinderen toe?
- meer centrale lijnen bij neoanten
- meer OAC gebruik
- neoanten met risicofactoren overleven het vaker
- meer awareness
- betere registratie
Verschillen tussen trombose bij kinderen en volwassenen?
- kinderen vaker oorzaak bekend dan bij volwassenen
- kinderen vaker trombose in bovenste extremiteiten dan volwassenen
- dosis wordt anders bepaald bij kinderen (op kg lichaamsgewicht)
- kinderen starten met LMWH en volwassenen meteen DOAC krijgen
- kinderen gebruiken geen beslis regels/D-dimeer
risicofactoren voor trombose bij kinderen
- centrale lijn
- OAC
- maligniteit
- infectie
- catheter
- hartaandoening
- nierziekte
- chirurgie
incidentie van post-trombotisch syndroom (PTS) ?
- 20-50% van DVT krijgt < 2jr PTS
-5-10% ernstige vorm
minnestatie vanaf 6 md na DVT
Wat is de pathofysiologie van Post-trombotisch syndroom (PTS)?
trombus in de vene kan leiden tot:
- klepschade –> bloed terugstroomt –> reflux
- niet volledig opgeruimd stolsel –> littekenvorming in vat –> obstructie –> bloed niet goed afgevoerd
Wat zijn de klachten bij Post-trombotisch syndroom?
- oedeem in benen
- zware, vermoeide benen
- rusteloze benen
- huidverandering
- spataderen
- jeuk
- pijn
- niet ver lopen
- verbetering bij ligging, compressie of lopen
- slechter: 2e helft dag of warm weer
behandelmogelijkheden van post-trombotisch syndroom
- compressie (steunkeus)
- mobilisatie (lopen, fietsen, zwemmen)
- voedingsadvies, voethygiene, huidbehandeling - advies staande activiteiten vermijden
- medicatie: tormboprofylaxe met LMWH
Indicaties voor Vitamine K antagonisten
- atrium fibrilleren
- AF met cerebrale embolie
- kunstklep
- behandeling VTE
- veneuze bypass
- trombus in hart
Wat is de streefwaarde van de INR bij VKA gebruik?
indicatie: AF + veneus: INR 2-3
indicatie: arterieel: INR 2,5-3,5
wat is de relatie tussen hoogte dosering VKA en hoogte INR
Hoe meer VKA je geeft, hoe hoger de INR wordt