Hoorcollege 6A: Inhoudsanalyse Flashcards

1
Q
  1. Wat is de definitie van inhoudsanalyse?
  2. Welke twee vormen van inhoudsanalyses heb je?
  3. Wat zijn de voor-en nadelen van een inhoudsanalyse?
A
  1. Inhoudsanalyse= het bestuderen van bestaande uitingen (kranten, films) via coderen.
  2. a) Een kwalitatieve inhoudsanalyse= interpretatieve codering. Er wordt onderzocht welke betekenissen worden overgedragen door het materiaal. Jij als codeur interpreteert zelf wat het betekent.
    b) Een kwantitatieve inhoudsanalyse= systematische objectieve codering. Van een grote hoeveelheid bestaand materiaal wordt vastgelegd hoe vaak bepaalde kenmerken voorkomen. Systematisch volgen van een codeboek.
    »> Beide zijn unobtrusive measure: er wordt geen bepaald antwoord uitgelokt, want het antwoord staat al vast. Het is niet-reactief.
  3. VOORDELEN:
    De uitingen veranderen niet. Dus is het voordeel dat het niet uitgelokte uitingen zijn en daardoor unobtrusive, het is een non-reactief onderzoek. De tekst die geproduceerd is wordt niet door ons beïnvloed. (uitgelokte uitingen zijn (diepte-interviews of antwoorden op open vragen).

NADELEN:
- de uitingen worden wel gecodeerd door mensen, nadeel want je moet mensen begeleiden hoe ze moeten coderen, en soms komt de coderingen niet overeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Wat is het verschil tussen manifest en latent? (operationaliseren van variabelen)
  2. Wat is het verschil tussen het codeboek en codeer voorschriften?
A
  1. MANIFEST= Zijn variabelen die je direct (objectief) kunt waarnemen > waarnemingen in de krant= wel of geen foto? Hoeveel woorden heeft het artikel? Relatief eenvoudig te coderen. Hoe vaak komt iets voor?

LATENT= kijken naar inhoud is meer op een latente manier. Latente variabelen kun je niet waarnemen. Bijv. de toon van het artikel of is het item positief, negatief of neutraal? Latente items moet je interpreteren.

  1. CODEBOEK= kwantitatieve inhoudsanalyse: systematisch en objectief (handleiding voor codeurs, hoe moeten codeurs coderen?). In een codeboek staat vastgelegd welke kenmerken gemeten moeten worden en welke antwoord categorieën er zijn. CODEER VOORSCHRIFTEN= voorschriften hoe je moet coderen: wanneer is iets positief of negatief? Systematisch en objectief coderen via codeer voorschriften gaat over eenduidige codering >
    - er is vergelijkbaarheid tussen codeurs (ze komen met elkaar overeen over het begrip)
    - er is vergelijkbaarheid tussen codeermomenten (hetzelfde coderen aan het begin en einde, bv 1e artikel over discriminatie hetzelfde coderen als bij 100e artikel > consistent coderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Hoe kun je de codering verbeteren?
A
  1. Verbetering codering….
    a) Door eenduidige variabelen= geen overlap tussen concepten/dimensies: niet ‘oude vrouw’, je bedoelt 1 ding: leeftijd: oud en geslacht: vrouw. Anders is het lastig te coderen want iemand kan wel een vrouw zijn, maar niet oud.
    b) Door eenduidige categorieën= ze moeten uitputtend zijn, alle mogelijke antwoordcategorieën moet je opnemen. Bv. opleiding: en dan staat er geen vwo, terwijl je wel vwo hebt gedaan. Categorieën moeten elkaar uitsluiten.
    c) Duidelijke instructies voor codering: codeerschema + codeerinstructies= codeboek. (alles wat je codeurs laat doen, moet teruggeleid zijn uit het codeboek).
    d) Pilot test= probeer het codeerschema vooraf uit en tijdens onderzoek NIET veranderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Wat is de intercodeurbetrouwbaarheid?
    En de intracodeurbetrouwbaarheid?
  2. Wat zijn de voor-en nadelen van meerdere codeurs laten coderen? (nadeel van 1 codeur is dat je alles op 1 bepaalde manier ziet en dingen over het hoofd kan zien)
  3. Wat voor probleem is er bij inhoudsanalyse betreft betrouwbaarheid en validiteit?
A
  1. a) INTERcodeurbetrouwbaarheid= meerdere codeurs: Alle codeurs coderen dezelfde tekst en codeert iedereen dan op dezelfde wijze?
    b) INTRAcodeurbetrouwbaarheid= meerdere (codeer-) momenten: codeer je nu hetzelfde als aan het eind van het onderzoek? (bv. 1e artikel vergeleken met 100e artikel?) OF codeert codeur dezelfde tekst hetzelfde meerdere keren? Codeert 1 codeur consistent hetzelfde?
  2. VOORDEEL:
    - sneller coderen
    - dwingt je tot objectieve documentatie
    - minder gevoelig voor subjectieve interpretatie (want je wil je eigen interpretatie uit schakelen tijdens het coderen).

NADEEL:

  • meer kosten (meer geld)
  • training kost tijd: om meerdere codeurs te trainen. (maar goede training beveiligd wel de interne validiteit: want zo coderen ze het juiste antwoord. Als alle codeurs het hetzelfde coderen maar ze coderen fout dan is het nog steeds niet valide).
  1. Betrouwbaarheid gaat soms ten koste van validiteit. Grotere schalen (1-10 antwoordopties) geven vaker onduidelijkheid, en minder betrouwbaar, dus meer kans op toevallige fouten. MAAR het is wel meer valide, want je hebt een wat nauwkeuriger antwoord. En kleinere 2-puntschalen geven duidelijke/concrete antwoorden, makkelijker coderen en hoge betrouwbaarheid, maar het meet minder wat je nou precies wilt meten, dus minder valide.

Antwoord= Hoe simpeler het is hoe minder toevallige fouten je maakt&raquo_space; dus meer betrouwbaar. (met ja en nee antwoorden). Met meerdere antwoorden kun je meer toevallige fouten maken. Maar je hebt wel een meer valide (preciezere en genuanceerdere) meting. Want je meet meer met meerdere antwoorden waardoor je beter kan meten wat iemand bedoelt.

> > > Alternatief: duidelijk te coderen deelaspecten: bv. de vraag is ‘heeft deze acteur een warme persoonlijkheid?’ Dat is lastig te interpreteren (bij verschillende codeurs, want elke codeur heeft een andere interpretatie over warme persoonlijkheid). De oplossing&raquo_space;> is om de variabele op te splitsen in deelvariabelen: lacht deze acteur? Ja of Nee. Helpt deze acteur anderen? Ja of Nee?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoeld met aggregeren: hogere-orde variabelen?

A
  1. Aggregeren= analyseren op een bepaald niveau en op een hogere orde niveau een uitspraak doen. Aggregratie is het samenvoegen van observaties op een lager niveau om uitspraken te doen over eenheden op een hoger niveau. bijv. je wil een uitspraak doen over NRC krant. Dan neem je artikelen van NRC en dat ga je analyseren. Dus artikelniveau is het analyse-eenheid. Dan aggregeer je van zinsniveau (lengte van zin) naar artikelniveau en dan uiteindelijk zeg je iets over de krant in het geheel.

Kijk maar bij de volgende termen:

  • Analyse-eenheden= wat analyseer (codeer) je om een uitspraak te doen over de onderzoekseenheden? Dus je analyseert artikel en dan doe je een uitspraak over je onderzoekseenheid ‘NRC krant’. Waar ga je kijken om te coderen?
  • Codeer-eenheid= wat codeer je? (codeer je de hoofdpersonage: donker of blank? Dan is de codeer-eenheid ‘hoofdpersonage’ en dan codeer je de kenmerken van die hoofd-personage.

Voorbeeld:
Onderzoekseenheid: kranten in Nederland.
Analyse-eenheden= afzonderlijke kranten, zoals Telegraaf en de Volkskrant.
Registratie-eenheden= woorden, zinnen, foto’s van kranten. Kenmerken die je gaat coderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten steekproeven heb je bij een inhoudsanalyse?

A

Steekproefvormen:
 Enkelvoudige aselecte steekproef= toevalssteekproef uit alle onderzoekseenheden. Alle kranten bij elkaar en dan grabbel je willekeurig kranten uit. NADEEL: vaak inefficient bij inhoudsanalyse. Niet alle onderzoekseenheden zijn hetzelfde.
 Gestratificeerde steekproef: kennis van doelpopulatie opnemen bij steekproeftrekking. Dan heb je het over bepaalde strata (kenmerken van populatie) hoeveel strata voorkomen, populatie verdeeld in strata). 35% leest Telegraaf, 15% Parool. Dus ook in de steekproef hetzelfde moet zijn > dus 35% van de onderzoekseenheden moet van de Telegraaf komen, en 15% van de parool in je steekproef. Steekproef: zelfde verdeling, trekking aselect binnen strata. Maar wel aselect uit de mogelijke telegraafsteekproef trekken. Van alle parools dat er zijn, trek ik 15% om in een steekproef te zetten.
 Cluster, getrapt (multistage): Cluster steekproef: alleen artikelen van voorpagina nemen. Of cluster nemen van alle nieuwsprogramma’s in week 41. Multi-stage: 1e artikel van voorpagina. Eerst cluster en dan selecteer je een getrapte steekproef. Maandag en woensdag 17 uur en 19 uur van week 41 nieuwsprogramma’s selecteren.
 Systematische steekproef: willekeurige krant of programma vaak niet representatief, want een maandag is niet perse hetzelfde als een dinsdag. Als op een dinsdag een terroristische aanval wordt gepleegd is het helemaal uit proportie dan maandag (toevallige event of over politieke verkiezingen > over 2 weken minder over politiek). Of maandagkranten veel over sport en zondagkranten over vrije tijd. Per toeval alle maandagkranten trekken, dan heb je wel veel nieuws over sport. En in de zomer: veel herhalingen.
»> Oplossing: ‘samengestelde week’= op maandag in week 1 ga ik de NRC analyseren. De kranten zo verdelen dat je elke krant op elke maandag, dinsdag, woensdag etc. kan analyseren. Maar ook dat elke week de kranten erin zitten. Op deze manier voorkom je een vertekening van je steekproef.
 Census: je neemt elke onderzoekseenheid (kranten) mee in je onderzoek. Je neemt de hele populatie mee, waardoor je geen probleem ondervindt met representativiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly