Hoorcollege 2, language and the brain Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Leer deze delen van het brein

A

plaatje toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn eigenschappen van de “brodman areas”

A

Brodman maakte een onderscheid in verschillende delen van het brein op basis van

  • Anatomischh verschildende subdelen van de de cortex (oftewel, verschillende celstructuren die de hersenen vormen)
  • Deze subgebieden functioneren niet per se verschillend (dus voeren niet per se verschillende taken uit).
  • Het biedt echter wel een goed startpunt voor verdere uitleg.
  • Methodes die tegenwoordig gebruikt worden voor hersenonderzoek: PET, fMRI en EEG
  • Daarvoor werd onderzoek vooral gedaan aan de hand van wat er gebeurde in iemands gedrag na schade aan het brein.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leer Broca’s gedeelte en Wernicke’s Area.

A

voeg afbeelding in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vormen van afasia zijn er?

A

Broca’s afasie vs. Wernicke’s afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet Broca’s afasie er uit?

A
  • Stotterende spraak en moeite met het kiezen van de juiste woorden, in zowel gesproken en gebaren taal.
  • Ook moeite met schrijven en gebaren.
  • Taalbegrip blijft in orde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Met welke soorten woorden hebben mensen met Broca’s afasie het meeste moeite

A

woorden van een gesloten klasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen woorden van “open klasse” en woorden van een “gesloten klasse”

A
  • Woorden van een open klasse zijn woorden die vervoegd kunnen worden, bv. zelfstandig naamwoorden (meervouden, enkelvoud, samenstellingen etc.), , werkwoorden, bijvoegelijk naamwoorden etc.
  • Woorden van een gesloten klasse zijn woorden die onveranderlijk zijn, bv. persoonlijk voornaam woorden, lidwoorden etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt Wernicke’s afasie ook wel genoemd?

A

Sensorische afasie of receptieve afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe herken je Wernicke’s Afasie?

A

Vloeiende maar betekenisloze spraak
* Anomia: Moeite met het vinden van een naam voor een object
* Neologismes : Het gebruik van niet bestaande woorden.

Grote moeite met het begrijpen van gesproken en geschreven input.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt er bedoeld met Conduction afasia ?

A
  • Kenmerkt zich door moeite van herhalen van uitdrukkingen.
  • Taal en schrift wordt goed begrepen.
  • Ze onthouden dus wel de betekenis van zaken, maar niet de klanken van wat er gezegd is, waardoor ze het niet kunnen reproduceren maar wel interpreteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

The Wernicke-Lichtheim-Geschwind (WLG) model

A

afbeelding invoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kernpunten van The Wernicke-Lichtheim-Geschwind (WLG) model

A
  • Perceptuele en motorische verwerking, wordt uitgevoerd bij verschillende breinnetwerken. Deze netwerken werken samen bij het begrijpen en reproduceren van taal.
  • Wernicke’s gebied (onderdeel van perceptuele netwerk) bewaart lexicale informatie (dus de betekenis ) en de bijbehorende fonologische codes (geluid )
  • Broca’s gedeelte (motorisch netwerk) is verantwoordelijk voor de syntax (grammaticale elementen construeren) en het plannen van spraakbewegingen (= Articulatie )
  • Arcuate fasciculus: De communicatie tussen Wernicke’s en Broca’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoeld met Arcuate fasciculus

A

De communicatie tussen Wernicke’s en Broca’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is kritiek op het “Wernicke-Lichtheim-Geschwind model” (WLG)

A
  • niet alle patienten met schade aan Broca’s / Wernicke’s gebied hebben afasie
  • Patienten met een klassiek profiel van taalstoornissen hebben vrijwel altijd meer schade dan allen Broca’s of Wernicke’s gebied.
  • Recent bewijs, o.a. verkregen met VLSM laat een veel groter netwerk zien dat betrokken is bij taalverwerking. (soms geen Broca’s of Wernicke’s en zeer afhankelijk van de specifieke taak )
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het Declarative procedural model

A

plaatje invoegen

  • Het huidige model voor hoe we denken dat taalfuncties in onze hersenen zijn georganiseerd.
  • Declaratief geheugen > Ventral Stream (feitelijke kennis, belangrijk om de betekenis van woorden te onthouden)
  • Procedureel geheugen ** Dorsal stream ** (procedurele kennis, belangrijk voor geluid interperteren, articulatie en woord hehraling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn belangrijke feiten over Afasie en herstel?

A
  • Prevalentie: 30K mensen met afasie in Nederland
  • 10K. nieuwe gevallen per jaar
  • Er wordt een toename van mensen met een hersenbloeding / TIA / infarct verwacht (van 186K naar 343K)
    ~
  • Meeste mensen herstellen in de eerste 3 tot 6 maanden.
  • 40% herstel in de eerste 3 maanden, de rest zal de rest van hun leven last blijven houden. Maar wel verbeteren.
17
Q

Wat zijn behandelingen voor afasie?

A
  • Acuut: Met bloeddruk medicatie .
  • Langere termijn: stimulerende medicatie, speech and comprehension therapy Vaak in combinatie met elkaar,
  • Intensiteit doet er toe, net als de tijd tussen de stroke en de interventie
18
Q

Hoe ziet herstel van Afasie er in de hersenen uit?

A
  • herstel van neuronen in het aangedane gebied
  • Reorganisatie, binnen de hemisfeer, of tussen verschillende hemisferen
19
Q

Wat zijn voorbeelden van wat communicatiewetenschappers kunnen doen bij afasie.

A
  • Communicatiehulpmiddelen, bv.
    Spellingshulp
    Woordvoorspeller
    Automatische tekstversimpeler
    Text naar spraak software
  • Het intensiveren van therapie met bv. software
20
Q

Het brein kan dus redelijk snel herstellen, vooral bij jonge mensen. Welke implicaties heeft dit voor taal- en breinonderzoek?

A
  • Je kunt niet zonder meer een gezond brein vergelijken met een beschadigd brein minus het aangedane gebied (want er kan al reorganisatie etc. plaatgevonden hebben in meerdere gebieden.
  • Ook de hersenen van gezonde mensen moeten bestudeerd worden.
21
Q

Wat meet een fMRI precies?

A

fMRI meet het bloed-zuurstof niveau in de gebieden van de hersenen. Er is een causaal verband tussen de activieit van neuronen en de doorbloeding, waardoor dit een goede indicatie is van welke gebieden actief worden.

22
Q

Waarvoor staat BOLD (response)

A

Blood Oxygen Level Dependent - response

(hoeveelheid bloed in bepaalde gebieden van de hersenen bij een fMRI)

23
Q

Wat zijn beperkingen van een fMRI

A
  • De BOLD-response is altijd 4 seconden vertraagd met betrekking tot de taak, wat moeilijk is met linguistische taken.
  • Kan bij een beperkte hoeveelheid taken gebruikt worden.
  • Het is heel duur.
  • Je kan niet achteraf beredeneren “oh dit gebied was actief, dus….”
24
Q

Wat is EEG/ERP ?

A

Met elektroden worden bepaalde golven gemeten die afgebeeld worden. We kunnen niet alles precies decoderen, maar zijn wel bepaalde “golven” die karakterastiek zijn voor bepaalde responses op stimuli.

25
Q

Waarvoor staat ERP

A

Event related potentails, dit gaat over golven bij een “EEG” die aan een tijd gebonden zijn na het zien van een bepaalde stimulus.

26
Q

Waarvoor staat N400

A

een negatieve voltage piek, nadat er een stimulus wordt aangeboden bij EEG.

27
Q

Wanneer kun je een N400 verwachten?

A

Uit onderzoek blijkt dat een N400 is waar te nemen is als mensen een onverwachts woord horen/lezen. Dit kan zowel omdat de zin niet logisch kloppend of te verwachten is, als bij een woord dat wel klopt maar niet vaak gebruikt wordt (in een bepaalde context) .

Het geldt niet als er bv. een afwijkend woord staat in een reeks.

28
Q

Wat is een P600

A

een positieve volt age piek, na 600 microseconde nadat een stimulus werd laten zien.

29
Q

Wanneer kun je een p600 reactie verwachten?

A

wanneer er een onverwachtse syntactische structuur is waar genomen. Bv. grammaticale fouten, of een onverwachtse grammaticale opbouw.

  • heeft te maken met de reflectie om een bestaande mentale structuur of schema te updaten
  • **hoeft niet specifiek voor taal te zijn ** , is bv. kan ook bij afwijkende muzikale structuur,
30
Q

Wat zijn krachten van EEG ?

A
  • Zeer precies met betrekking tot timing (= belangrijk bij linguïstische processen).
  • Er is niet een hele tastbare/intentionele response nodig zoals het drukken van een knop, of het beantwoorden van vragen.
31
Q

Wat zijn beperkingen van EEG ?

A
  • Slecht in lokaliseren van activiteit.
  • Moet zeer vaak gereproduceerd worden om afwijkingen te vinden omdat de afwijkingen vaak klein zijn.
  • Signaal is makkelijk te verstoren bv. al door oogknipperen.
32
Q

In welke hersenhelft vinden de meeste taal georienteerde taken plaats?

A

de linkerhelft.

33
Q

Hoe is er d.m.v. splitbrain patients aangetoond dat veel taalprocessen in de linker hersenhelft plaatsvinden?

A

Doordat split-brain patienten die een sleutel te zien kregen in hun linker visuele helft (=rechter hersenhelft) niet de naam van het object konden noemen.

Patienten die de sleutel in hun rechter visuele veld kregen (=Linker hersenhelft) konden de naam van het object wel noemen.

plaatje invoegen

34
Q

Hoe wordt er dmv. “dichotisch luisteren” vastgesteld dat taalprocessen vooral in het linker hersenhelft plaatsvinden?

A

Verschillende geluiden worden tegelijkertijd in beide oren gespeeld

  • Rechteroor (=linkerhersenhelft) favoriet om linguïstische processen te beoordelen.
  • Linkeroor (=rechterhersenhelft) favoriet om emotionele processen te beoordelen

linguistisch proces = bv. wat hoorde je, en emotioneel proces is bv. was het een positieve of negatieve intonatie ?

35
Q

Wat doet de rechterhersenhelft allemaal in taalkundige processen?

A
  • gevolgtrekkingen bedenken die niet letterlijk gezegd worden.
  • Het verwerken van niet letterlijke betekenissen , bv. metaforen, of woorden zoals “warme” persoonlijkheid
  • paralinguïstische processen zoals nadruk, emotie, en sarcasme etc.
36
Q

Wanneer wordt de toonhoogte wel in de linkerhelft verwerkt ?

A

Als het taalkundig gebruikt wordt om het verschil tussen woorden aan te duiden, zoals bv. het geval is bij het Mandarijn.