Hoofdstuk 9: Domeinmodellen Flashcards

1
Q

Leg uit wat een conceptuele klasse is.

A

Het domeinmodel bestaat uit conceptuele klassen.
Ze representeren een concept of iets tastbaars uit de werkelijkheid.

  • concept voorbeeld: verkoop van een artikel
  • iets tastbaar uit de werkelijkheid voorbeeld: instanties van de klasse Artikel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit wat een afleidbaar attribuut is.

A

Een attribuut waarvan de waarde wordt afgeleid van één of meer andere attributen van de klasse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit wat multipliciteit is.

A

Het vastleggen van een beperking in een associatie van het aantal instanties die geassocieerd kunnen zijn met een instantie van de verbonden klasse. De multipliciteit wordt aangegeven aan iedere zijde van de associatie. Deze bestaat uit 2 delen: het minimale aantal en het maximaal aantal objecten dat geassocieerd kan worden.

We geven de multipliciteit zo weer:

minimale multipliciteit .. maximale multipliciteit

In plaats van n .. n gebruiken we meestal n en voor 0..* gebruiken we meestal alleen * waarbij de * staat voor een willekeurig getal ≥ 0.
Als we de bovengrens kennen kunnen we die ook expliciet aangeven, bijvoorbeel 1..5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit wat een kapstokklasse is.

A

Een klasse die het hele ontwerpsysteem bevat en van waaruit we alle andere klassen van het model kunnen benaderen.
Voor het vinden van een kapstokklasse kijken we eerst in het domein of er een geschikte klasse is die deze rol kan spelen. Als deze er niet is, voegen we zelf zo’n klasse toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn bedrijfsregels en hoe kan je die aangeven, zowel in het domeinmodel als in tekst?

A

Bedrijfsregel geven de beperkingen en afleidingsregels of rekenregels weer in een domeinmodel.

  • De multipliciteit van een associatie is een voorbeeld van een beperking die we in het domeinmodel kunnen weergeven
  • De beperking van waarden die een attribuut kan hebben is ook een voorbeeld.
  • Ook met behulp van commentaar kunnen bedrijfsregels in het model worden opgenomen, bijvoorbeeld het toevoegen van een rekenregel [oppervlakte = lengte x breedte]
  • Je kan ook natuurlijke taal gebruiken in het model, zoals “een docent mag alleen vak geven waarvoor die bevoegd is”
  • Als er veel bedrijfsregels zijn, is het vaak overzichtelijker ze niet direct binnen het model op te nemen, maar ze apart in het domeinmodel op te nemen in de vorm van een tekstdocument
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de 3 ‘kanten’ die een bedrijfsproces in het algemeen heeft.

A
  1. aanbod
    1. beschrijft het aanbod van artikelen of diensten en alles wat nodig is om het aanbod te beheren en transacties mogelijk te maken.
  2. vraag
    1. beschrijft wie de afnemers van de dienst of artikelen zijn.
  3. transactie
    1. legt transacties vast tussen afnemers en diensten of artikelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit wat het ouder-kind patroon is.

A

Het is een benaming voor iedere 1-op-veel associatie tussen twee klassen.
De ouder wordt boven het kind getekend.
Vaak zal de ouderklasse de kind klasse beheren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit wat het verzamelpatroon is.

A
  • Een bijzondere vorm van het ouder-kind patroon.
  • Het meest bekende voorbeeld is een transactie die uit meerdere onderdelen bestaat, die we transactieregels noemen. De transactie bevat dan meer algemene gegevens en een transactieregel correspondeert dan met een onderdeel van de transactie en bevat specifieke informatie over dan onderdeel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit wat het exemplaarpatroon is.

A

Het exemplaarpatroon werkt met een beschrijvende klasse en een exemplaarklasse.

Bijvoorbeeld kan je als beschrijvende klasse de klasse Boek nemen en als exemplaarklasse de klasse BoekExemplaar.

De klasse Boek bevat dan attributen die gelijk zijn voor meerdere kopies van één bepaald boek (titel, auteur, isbn). Elk BoekExemplaar bevat dan attributen met waarden die het exemplaar uniek maken (aanschafdatum, exemplaarnummer, uitgeleend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem 2 geavanceerde modelleerconcepten om het domeinmodel te verfijnen.

A
  1. generalisatie
  2. specialisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is generalisatie in algemene zin?

A

Het is een relatie tussen een meer algemene klasse (superklasse) en een specifiekere klasse (subklasse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke terminologie gebruik je om aan te geven dat als een omhullende verzameling, 3 deelverzamelingen bevat en elk element behoort tot één van die 3 deelverzamelingen.

A

totaal en exclusief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de terminologie voor een element dat in meerdere deelverzamelingen voorkomt.

A

overlappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de terminologie die je gebruikt wanneer de omhullende verzamelingen elementen bevat die niet in een deelverzameling zitten.

A

partieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem nu de 4 soorten hiërarchieën die we met begrippen kunnen karakteriseren.

A
  1. totaal en exclusief
  2. totaal en overlappend
  3. partieel en exclusief
  4. partieel en overlappend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer modelleren we een generalisatie?

A

Als we in een verzameling een of meerdere deelverzamelingen kunnen onderscheiden, is het correct een hiërarchie van klassen te modelleren.

17
Q

Wat is generalisatie in engere zin?

A

Een manier om tot een hiërarchie te komen. Als we meerdere klassen hebben gemodelleerd die gemeenschappelijke attributen en/of associaties bezitten, kunnen we een aparte superklasse modelleren.

18
Q

Wat is specialisatie?

A

Een manier om tot een hiërarchie te komen. Als we vanuit een algemene klasse meer specifieke subklassen ontwerpen.

19
Q

Omschrijf het begrip ‘domeinmodel’

A

Een domeinmodel beschrijft betekenisvolle typen objecten in de context van het probleemdomein en hun onderling verband. We geven zo’n model meestal weer in de vorm van een UML-klassendiagram zonder operaties, aangevuld met tekst voor bijvoorbeeld de weergave van bedrijfsregels.

20
Q

Wanneer gebruik je een abstracte klasse en hoe definieer je die in klassendiagram?

A
  • Als we een hiërarchie hebben die totaal en exclusief is
  • We geven een abstracte klasse in een klassendiagram met een cursief geschreven naam aan
21
Q

Beschrijf de rol van het domeinmodel binnen UP.

A

Het domeinmodel binnen UP is een artifact dat valt onder de UP discipline ‘Business Modeling’ en voor het eerst wordt gebruikt tijdens de start van de elaboratiefase.