Hoofdstuk 5 Flashcards
Wat zijn 3 dingen die een hulperverlener moet doen?
- Een doel stellen.
- Een passende rol kiezen.
- Een gesprekmodel gebruiken.
Wat zijn de 2 soorten doelen en wat houden ze in?
Procesdoelen & productdoelen.
- Procesdoelen gaan over de voorwaarden creëren voor een optimaal verloop van het hulpverleningsproces.
- Productdoelen gaan over het bepalen van een meer wenselijke situiatie voor de cliënt dan nu bij het persoonlijke probleem het geval is.
Wat kan je zeggen over de verantwoordelijkheid van productdoelen?
- Het kiezen van productdoelen is vooral de verantwoordelijkheid van de cliënt.
- Het zoeken naar acceptabele productdoelen en het kiezen van manieren om die doelen te bereiken is een gezamenlijke onderneming van hulpverlener en cliënt.
Wat zijn de 4 rollen die een hulpverlener aan kan nemen?
Vertrouwensfiguur, mededeelzame detective, docent, coach.
Wat houdt een vertrouwensfiguur in?
De hulpverlener schept duidelijkheid en rust in het contact, toont aandacht en begrip voor (de belevingswereld van) de cliënt en stimuleert hem om vrijuit te praten.
Wat houdt een mededeelzame detective in?
De hulpverlener probeert een helder beeld te krijgen van het (disfunctionele) denken en doen van de cliënt. Daartoe stelt hij vragen, met een uitleg van de achterliggende herkomst en bedoeling van die vragen.
Wat houdt een docent in?
De hulpverlener legt aan de cliënt tentatief een meer effectieve kijk op zijn problemen voor en bespreekt de zinvolheid daarvan voor de cliënt.
Wat houdt een coach in?
De hulpverlener begeleidt de cliënt bij het in de praktijk brengen van nieuwe inzichten en traint hem zo nodig in nieuw gedrag daarvoor.
Hoe bereikt een vertrouwenspersoon zijn doel volgens Rogers?
- aan te geven hoe hij het gesprek wil voeren.
- De cliënt onvoorwaardelijk te accepteren
- zelf ‘echt’ en open te zijn
- luisteren en empatisch te reageren
Wat zegt Wexler over het vertrouwenspersoon?
Een hulpverlener doet al veel als vertrouwenspersoon en klankbord. Hij draagt bij aan de verheldering van de informatieverwerking.
Het proces van differentiëren en integreren bevorderen door de activiteit van het denken onder worden te brengen.
Wat is er te zeggen over het vertrouwenspersoon vanuit een sociaal-leer perspectief?
De cliënt kan al veel van een vertrouwenspersoon leren als voorbeeld functie. Hij leert dat het fijn is om eerst over je gevoelens en gedachtes te praten en niet gelijk op zoek te gaan naar oplossingen.
Welke 2 soorten invloeden heeft een hulpverlener en wat houden ze in?
- Algemene invloed: het gedrag van de hulpverlener waaruit aandacht voor de Ander blijkt, waardoor hij gestimuleerd wordt om zijn verhaal te vertellen.
- Specifieke richtinggevende aandacht: bepaalde reacties van de hulpverlener op dingen die de cliënt verteld, waardoor er richting wordt gegeven in het gesprek en dit kan ertoe leiden dat een cliënt meer gaat vertellen over een bepaald onderwerp
Wexler: welke 3 processen spelen er bij informatieverwerking?
- selectie: hoe en wat selecteert een client?
- differentiatie: wat differentiëren een client?
- integratie: hoe integreert een client?
Weinig differentiatie, veel integratie: houdt zijn wereld eenvoudig.
Veel differentiatie, weinig integratie: verliest het overzicht
Wat houdt het mededeelzame in?
De hulpverlener moet de cliënt vertellen waarom hij bepaalde dingen uitvraagt en zo
Wat zijn problemen bij de rol van docent?
- We weten niet van tevoren in hoeverre de cliënt in staat is om veranderingen door te brengen in zijn belevingswereld.
- De hulpverlener moet ervoor oppassen dat zijn eigen waarnemingen en interpretaties niet te veel worden verkleurd door zijn eigen belevingswereld, of eigen manier van info verwerking.