Hoofdstuk 4 +5.1 Flashcards

1
Q

Streven naar winst

A

Proberen winst te behalen. Een ondernemingskenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ondernemingsvorm

A

Wettelijke vor, van onderneming waarin verantwoordelijkheid word vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Natuurlijke persoon

A

Je bent als ondernemer geen rechtspersoon en dus hoofdelijk aansprakelijk. Je bent persoonlijk verantwoordelijk voor de schulden van het bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rechtspersoon

A

Ondernemingsvorm waarbij het bedrijf aansprakelijk is voor de schulden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werknemers

A

Mensen die in loondienst werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkgever

A

Iemand die een of meer mensen in loondienst heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Commerciële organisaties

A

Het bedrijf dat streven naar winst als doelstelling heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ondernemingsplan

A

Plan waarin je het doel en de verwachtingen van je onderneming beschrijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bedrijfsidee

A

Een beschrijving van het product of de dienst die je op de mark wil brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Marktonderzoek

A

De markt voorje product in kaart brengen. Dit kan met behulp van deskresearch en fieldresearch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Financieelplan

A

Plan waarin staat hoeveel geld je nodig hebt en je hoe je aam dit geld komt. Het plan bestaat uit een inversteringsbegroting, financieringsbegroting, exploitatiebegroting en liquiditeitsbegroting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Marketing

A

Alle activiteiten die een bedrijf onderneemt om te voldoen aan de wensen van de klanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Marktaandeel

A

Het aandeel van een product in de totale markt van dat product. Kan gemeten worden km afzet of omzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Marketingmix

A

Combinatie van deb5 marketinginstrumenten: de 5p’snproduct, plaats, prijs, promotie en personeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Commerciële beïnvloeding

A

Beïnvloeding door bedrijven 9m producten te verkopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sociale beïnvloeding

A

Beïnvloeding door vrienden en familie.

17
Q

Prijspolitiek

A

Prijs op verschillende, manieren gebruiken om je product te verkopen.

18
Q

Eenheid van bevel

A

Iedereen heeft slechts een baas en het is dan ook duidelijk wie leiding heeft aan wie.

19
Q

Organogram

A

Organisatieschema dat laat zien hoe de taken en verantwoordelijkheden in een Organisatie verdeeld zijn.

20
Q

Staffunctie

A

Ondersteunende functie in een organisatie.

21
Q

Lijnfunctie

A

Een functie die bijdraagt aan de kerndoelen van de organisatie.

22
Q

F,- G,- P,- M-indeling

A

Indeling van de organisatie naar de functie, geografisch product of markt,

23
Q

Balans

A

Een overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en de schulden van een onderneming. De linkerkant en de rechterkant van een balans moeten altijd in evenwicht zijn en dus altijd even groot.

24
Q

Vaste activa

A

Alle bezittingen van een onderneming die langer dan een jaar mee gaan.

25
Q

Vlottende activa

A

Alle bezittingen van een onderneming die korter dan een jaar mee gaan.