hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Lodewijk XIV (13e)

A

hij liet een het Paleis van Versailles bouwen. Lodewijk XIV had in Frankrijk alle macht over het land en zijn onderdanen. Hij kreeg de bijnaam ‘Zonnekoning’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kardinaal Mazarin

A

Hielp Lodewijk XIV met regeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lodewijk XV (14e):

A

Achterkleinzoon van Lodewijk XIV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Montesquieu

A

Hij ontwierp daarna de leer van de trias politica of ‘scheiding der machten’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rousseau:

A

Hij vond een koning niet zo nodig voor een goed bestuur. Wat wel nodig was waren goede afspraken tussen burgers over een goed bestuur waar iedereen zich aan moest houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lodewijk XVI (15e):

A

de opvolger van Lodewijk XV –– ging er net als de twee koningen voor hem van uit dat hij absolute macht had en alleen naar God hoefde te luisteren. Hij besloot de Staten-Generaal (de vergadering van de drie standen) bijeen te roepen om een manier te verzinnen voor meer belasting. Ook mochten de vertegenwoordigers van de standen klachten van hun stand verzamelen over de belastingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Marie Antoinette:

A

Vrouw van Lodewijk XVI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Robespierre:

A

De leider van de radicalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Napoleon Bonaparte:

A

Was de machtigste legeraanvoerder. Hij pleegde in 1799 met zijn leger een staatsgreep en werd de nieuwe leider van Frankrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly