hoofdstuk 3 (stroom) Flashcards

1
Q

wat is een spanningsbron?

A

levers spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is capaciteit?

A

hoeveel elektrische lading een batterij kan op slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eenheid capaciteit?

A

ampère-uur (ah)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Formule voor capaciteit?

A

capaciteit= stroomsterkten x tijd

C=I x t

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarin meet je de de spanning (U)?

A

Volt (V)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarin meet je de stroomsterkten?

A

ampère (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarmee teken je een schakel schema?

A

Potlood en geo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bereken je de totalen spanning?

A

totale spanning = spanning 1 + spanning 2

Utot= U1 + U2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe bereken je totalen stroom?

A

totale stroom= stroom 1 + stroom 2

I= I1 +I2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe meet je spanning?

A

zet de spanningsmeter parallel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Met welk apparaat meet je de stroomsterkten?

A

de simpele met de A er op (serie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe meet je de weerstand?

A

met de multie meter (parallel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een geleider?

A

materialen die de stroom makkelijk door laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een isolator?

A

laat de stroom niet goed door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de eenheid van weerstand?

A

ohm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bereken je de weerstand?

A
weerstand = spanning : stroomsterkten
R = U : I
17
Q

Hoe berken je het energie verbruik?

A

energie gebruik = vermogen x tijd

E = P X t