Hoofdstuk 3 Flashcards
Platen bewegen uit elkaar (zeebodemspreiding)
Op continent: continentale slenk
Oceaan met centraal MOR
Platen bewegen naar elkaar toe
1) botsing OP en CP —> subductie
Continentale rand intens opgestuwd en geplooid => plooiingsgebergte
- Plooidal = sycline
- Plooirug = anticline
Platen bewegen naar elkaar toe
Botsing OP en CP en randzeeën
Eilandenbogen naast diepzeetroggen
Platen bewegen naar elkaar toe
Botsing 2 CP
Plooiingsgebergte
- plooien evolueren nr dekbladen
Waar vulkaan voorkomt
Vulkanische gebergten
- Hawaï, IJsland, Japan, Indonesië
Sommige plooiingsgebergten: vulkanische toppen
- anderen nt en subductie stopt
Waar komen vulkanen voor?
- Waar komen geïsoleerde hotspots voor?
In de omgeving van de plaatranden
- ver van de plaatrand
Kenmerken schildvulkaan
- uitzicht
- uitstromende lava
- uitbarstingen
- waar
- schildvormig
- dun, vloeibaar - basaltisch
Magma aangevoerd vanuit asthenosfeer —> bevat weinig kwarts - erupties zijn geregeld maar nt explosief
Gassen kunnen gemakkelijk ontsnappen - bij de MOR: opbouwende plaatranden, bij geïsoleerde hotspots (meestal onder oceanen) (onder continent: indien magma slaagt door te breken)
Stratovulkaan
- uitzicht
- uitstromende lava
- uitbarstingen
- waarom strato
- waar
- Steile hellingen - kegelvormig
- taai, vloeibaar of viskeus
Veel kwarts in lava- subductie OK: kwarsthoudende mineralen smelten
- explosief en onregelmatig; gassen en stoom kunnen moeilijk ontsnappen: druk stapelt op
- strato = laagjes = as gesteente lava
- hotspots onder continenten: magma breekt nt door: CK smelt (kwartshoudend); bij subductiezones (afbrekende plaatranden) en ring of Fire/ circum Pacifische zone
Efflata
Al het materiaal dat in vloeibare of vaste toestand wordt uitgeworpen (bommen, lapilli, vulkanisch as en vulkanisch stof)
Stratovulkaan met caldera
Deel vd kegel weggeblazen door opgestapelde gastrol die te hoog wordt
Aardbeving
- Trilling vd aarde die meestal ontstaat door plotselinge verschuiving van gedeelten van de aardkorst of mantel
- beweging van lithosfeerplaten bouwen spanningen op aan randen —> gesteenten brokkelen af of verschuiven -> schoksgewijze beweging
Hypocentrum
Plaats in lithosfeer waar de aardbeving ontstaat
- aardbevingshaard
Epicentrum
Plaats op het aardopp recht boven het hypocentrum waar trillingen het minst gedempt worden en de schade het grootst is
Tsunami
- zeer hoge golven/ vloedgolven in kustgebieden
- ontstaan door aardbeving waarbij het epicentrum boven water ligt (=zeebeving)