Hoofdstuk 3 & 4 Flashcards

1
Q

Bruto nationaal product

A

Totale geldwaarde van alle goederen en diensten die alle staatsburgers van een land in een jaar produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Koopkracht

A

Het aantal goederen of diensten dat je met je geld kunt kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bruto binnenlands product

A

Totale geldwaarde van alle goederen en diensten die binnen een land in een jaar worden geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bruto regionaal product

A

Totale geldwaarde van alle goederen en diensten die een regio in een jaar produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bevolkingsspreiding

A

De wijze waarop de bevolking is verdeeld over een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per m2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevolkingsgroei

A

Toename of afname van de bevolking door geboorte, sterfte, emigratie en immigratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leeftijdsopbouw

A

De verdeling van de bevolking over de verschillende leeftijdsklassen, vaak weergegeven in een leeftijdsdiagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Analfabetisme

A

Het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wereldsysteem

A

Indeling van de wereld volgens een bepaald model, zoals het centrum periferiemodel, om de economisch en politieke machtsverhouding uit te drukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Centrum

A

Gebied waar de economische en politieke macht is geconcentreerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Periferie

A

Gebied dat weinig politieke en economische macht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Semi-periferie

A

Gebied dat een tussenpositie inneemt tussen het centrum en de periferie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ruilvoet

A

Verhouding tussen het prijspeil van de exportproducten en het prijspeil van de importproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Exploitatiekolonie

A

Een overzees gebiedsdeel dat dient als leverancier van de goedkopen grondstoffen en arbeidskrachten voor het moederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vestigingskolonie

A

Een overzees gebiedsdeel waar kolonisten zich blijvend vestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Dekolonisatie

A

Het politiek onafhankelijk worden van een voormalige kolonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Internationale arbeidsverdeling

A

Het verschijnsel dat landen zich toeleggen op de productie van bepaalde goederen of levering van bepaalde diensten

19
Q

Verstedelijking

A

Toename van het percentage mensen dat in de steden woont

20
Q

Demografische transitie

A

Model dat de overgang laat zien van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers

21
Q

Demografische druk

A

De verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep (20-65) en de niet productieve groepen (0-20,65+)

22
Q

Cultuurgebied

A

Gebied met overeenkomsten in cultuur

23
Q

Diffusie

A

De verspreiding vlek vermenging van vernieuwingen of ideeën over landen en of bevolkingsgroepen

24
Q

Triade

A

De drie macroregio’s waartussen de grote handelsstromen plaatsvinden

25
Vrijhandel
Handel tussen landen die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod, tegenovergestelde is protectionisme
26
Multinationals
Onderneming met vestigingen in meerdere landen
27
Arbeidsmigratie
De situatie waarbij mensen hun eigen woongebied verlaten om elders te gaan werken
28
Pullfactor
Reden die mensen aantrekt om zich te vestigen in een gebied
29
Pushfactor
Reden die mensen verdrijft uit een gebied
30
Globalisering
Proces waarbij landen op economisch, cultuur, sociaal en politiek gebied met elkaar verbonden worden
31
Tijd-ruimtecompressie
Proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen door moderne transport en informatietechnologie daalt
32
Transporttechnologie
Moderne technieken waaronder digitale technologie, die het mogelijk maken goederen sneller, goedkoper en op grotere schaal te vervoeren en te distribueren
33
Communicatietechnologie
Moderne, digitale technieken die een snelle, goedkoper en overal toegankelijke uitwisseling van berichten mogelijk maken
34
Economisch globalisering
Globalisering waarbij de nadruk ligt op de groeiende internationale handel, de directe buitenlandse investeringen en de toegenomen betekenis van multinationals
35
Productieketen
De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct
36
Regionale ongelijkheid
Situatie dat er tussen regio’s grote sociaal-economische ongelijkheid bestaat
37
Sociale ongelijkheid
Situatie waarin bevolkingsgroepen, culturen of mensen met een bepaald geslacht, kleur etc worden gediscrimineerd op grond van de heersende normen, bijv in kansen op de arbeidsmarkt
38
Culturele globalisering
Proces waarbij er een grotere verwevenheid ontstaat tussen cultuur gebieden, vooral het proces van Amerikanisering speelt hierbij een rol
39
Amerikanisering
Het verschijnsel dat op steeds meer plaatsen in de wereld uitingen van de noord-Amerikaanse cultuur aangetroffen worden
40
Lingua franca
Taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt door mensen met verschillende moedertaal
41
Mondiaal netwerk
Wereldwijde langdurige en georganiseerde contacten en relaties tussen bedrijven, instellingen en mensen
42
Global shift
Het verschuiven van het economische zwaartepunt op de wereld
43
Wereldstad
Miljoenenstad die op de mondiale schaal een rol van betekenis speelt op het gebied van economie, de cultuur en de politiek
44
De-industrialisatie
Afname van de productie en de werkgelegenheid in de industrie