Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Welke regeringsvorm had Rome eerst?

A

koninkrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie had vanaf 509 v.C. de meeste politieke macht in de republiek?

A

Senaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rome was vanaf 509 v.C. ook een aristocratie, want de macht was in handen van een groep…

A

mannen uit de aanzienlijkste families (de senaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het lukte de Romeinen om grote gebieden te onderwerpen. Geef hiervoor een verklaring.

A

Ze hadden een goed georganiseerd en goed bewapend leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk motief hadden Romeinen om oorlog te voeren?

A

ze wilden buit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee voordelen hadden legeraanvoerders bij het voeren van oorlogen?

A

Ze kregen de meeste buit en werden beroemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem drie landen waarover Rome de heerschappij kreeg vanaf 146 v.C.

A

Griekenland, turkije en syrië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke drie werelddelen had het Romeinse wereldrijk gebieden?

A

europa, afrika, azië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bedenk waarom legeraanvoerders krijgsgevangenen meenemen naar Rome.

A

Om aan het werk te zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke taak had een gouverneur?

A

hij bestuurde een provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor gebruikte de Romeinse overheid de belastingen?

A

Om het leger te onderhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie stonden tijdens de burgeroorlogen tegenover elkaar?

A

legeraanvoerders met hun soldaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De senaat had Caesar voor het leven benoemd tot dictator. Welk motief hadden leden van de senaat om hem later toch te vermoorden?

A

de moordenaars hoopten dat de senaat zijn macht terugkreeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat de oorzaak van de verandering was volgens Ovidius?

A

rome had een groot gebied veroverd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke mening had Ovidius over deze verandering?

A

Hij was tevreden over de rijkdom in rome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bedenk waarom triomftochten zowel vroeger als nu belangrijk zijn in samenlevingen.

A

Mensen kijken op tegen helden en omdat ze dat graag willen laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat merkten onderdanen in onderworpen gebieden in hun dagelijks leven van het bestuur van Augustus?

A

Er was rust, orde en vrede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe zorgde het leger voor de Romeinse vrede?

A

sodaten bewaakten de grenzen en konden snel verplaatst worden naar plaatsen waar onrust of gevaar dreigde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe lang duurde de Romeinse vrede?

A

Twee eeuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem vijf dingen waarover de senaat besluiten nam.

A

Militaire en binnenlandse zaken, schatkist, provincies, bestuursambten, roem en triomftochten

21
Q

Welke verandering vond plaats bij senatoren?

A

Ze werden steeds machtiger en inhaliger

22
Q

Romeinen vonden de Enterbrug uit omdat?

A

Ze niet goed waren in zeeoorlogen

23
Q

Vanaf de 3e eeuw v.C. werden veel boeren arm. Noem hiervan een gevolg

A

Ze verhuisde naar de stad

24
Q

In Rome waren er enorme sociale verschillen. Leg dit uit met een voorbeeld.

A

Er waren grote verschillen tussen groepen mensen, bijvoorbeeld tussen rijke en arme mensen

25
Romeinse soldaten namen in oorlogen krijgsgevangenen mee als buit. Bedenk waarom.
bijvoorbeeld om ze te verkopen als slaaf
26
Welk slavenwerk moest Spartacus doen?
Vechten als gladiator
27
Waarom lieten de Romeinen de gekruisigde lichamen van de opstandelingen zo lang hangen?
Om anderen af te schrikken
28
Noem een oorzaak van de bloei van de economie.
De romeinse vrede
29
Noem drie producten die in Rome in de nijverheid werden gemaakt.
Gebouwen Kleren Potten
30
In het hele rijk werden Romeinse munten gebruikt. Noem daarvan een voordeel.
Je kunt overal met Romeins geld betalen, je hoefde geen geld te wisselen.
31
Noem drie goden van de Romeinse staatsgodsdienst.
Jupiter, Juno en Mars
32
Waarom was de staatsgodsdienst belangrijk volgens de Romeinen?
ze geloofden dat de staatsgoden de staat beschermden
33
Noem een element dat past bij het begrip elite.
de rijke dame op de bank
34
Noem een element dat de Romeinen van Grieken hebben overgenomen.
de zuilen
35
Noem een element dat de Romeinen zelf hebben ontwikkeld.
de ronde bogen
36
Leg uit welke mening Romeinen hadden over de Joodse houding.
Zij vonden het verkeerd dat joden zich bewust afsloten van andere mensen
37
Na 380 n.C. gingen christenen basilieken gebruiken als kerk wat was het voordeel van deze gebouwen
In een basiliek konden veel mensen samenkomen
38
Noem twee elementen van het kerkgebouw die vóór 380 n.C. nog niet bestonden.
De kerktorens. En de kruizen op het gebouw
39
Noem twee kenmerken van de samenleving in Nederland voor de komst van de Romeinen.
Mensen leefden van landbouw in dorpen die voor zichzelf zorgden.
40
Geef een voorbeeld van de Romeinse expansie in West-Europa.
De verovering van zuid-nederland
41
De Romeinen besloten de Rijn als limes te gebruiken. Welke gebeurtenis was daarvan een oorzaak?
Ten noorden van de Rijn waren de Romeinen tegengehouden door Germanen.
42
Romeinen gebruikten vaker rivieren als grens. Bedenk hiervoor een verklaring.
Rivieren kun je makkelijker verdedigen
43
Welk militair voordeel hadden Romeinen van het bondgenootschap met de Bataven?
bataven hielpen romeinen de grens te verdedigen
44
Welk voordeel hadden Bataven van het verdrag dat ze met de Romeinen sloten?
Ze hoefden geen belasting te betalen
45
Geef vijf voorbeelden van romanisering in Zuid-Nederland.
Steden, tempels, badhuizen, bruggen, wegen (landbouwbedrijven, geld)
46
Wat is het voordeel van een geldeconomie?
Handelen met geld is makkelijker dan ruilhandel
47
Welke twee voorbeelden van romanisering zijn te zien aan de offersteen voor Nehalennia?
De godin was in romeinse stijl afgebeeld. De tekst in in het latijn
48
Op de Romeinse paal staan veel afkortingen. Bedenk waarvan de letters CAES een afkorting zijn.
Caesar
49
Leg met voorbeelden uit of de volgende uitspraak juist is. Uitspraak: Kelten en Duitsers hadden invloed op de Romeinse cultuur.
want Romeinen namen de emmer en het vat over van de Kelten en de broek van Germanen en Kelten.