hoofdstuk 3

Question 1

kosten

Answer 1

periodegrootheden
exclusief btw
verandering van eigen vermogen
op moment van gebruik productiefactor

Question 2

betalingen

Answer 2

tijdstipgrootheden
inclusief btw
verandering liquide middelen
op moment van daadwerkelijke betaling

Question 3

kosten van vermogen

Answer 3

interest die je aan de bank moet betalen.

schuld x interestpercentage

Question 4

betalingen van vermogen

Answer 4

interest en aflossing die daadwerkelijk op een bepaald moment betaald wordt
schuld x interestpercentage

Question 5

kosten van arbeid

Answer 5

loonkosten

brutoloon + werkgeversaandeel loonheffing + pensioenpremie

Question 6

inkoopwaarde van de omzet
(kosten)

Answer 6

waarde van producten die je hebt verkocht
afzet x inkoopprijs

Question 7

inkoopwaarde van de omzet
(betaling)

Answer 7

nieuw voorraad aanschaffen.

ingekochte hoeveelheid x inkoopprijs incl btw

Question 8

betaling en afschrijving van duurzame productiemiddelen

Answer 8

betaling= aanschafprjs + installatiekosten (incl btw)

afschrijving= aanschafprijs + installaatiekosten -(restwaarde-sloopkosten) / economische levensduur
(excl btw)

Question 9

boekwaarde

Answer 9

waarde van machine op een bepaald moment op de balans na afschrijving

aanschafprijs + installatiekosten -afschrijvingen tot dat moment (excl btw)

Question 10

opbrengsten

Answer 10

op het moment van verkoop, dus ook als je het bedrag nog niet hebt gekregen
excl btw
verhoogt het eigen vermogen

Question 11

ontvangsten

Answer 11

je hebt het bedrag daadwerkelijk gekregen
incl btw
verhoogt liquide middelen